Toets Juridische haalbaarheid
bepalen
Toetsstof
Les 1: Inleiding recht...............................................................................................................................3
paragrafen 5 t/m 7, 9, 9.1, 9.6, 10, 11, 13 t/m 17.4, 18, 20 t/m 23.3..................................................3
Les 2: Strafuitsluitingsgronden...............................................................................................................7
paragrafen 23.4 t/m 24.......................................................................................................................7
Les 3: Uitbreiding strafbaarheid.............................................................................................................9
paragrafen 25, 26.4 t/m 26.11, 27 t/m 30.2.......................................................................................9
Les 4: Formeel strafrecht......................................................................................................................12
paragrafen 32.5, 34 t/m 37.3............................................................................................................12
Les 5: Vrijheidsbenemende dwangmiddelen........................................................................................15
paragrafen 38 t/m 39.6.....................................................................................................................15
Les 6: Niet vrijheidsbenemende dwangmiddelen.................................................................................18
paragrafen 39.7 t/m 41.5 + Bijzondere opsporingsmethoden..........................................................18
Les 7: Vervolgbeslissingen....................................................................................................................21
paragrafen 43 t/m 50.4.....................................................................................................................21
Verplichte jurisprudentie......................................................................................................................24
Saunders (EHRM)..............................................................................................................................24
Van Mechelen (EHRM)......................................................................................................................24
Salduz (EHRM)..................................................................................................................................24
Melk en water (HR)...........................................................................................................................24
Opticien (HR)....................................................................................................................................24
De auditu (HR) Belangrijk!.............................................................................................................24
Weigering naamsopgave (HR)...........................................................................................................24
Oude kijk in ’t Jatstraat (HR).............................................................................................................25
Veearts (HR)......................................................................................................................................25
Eindhovense brandstichting (HR)......................................................................................................25
Wormerveerse brandstichting (HR)..................................................................................................25
Inrijden op agent (HR)......................................................................................................................25
Meer en vaart (HR) Belangrijk!......................................................................................................25
Letale longembolie (HR)...................................................................................................................26
Uitzendbureau Cito (HR)...................................................................................................................26
1
,Containerdiefstal (HR).......................................................................................................................26
Meta Hofman (HR)............................................................................................................................26
Aanmerkelijke kans (HR)...................................................................................................................26
Bijlmer noodweer (HR).....................................................................................................................26
Afvoerpijp (HR).................................................................................................................................27
Hennepkwekerij (HR)........................................................................................................................27
Hollende kleurling (HR).....................................................................................................................27
2
,Les 1: Inleiding recht
paragrafen 5 t/m 7, 9, 9.1, 9.6, 10, 11, 13 t/m 17.4, 18, 20 t/m 23.3
Definitie recht
Het recht kun je onderscheiden in 2 soorten: Civielrecht en Publiekrecht.
- Civielrecht/burgerrecht Overheid houdt zich erbuiten, gaat alleen over burgers
- Publiekrecht Is tussen burgers en de overheid
o Strafrecht, verdachte en overheid
o Bestuursrecht, vergunningen en belastingen
Civielrecht en Publiekrecht kunnen in elkaar overlopen. Denk hierbij aan schadevergoedingen bij een
strafbaar feit. De schadevergoeding gaat tussen 2 burgers, maar de overheid bepaalt dat er een
schadevergoeding moet komen bij het strafbare feit.
De nullum-crimen-regel (ook wel het legaliteitsbeginsel genoemd) wordt ook wel de hoeksteen van
het strafrecht genoemd. In dit artikel (1.1) staan twee dingen: wil een feit strafbaar zijn, dan moet het
vallen onder een wettelijke strafbepaling en zo’n strafbepaling mag geen terugwerkende kracht
hebben.
Kenmerken strafrecht
In het strafrecht gaat het over het recht tussen burgers en de overheid. Dit heeft dan ook een punitief
(=bestraffend) karakter. Dit punitieve karakter heeft 2 redenen: Het beïnvloeden van het menselijke
gedrag zodat het volgens de rechtsregels verloopt en het wegnemen/verminderen van onrust in de
samenleving door het delict. Er zijn verschillende theorieën over het straffen aan de hand van
delicten. Al deze theorieën hebben hiermee ook hun eigen doelen:
- Vergelding. Dit is de absolute theorie. De straf is het eigen doel, de overheid wil hier niks mee
bereiken. Dit lijkt het meest op ‘oog om oog, tand om tand’.
o Strafgrond (Waarom mag de overheid straffen?) en strafdoel (Wat wil de overheid
met straffen bereiken) zijn niet te onderscheiden.
