Samenvatting Kennistoets | Periode 3.2 Psychologie
Door sociale contacten en relaties
• Minder eenzaamheid
• Minder depressie
• Minder grote kans om eerder te overlijden
• Minder grote kans om opgenomen te worden in psychiatrische inrichting
• Minder grote kans op oplopen van hart- en vaatziekten
• Buffer tegen stress
- Het contact met mensen hebben wij nodig. Dan hebben wij minder last van bovenstaande punten.
Transitie: zo min mogelijk hulpverlening willen belasten. Mensen moeten het proberen zelf op te lossen.
Evolutionaire psychologie
- Deze psychologie kijkt; hoe wij mensen zijn geworden, dat heeft een oorzaak, en die oorzaak is dat ons geholpen
heeft om te overleven. Wij zijn sociaal, en kennelijk vergroot dat onze overlevingskansen. Als we dat niet hebben,
gaan we eerder dood. Ze zorgen voor de onderstaande 3 punten:
Sociale contacten dragen bij aan overleven van de soort, omdat deze contacten:
• Zorgen voor sociale steun (zorgt voor goede psychische en fysieke gezondheid)
• Samenwerking mogelijk maken (waardoor doelen (bv. Een beter milieu) bereikt kan worden
• Voortplanting mogelijk (nageslacht, zodat de mens niet uitsterft)
Vormen van sociale steun
- Emotionele steun (je probeert er voor elkaar te zijn, je luistert naar elkaar)
- Informationele steun (je geeft informatie/advies aan elkaar)
- Instrumentele steun (is hetzelfde als praktische steun, de een helpt de ander met behangen)
- Waarderende steun (je geeft elkaar een goed gevoel, ik ben trots op jou, goed gedaan, fijn dat je er bent).
Al deze 4 vormen van steun zijn belangrijk om te kunnen overleven.
- Sociale steun: elkaar helpen
Dat de ontvanger van sociale steun voordeel ervaart van de steun lijkt evident: hij ervaart, door de steun, minder stress en
een verhoogd psychisch en lichamelijk welzijn. Maar waarom zou de gever helpen? Een andere term voor het helpen van
mensen is pro sociaal gedrag of altruïsme. Onderstaande theorieën helpen begrijpen waarom mensen pro sociaal gedrag
kunnen vertonen.
Verklaringen voor sociale steun (stellingen)
1. Inclusive fitness theorie: Genetische band
Mensen zijn vooral bereid anderen te helpen met wie ze een genetische band delen. De drijfveer hierbij is dat
mensen gericht zijn op de overleving van hun genen. Door het helpen van familie, helpen ze dus ook hun eigen
genen overleven. Dus bijv. eerder je kind dan je man.
2. Competitive altruism theorie: Verbeteren eigen reputatie
Mensen die anderen helpen, zijn populairder, geliefder en worden eerder als leider gekozen.
3. Empathie-altruïsme-theorie: Empathie voor de ander
Uit empathie willen mensen, zonder eigenbelang, de ander helpen. (inlevingsvermogen)
4. Negative-state-relief-model: Gemotiveerd om onlustgevoelens verminderen
Volgens deze theorie hoeven mensen niet perse empathie te voelen om iemand in nood te helpen. Men kan de
ander gaan hepen, niet zozeer om die ander plezier te doen, maar om bij zichzelf die negatieve gevoelens weg te
halen (wanneer men zich bijv. angstig, gestrest, of schuldig voelt).
5. Mood enhancement theorie: Gemotiveerd om zich goed te voelen
Mensen helpen omdat ze daarmee, onbewust in een betere stemming proberen te komen. Pro sociaal gedrag –
helpen, verzorgen – kan heel bevredigend zijn: het geeft een goed gevoel dat je belangrijk bent voor de ander en
iemand je nodig heeft. Dit verschilt van model 4 omdat bij deze reden mensen geen negatieve gevoelens ervaren
die worden opgewekt door het lijden van een ander. Bij reden 4 is dit wel het geval. (dus voor een goed humeur)
6. Ervaren van plichtsbesef
Mensen kunnen pro sociaal gedrag vertonen omdat ze zich daartoe, om wat voor reden dan ook, verplicht voelen.
Je hebt het van huis uit meegekregen. Je hoort bijv. op te staan voor ouderen mensen.
