A Social problems: a down to earth approach Henslin
Hoofdstuk 1: How sociologist view social problems: the abortion dilemma
Leerdoel 1: begrijp de sociale verbeeldingskracht, verklaar het verschil tussen een
persoonlijk en social problem en verklaar het belang van de sociale locatie
Leerdoel 2: begrijp dat sociologen sociale locatie kunnen gebruiken om groepsgedrag te
verklaren, maar niet individueel gedrag.
Sociale verbeeldingskracht/perspectief: het kijken naar acties en het gedrag van mensen
in de context van de sociale krachten die hun vormen.
- We willen begrijpen hoe onze persoonlijke problemen samen hangen met de
bredere omstandigheden van onze samenleving.
o De bredere omstandigheden: historische gebeurtenissen e.d.
o De smallere omstandigheden: geslacht, etniciteit, religie, klasse e.d.
o De persoonlijke sociale context: relatie met familie, vrienden, collega’s e.d.
- Sociale locatie: waar je staat in de samenleving
o Fysiek: buurt, stad e.d.
o Persoonlijk: educatie, sekse, etniciteit, leeftijd e.d.
Het bepaald niet onze acties, het betekend alleen maar dat mensen in een bepaalde
hoek zijn omringd met bepaalde ideeën, geloven en verwachtingen. Het is onmogelijk
om te schatten wat één persoon zal doen. Echter kan je wel schatten wat een groep
zal gaan doen.
De sociale context helpt ons te begrijpen wat wel en niet een sociaal probleem is.
Leerdoel 3: leg uit waarom een sociaal probleem zowel bestaat uit objectieve condities en
subjectieve zorgen en waarom sociale problemen relatief zijn.
Sociaal probleem: aspecten van de samenleving waar een groot getal mensen bezorgd
over is en graag veranderd wil zien.
Twee componenten:
- Objectieve voorwaarde: een voorwaarde van de samenleving dat gemeten en/of
ervaren kan worden (is nog niet zo zeer een probleem)
- Subjectieve voorwaarde: de zorgen die een bepaald aantal mensen hebben over de
objectieve voorwaarde.
Vier kenmerken van een sociaal probleem: (problemen moeten aan minsten 2 voldoen om
een sociaal probleem te zijn)
1. Dynamisch: de samenleving veranderd en daarmee ook de problemen.
2. Relatief: verschillende mensen zien een probleem, andere een oplossing. Er zijn
vaak 2 kanten van een sociaal probleem (vb. abortus). Dit heeft te maken met de
waarde die personen hebben.
3. Onderwerp van machtsstrijd: jouw zijn krijgen ten omwille van weerstand.
4. Sociaal geconstrueerd
Leerdoel 4: identificeer de 4 fases waardoor een sociaal probleem gaat.
Een sociaal probleem gaat door 4 fases:
1. De druk voor verandering:
o Het probleem definiëren: er moet iets zijn waar men ontdaan van wordt, dit
gebeurd vaak wanneer waarden veranderen.
o De noodzaak van leiders: leiders hebben invloed op iets of het wel of niet een
probleem wordt.
o Organiseren rond het probleem: mensen verzamelen die hetzelfde denken
over een conditie.
2. Een officieel antwoord samenstellen:
o Reacties op de groeiende druk
, o Vergelding, veroordeling, accommodatie, coöptatie
3. Reageren op het officiële antwoord:
o Een kant kiezen
o Daden van goedkeuring en afkeuring
o Verdere verdeling tussen elementen
4. Alternatieve strategieën ontwikkelen:
o Voortgaan van meningsverschil
o Nieuwe strategieën die de oppositie overwinnen
Leerdoel 5: beschrijf de toevoegingen die sociologen kunnen maken in het bestuderen van
sociale problemen.
Om een objectief beeld te krijgen van een sociaal probleem kan sociologie daarbij helpen.
5 toevoegingen die sociologen kunnen maken:
1. Het meten van objectieve voorwaarden/condities
2. Het meten van subjectieve voorwaarden/condities: de meningen e.d. over een
probleem (de sociale locatie beïnvloedt weer deze mening)
3. Het toepassen van de sociale verbeeldingskracht: ze kunnen sociale problemen
plaatsen in een breder sociale context.
4. Het identificeren van mogelijk sociaal beleid: om een sociaal probleem op de kaart te
zetten kunnen ze dit doen door mensen er over te onderwijzen; campagnes e.d.
5. Het evalueren van mogelijke gevolgen van het sociale beleid
Leerdoel 6: leg uit waarom common sense niet voldoende is om sociale problemen te
snappen.
In het dagelijks leven gebruiken wij veel common sense: de ideeën die gewoon zijn voor
onze samenleving (of sociale locatie). Maar dit is vaak niet genoeg om een sociaal probleem
op te lossen: sommige van onze ideeën zijn gebaseerd op foute assumpties.