- Preventie. Dit is een relatieve theorie en kun je weer opdelen in 2 categorieën:
o Speciale preventie: de overheid wil de dader iets leren
o Generale preventie: de overheid wil het publiek of de maatschappij iets leren
Ook deze twee categorieën zijn niet volledig te scheiden.
- Verenigingstheorie. Dit is een samenvoeging van de twee doelen vergelding en preventie. De
burger heeft recht op straf om te kunnen voorkomen dat hij buiten de gemeenschap wordt
gesloten.
Het strafrecht handhaaft alleen daar, waar het vredemakend of normschendingen voorkomend
werkt. Waar de strafrechtspleging dit niet kan, zal het moeten terugtreden. Om het strafrechtspleging
als rationeel systeem te hanteren, moet er gekeken worden naar het effect op 4 kringen: de dader,
het slachtoffer, directe omgeving van de dader en de samenleving.
Bronnen van strafrecht
De geschreven rechten van verdachten staan op verschillende manieren beschreven. Dit zijn op
volgorde van belangrijkheid:
- Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Hierin staat dat de verdachte recht
heeft op een eerlijk proces. Ook staan de mensenrechten hierin.
3
, - Grondwet. Hierin staan de klassieke grondrechten. De overheid mag zich hierin ergens niet
mee bemoeien. Denk bijvoorbeeld aan het briefgeheim.
- Wet (formele zin). Dit zijn de rechtsregels in het wetboek. Deze zijn opgesteld door de
wetgevende macht (1e en 2e kamer + ministers + koning)
- Besluit (AMVB). Dit zijn rechtsregels die zijn opgesteld door de uitvoerende macht (=regering:
ministeres + koning)
Voor forensisch onderzoek staan in de wet de regels waaraan gehouden moet worden. In de
besluiten staat hoe de technische uitvoering moet verlopen.
Naast de geschreven rechten zijn er ook nog ongeschreven rechten. Dit komt omdat het wetboek niet
altijd voldoet aan bepaalde maatschappelijke situaties. De rechter kan dan bepalen een wet wat
breder te trekken. Deze zijn terug te vinden in:
- De jurisprudentie. Dit zijn de uitspraken van de rechter. Hierin wordt de wet geïnterpreteerd
en waar nodig aangevuld als het wetboek niet voldoet. Dit laatste doen ze echter liever niet.
- Algemene beginselen. Deze kunnen zowel geschreven als ongeschreven zijn. Voorbeelden
hiervan zijn:
o Het proportionaliteitsbeginsel: De middelen moeten in evenwicht zijn met het doel.
Deze wet kan 2 kanten op werken.
o Nemo tenuturbeginsel: Niemand is verplicht om een verklaring af te leggen. Je kunt
je beroepen op je zwijgrecht.
o Onschuldbeginsel: Iemand is onschuldig tot het tegendeel is bewezen.
De belangrijkste partijen
Bij het strafrecht zijn verschillende partijen betrokken. Dit zijn:
- De verdachte: uit feiten en omstandigheden vloeit een redelijk vermoeden tot een strafbaar
feit. [Jurisprudentie: Hollende kleurling]
- Eventueel diens advocaat. Een advocaat die optreedt in strafzaken wordt raadsman genoemd.
Een advocaat heeft zich te houden aan bepaalde tuchtregels.
- Politie: zorgt voor het opsporen van strafbare feiten(justitiële politiezorg), hulpverlening en
openbare orde (bestuurlijke politiezorg). Bestaat uit de nationale politie, Marechaussee en
bijzondere opsporingsdiensten. Kan en mag bepaalde feiten ook ‘door de vingers zien’.
- Openbaar Ministerie (OM): geeft leiding aan de politie voor de opsporing van strafbare
feiten. Het OM wordt ook wel de staande magistratuur genoemd. Het OM bestaat uit een
aantal parketten:
o Arrondissementsparket: vervolgen van strafbare feiten en leiding van het
opsporingsonderzoek.
o Ressortsparket: belangrijkste taak is de vervolging in hoger beroep.
o Landelijk parket gezag over Nationale Recherche. De belangrijkste taak is het
bestrijden van zware en georganiseerde misdaad in Nederland of internationaal.