7. Sociale-uitwisselingstheorie: Streven naar wederkerigheid
Dit is een kwestie van geven en nemen. Ik doe iets voor de ander, en dan ga ik ervanuit dat die ander in de
toekomst ook iets voor mij kan doen.
Welke theorie(en) het meest passend zijn, hangt af van omstandigheden en betrokken personen.
1
, Waak voor het hulpverlenerssyndroom
Wat is dat? Het helpen van anderen om je goed te voelen over jezelf
De overtreffende trap van de mood enhancement theorie
Sociale contacten maken samenwerking mogelijk
Er zijn veel doelen om te behalen, die we alleen d.m.v. samenwerking kunnen bereiken.
Optimale samenwerking wanneer er sprake is van:
• Positieve sociale interdependentie: dat mensen van elkaar afhankelijk zijn, op een positieve manier.
(Als mensen op een negatieve manier van elkaar afhankelijk zijn, zijn ze elkaars concurrenten).
- er is niet alleen sprake van individuele doelen, maar ook van een of meer groepsdoelen: gezamenlijk streven.
• Groepsdoelen (je moet hiervoor groepsdoelen formuleren)
• Cohesie (dat bevorderd de samenhang(cohesie), hoe voel jij je aangetrokken/verbonden tot je groepsgenoten).
• Vertrouwen (hier is ook vertrouwen voor nodig. Je moet elkaar vertrouwen op elkaars goede intenties).
• Gevoel van rechtvaardigheid (ook belangrijk, dat je het gevoel hebt iedereen op dezelfde manier behandeld
wordt)
- Dit zijn allemaal voorwaarden waar aan voldaan moet zijn, zodat mensen op een goede manier met elkaar samen
kunnen werken.
Sociaal dilemma: (casus)
Collectief belang of eigen belang?
Als iedereen kiest voor het individuele belang, is dat op lange termijn schadelijk voor het collectief belang en leidt uiteindelijk
iedereen verlies (leegvissen van de oceanen).
In een sociaal dilemma zullen mensen eerder bereid zijn tot samenwerking – dus kiezen voor het collectieve belang boven
het eigenbelang – als er sterke sociale normen heersen die het betreffende gedrag voorschrijven.
Sociale normen zijn gedragsregels waarvan de meeste groepsleden op de hoogte zijn en die aangeven wat er van
groepsleden wordt verwacht.
Collectief belang boven eigen belang?
Eerder bereid tot samenwerking wanneer:
• Sterke sociale normen: gedragsregels die aangeven wat er van groepsleden wordt verwacht
Descriptieve normen: wat mensen denken dat anderen in een bepaalde situatie doen of wat mensen
anderen zien doen, dat dat de ‘norm’ is, dat dat ‘goed’ is.
(als hij zijn pan niet afwast, dan was ik mijn pan ook niet af).
(het schoon houden van de openbare ruimte, kan gezamenlijk bereikt worden)
Injunctieve normen: (prescriptief) wat door de groep als (on)gewenst wordt gezien (hoe hoort het
eigenlijk?)(ongeschreven regels)(dat snoeppapier in afvalbakken hoort en dat op straat gooien van papier
niet goed is)(iedereen houdt zich aan het schoonmaakrooster)
Descriptieve norm heeft sterkere invloed op gedrag. Idealiter komen descriptieve en injunctieve norm overeen.
Sociale netwerken
• Sociaal netwerk: geheel van mensen waarmee een relationele band is.
Zorgen voor steun, ontspanning, gevoel ergens bij te horen (belangrijke levensbehoeften).
Mensen die in aanraking komen met de hulpverlening omwille van psychische, emotionele of sociale problemen, hebben
vaak een veel kleiner sociaal netwerk dan gezonde mensen.
Steungroep: Dit zijn mensen die men al lang kent, die belangrijk voor
mensen zijn en met wie men geregeld contact heeft/met wie men zich erg
close voelt en bij wie men steun zoekt bij emotionele problemen of crises.
Sympathiegroep: de groep mensen met wie men goed kan opschieten en
waarbij men, als iemand uit deze groep opeens zou komen te overlijden, erg
overstuur zou raken.
Weak ties: oppervlakkigere contacten, zoals de bakker op de hoek of
iemand met wie men geregeld chat. (vertaald als: zwakke banden). Leveren
vooral plezier op en weinig verplichtingen. (facebook contacten)
Ecogram: kan helpen nagaan wat de kwaliteit en omvang is van het sociale
netwerk van een cliënt.
2