Hoofdstuk 3 t/m 10, alleen paragraaf 1&2 van elk hoofdstuk:
Paragraaf 1&2 van Hoofdstuk 3:
Zelfwaardering; zelfstandigheid, zelfverzekerdheid, assertiviteit. Mensen pakken zelf
verantwoordelijkheid.
Assertief; vrijmoedig zijn, voor jezelf opkomen, zelfstandig, gedachten/gevoelens uiten. Ook wel;
opkomend voor jezelf maar zonder aanvallend op de ander. Als er ongenoegen zijn komen ze op voor
zichzelf op een manier die andere in hun waarden laat. Eigenbelang parallel met belangen
organisatie.
Agressiviteit; wel wordt aangevallen.
Subassertiviteit; onvoldoende opkomt voor jezelf.
Met zelfwaardering kan goed kritiek ontvangen, en iets te doen met feedback. Iemand met minder
zelfwaardering is gevoelig voor externe invloeden, afhankelijk van goedkeuring van anderen.
Paragraaf 1&2 van Hoofdstuk 4:
Stress op de werkvloer grootste beroepsrisico. Technostress; druk om altijd bereikbaar te zijn.
Toenemende werkdruk gespannen werkhouding langdurige gespannenheid ziekte/verzuim.
Stressbestendigheid; bestand tegen spanning, spanning bij overgang naar nieuwe situatie.
Stressbestendig hangt af van;
Draagkracht; vermogen spanning te verdragen.
Draaglast; druk/spanning van de situatie waarin hij verkeert.
Hoe minder controle mensen kunnen uitoefenen over hun werkzaamheden groter
stress/ontevredenheid.
Regelruimte; ruimte die je hebt op de hoeveelheid taken en wijze van uitvoering.
Paragraaf 1&2 van Hoofdstuk 5:
Ambitieuze mensen; duidelijk doel voor ogen, streven naar goed resultaat;
Goed werk.
Goed cijfer.
Persoonlijk record.
Substantiele bijdrage aan een goed doel.
Mensen die vaak;
IJverig zijn.
Accuraat/systematisch te werk.
Vastberaden op hun doel afgaan.
Niet gauw van hun stuk laten brengen.
Beschikken over doorzettingsvermogen.
Beschikken over incasseringsvermogen.
Een goed resultaat neerzetten.
Mensen die TE ver doorgaan eerzuchtig/streberig(die geen middel schuwen om vooruit te komen).
Voordelen om een ambitieuze medewerker te hebben;
Net afgestudeerd hbo’er beschikt over plan- en organisatievermogen. Overzicht en zorgt dat
de doelen worden behaalt.
Accuraat; zorgvuldig, werk controleert, weinig fouten.
Doorzetten, heeft incasseringsvermogen, stressbestendig.
De medewerker is dan intrinsiek gemotiveerd.
Paragraaf 1&2 van Hoofdstuk 6:
Collegiaal gedrag; vriendschappelijke omgang met collega’s. Ze zijn hartelijk, hulpvaardig, sociaal
voelend, inlevingsvermogen, signaleren de behoefte van anderen.
Teamspelers zijn flexibel, weten inbreng van andere naar waarde te schatten en in te zetten.
Flexibel; veranderbaar, soepel, overal voor open staan.