Levert ook capaciteit voor internationale samenwerkingsverbanden.
o Functioneel parket: gezag over 4 bijzondere opsporingsdiensten.
o Parket centrale verwerking OM: verkeer en vervoer OM en alle beroepen die iets met
het verkeer te maken hebben.
- Rechterlijke macht. De berechting van strafbare feiten wordt in de Grondwet opgedragen aan
de rechterlijke macht. De rechterlijke macht wordt uitgeoefend door de rechtbanken (10), de
gerechtshoven (4) en de Hoge Raad. Binnen de rechterlijke macht zijn er een aantal
personen, deze personen samen worden ook wel de zittende magistratuur genoemd. Deze
4
, zijn onafhankelijk van de uitvoerende macht en worden benoemd voor het leven door de
Tweede Kamer:
o Feitenrechters. Deze rechters rouleren in hun taak, dus dan eens kantonrechter en
een keer daarna deel van een meervoudige kamer.
In de rechtbank (in eerste aanleg)
Kantonrechter: Bij alleenstaande overtredingen.
Politierechter: Bij eenvoudige misdrijven. Dit houdt in: als het bewijs
eenvoudig is en er minder dan 1 jaar gevangenisstraf is geëist.
Behandelen alleen strafzaken.
Meervoudige kamer: Bij alle andere delicten. Hierbij zijn 3 rechters
aanwezig en de delicten zijn niet eenvoudig.
Gerechtshof (hoger beroep). De zaak wordt helemaal opnieuw bekeken en
beoordeeld. Zowel verdachte als OM kunnen in hoger beroep gaan.
o Geen feitenrechters
In cassatie bij de Hoge Raad. Hier blijven de feiten hetzelfde. De Hoge Raad
kijkt alleen naar juridische feiten en rechtsschendingen. Ze doen zelf geen
uitspraak. Casseert bij ernstige rechtsschendingen. Het hof moet de zaak dan
opnieuw doen.
Europees Hof voor de Rechten van de Mens: oordeelt of de nationale rechter
het EVRM heeft geschonden.
- Griffier: dit is degene die tijdens de rechtspraak alles schriftelijk vastlegt. De griffie maakt ook
deel uit van de zittende magistratuur.
- Ministerie van Veiligheid en Justitie. Het ministerie is zowel betrokken bij de wetgeving als de
rechtspraak als de uitvoering van de strafrechtelijke beslissingen.
Hoofdindeling
Het strafrecht kun je opdelen in materieel strafrecht en formeel strafrecht. Het materieel
strafrecht(vooral eerste lessen) gaat over de inhoud van een zaak. Wat is er gebeurd en welke straf
wordt hiervoor gegeven. In een overzicht ziet dit er als volgt uit:
- Strafbepalingen. Hier vallen onder:
o Delictsomschrijving: een ander opzettelijk van het leven beroven
o Kwalificatie: doodslag (staat er niet altijd bij)
o Sanctiebepaling: 15 jaar gevangenis of geldboete van de 5 e categorie
- Vormen van daderschap
- Strafuitsluitingsgronden
- Soorten straffen en maatregelen
In de delictsomschrijving (strafbepaling) staan wel de bestanddelen. Dit zijn stukjes gedragingen, die
bewezen moeten worden. In het voorbeeld zijn dit ‘opzet’ en ‘een ander van het leven beroven’.
Elementen staan niet in de delictsomschrijving, omdat ze zo vanzelfsprekend zijn dat ze verondersteld
worden aanwezig te zijn. De verdachte moet aannemelijk maken dat dit niet het geval is (omgekeerde
bewijslast). Voorbeelden zijn ‘wederrechtelijkheid (strijdig met het recht/de wet)’ en ‘schuld (in de zin
van verwijtbaarheid/toerekeningsvatbaarheid)’. De definitie van een strafbaar feit is dan als volgt: een
strafbaar feit is een menselijke gedraging, die valt binnen de grenzen van een delictsomschrijving,
wederrechtelijk is en aan schuld te wijten. Alleen als alle in de delictsomschrijving voorkomende
bestanddelen ook in de bewezenverklaring staan, kan sprake zijn van een strafsanctie, mits er ook
wederrechtelijkheid en schuld is.
5