Team-based learning
Circulatie en volume stoornissen TBL
Vraag 1
Een 54-jarige vrouw komt bij de huisarts vanwege hypertensie. In de voorgeschiedenis is zij alleen
bekend met veneuze insufficiëntie met klachten bij lang staan en oedeemvorming in de loop van de
dag.
Welke klasse antihypertensiva is bij haar relatief gecontra-indiceerd?
a. diuretica
b. bètablokkers
c. calciumantagonisten
d. ACE-remmers
C
Vraag 2
Een 37-jarige man meldt zich op het spreekuur van de huisarts, omdat hij zich zorgen maakt over zijn
cardiovasculaire risico. Zijn 4 jaar oudere broer is namelijk vorige week overleden aan een acuut
hartinfarct. Bij lichamelijk onderzoek valt op dat hij vetbultjes op de mediale zijde van de oogleden
heeft. Het verdere lichamelijk onderzoek is niet afwijkend.
De meest waarschijnlijke diagnose is;
a. familiare hypercholesterolemie
b. familiare hypertriglyceridemie
c. polygenetische hypercholesterolemie
d. chylomicronemie
B, Familiare hypercholesterolemie
Vraag 3
Een 55-jarige vrouw meldt zich bij de internist met subfebriele temperatuur (<38.0° C) sinds enkele
weken en unilaterale hoofdpijn. Haar bloedbezinkingssnelheid bedraagt 66 mm/uur.
De meest logische volgende stap in de diagnostiek is:
a. arteria-temporalisbiopt aan de pijnlijke zijde
b. 18-fluorodeoxyglucose-PET-scan
c. ANCA-bepaling
, d. bloedkweken
a, ateria-temporalisbiopt aan de pijnlijke zijde
Vraag 4
Verschillende factoren spelen een rol bij het pompen van het veneuze bloed vanuit de voeten, tegen de
zwaartekracht in, naar het hart toe. Welke factoren zijn dit onder andere, genoemd in volgorde van
meest bijdragend aan de pompfunctie, tot minder daaraan bijdragend?
a. spierpomp
b. veneuze innervatie
c. kleppen
d. drukverschil tussen venen en hart ("vis a tergo")
A, spierpomp is de belangrijkste factor
Vraag 5
Een patiënt komt op de eerste hulp vanwege sinds enkele dagen bestaande misselijkheid en braken. De
bloeddruk is laag en de polsfrequentie hoog. De meest waarschijnlijke uitslag van
laboratoriumonderzoek is nu:
a. Een hoge natriumconcentratie in het bloed
b. Een lage natriumconcentratie in de urine
c. Een lage bicarbonaatconcentratie in de urine
d. Een hoge chloorconcentratie in de urine.
Vraag 6
Noem 5 oorzaken van hypertensie, naast essentiële hypertensie, en bedenk een passende strategie voor
aanvullende diagnostiek? Hypercholesterolemie, diabetes, atherosclerose, overgewicht,
hyperthyroïdie, Feochromocytoom, zout/drop
Vraag 7
Welke cholesterolverlagende medicatie ken je, en hoe werken ze?
Statines= verlagen cholesterol/vetgehalte, PCSK 9-remmer
- inclusisiran
Een vrouw van 54 jaar komt op het spreekuur van u als huisarts in verband met hoge bloeddruk. Ze is
er inmiddels ongeveer 2 jaar bekend met hypertensie (bij het begin van de behandeling 168/98
mmHg), en wordt behandeld met valsartan 1 dd 80 mg.
De bloeddruk bedraagt nu tijdens het spreekuur 152/86 mmHg. Haar gewicht is 80 kg bij een lengte
van 172 cm. Ze heeft geen klachten, noch van de bloeddruk, noch van de antihypertensiva. U
beschouwt dit consult als een ‘jaarcontrole’ cardiovasculair risicomanagement.
1. In welke andere gegevens moet u in dat geval nog geïnteresseerd zijn, maak onderscheid
tussen anamnese, lichamelijk onderzoek, en aanvullend onderzoek. Brainstorm er rustig op
los: de tutor harkt het wel weer een beetje aan – en anders is er het MTE-college nog!
Anamnese: - Voeding, beweging, stressoren, medicatie gebruik, lichamelijke activiteit, therapietrouw
LO: BMI, bloedruk meting, vitale parameters, Inspectie (spider navy), bloedonderzoek, Lab:
choleterol HDL, LDL, HBA1c, glucose,