Leerdoel 7: begrijp de 4 basis research designs en research methodes die sociologen
gebruiken om sociale problemen te onderzoeken.
De methoden (manieren om onderzoek te doen) die sociologen gebruiken om een sociaal
probleem te onderzoeken hangt af van 3 factoren:
- De vraag die zij willen onderzoeken
- De kwestie van de uitvoerbaarheid
- Ethiek
Als eerst wordt er een research design gekozen:
- Case studie
- Survey
- Experiment
- Veldwerk
Na het kiezen van een design wordt er besloten hoe ze informatie verzamelen:
- Interview
- Vragenlijst
- Documenten
- Observaties
Leerdoel 8: vat samen het meningsverschil in sociologie over of een socioloog een kant
moet kiezen.
Veel sociologen zeggen dat zij de verplichting hebben om hun onderzoek objectief uit te
voeren, maar dat ze de kant moeten kiezen van diegene die wordt uitgebuit en pijn heeft.
Maar in sommige dilemma’s is er geen duidelijk ‘slachtoffer’ omdat er twee kanten zijn die
allebei vinden dat zijzelf het slachtoffer zijn.
,Sociologen bestuderen de ideeën en opvattingen die mensen hebben over bepaalde
opvattingen, maar sociologen hebben geen basis om te oordelen of iemand fout of juist is.
, Hoofdstuk 2: interpreting social problems: aging
Leerdoel 1: identificeer de 3 belangrijke theoretische kaders die sociologen gebruiken om
sociale problemen te interpreteren.
Leerdoel 2+3+4+5: leg uit het functionalisme, conflict theorie, feminist theorie en symbolisch
interactionisme en pas het toe aan een sociaal probleem.
Sociologen gebruiken theorieën: het verklaart hoe twee of meer concepten (of feiten)
gerelateerd zijn. Een theorie geeft dan een kader voor het organiseren van die feiten. Zo
geeft het een manier om die feiten te interpreteren.
Er zijn 3 belangrijke theorieën die sociologen gebruiken:
1. Functionalisme: elk deel van een machine heeft een functie, wanneer een
onderdeel goed werkt, wordt de functie vervult en de machine gaat goed verder.
o Wanneer een onderdeel faalt wordt dit een disfunctie genoemd.
Deze kunnen weer problemen veroorzaken: een sociaal
probleem.
o We moeten ook kijken naar de structuur: hoe elk onderdeel van een
samenleving is gerelateerd aan elkaar.
- Twee soorten functies:
o Manifeste functie: een actie die is bedoeld om een onderdeel van het
systeem te helpen.
Vb. zorg voor de ouderen in een tehuis.
o Latente functie: consequenties die sommige onderdelen van het sociale
systeem helpen maar die niet bedoeld waren.
- Latente disfunctie: een consequenties van de acties van men die het systeem
verstoren die niet bedoeld waren.
Vb. de tehuizen voor ouderen zijn nooit prettig om in te verblijven.
2. Conflict theorie: een sociaal probleem zijn natuurlijke en onvermijdelijke uitkomsten
van een strijd over beperkte middelen.
o Het maakt niet uit hoe een sociaal probleem eruit ziet, het is altijd een conflict
tussen twee groepen.
o Karl marx (grondlegger van de conflicttheorie) zag dit als eerste tijdens de
industriële revolutie. Wanneer het kapitalisme dominant werd in de Westerse
wereld, dit was een resultaat van een constante strijd tussen verschillende
groepen: de werkers en de capitalisten.
o Simmel vergeleek de relatie tussen de superordinates (mensen die over een
hogere plek beschikken) en de subordinates (de mensen in een lagere
positie). Volgens Simmel moeten de twee groepen samenwerken om een
gewenst resultaat te bereiken.
o Volgens Coser kan conflict ontstaan doordat men verwachtingen heeft van
elkaar die niet altijd waargemaakt kunnen worden.
Feminist theorie: het bestudeerd de relatie tussen man en vrouw van het
perspectief van de machtige die de machteloze onderdrukt en de reacties hierop.
het bekijkt de wortels van sociale problemen als een conflict die
ontstaan uit patriarchaat.
Toegepast op een sociaal probleem:
Sociale zekerheid voor ouderen is niet voortgekomen uit een groot hart van het Congres,
maar van de politieke macht van de ouderen, die samenkwamen om zo hun eigen
interesse naar voren te brengen. Om de ouderen te helpen maar om een politieke crisis
te voorkomen, gaf het congres (zo weinig mogelijk) in naar hen.
3. Symbolisch interactionisme: we zien de wereld door symbolen, dingen waaraan wij
betekenis hechten, die wij gebruiken om te communiceren met elkaar.