hoofdstuk 1
er bestaan twee soorten dagvaardingen
- civielrechtelijke dagvaarding - worden verstuurd door de ene burger aan de andere
om een civielrechtelijk geschil uit te vechten
- strafrechtelijke dagvaarding - wordt verzonden door een officier van justitie om een
verdachte terecht te laten staan voor de strafrechter
eigenrichting is verboden - zelf op iemand straffen als iemand jou bijvoorbeeld heeft
geslagen. je doet dan aangifte op grond van art. 300 sr (mishandeling)
het opleggen van een straf dient voornamelijk voor twee doelen:
- vergelding - het kwaad dat de dader veroorzaakt wordt door het opleggen van straf in
de eerste plaats vergolden door leedtoevoeging, de dader heeft kwaad afgeroepen
op de samenleving en daarom roept de samenleving kwaad af over hem.
- preventie - mensen willen geen straf, dus plegen minder snel een strafbaar feit.
er worden twee verschillende soorten preventie onderscheiden
speciale en generale preventie
speciale preventie houdt in dat de dader die in aanraking is gekomen met de gevolgen de
volgende keer wel twee keer zal nadenken voordat hij nog eens zoiets doet. het opleggen
van voorwaardelijke straffen (deze worden niet ten uitvoer gelegd op voorwaarde dat de
persoon zich gedurende die tijd niet opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit) zijn hier
een goed voorbeeld van.
generale preventie heeft als uitgangspunt het afschrikken van de consequenties. een
gestrafte moet een voorbeeld zijn dat potentiële wetsovertreding afschrikt.
strafrecht kan in drie delen worden verdeeld: materieel strafrecht, formeel strafrecht en
sanctierecht.
- materieel strafrecht: gaat over de vraag wat een strafbaar feit is. het materiële
strafrecht bepaalt welk gedrag niet toegestaan is en welke personen daarvoor
kunnen worden gestraft. het gaat in de eerste plaats op strafbepalingen (bijv. diefstal
of moord) maar ook over de uitsluitingen hiervan (bijv. noodweer) en de uitbreiding
van strafbaarheid (bijv. poging tot en medeplichtigheid). dit deel van het strafrecht
vind je voornamelijk in het wetboek van strafrecht.
- formeel strafrecht: wordt ook wel het strafprocesrecht of de strafvordering genoemd.
dit deel van het strafrecht bepaalt welke regels moeten worden gevolgd wanneer een
norm van het materiële strafrecht is overtreden. het strafprocesrecht (voornamelijk
geregeld in het wetboek van strafvordering) geeft bijv. de regels voor de
bevoegdheden van de politie, de duur van de voorlopige hechtenis en het instellen
van hoger beroep.
- sanctierecht: heeft betrekking op de voorwaarden waaronder bepaalde straffen
mogen worden opgelegd en ten uitvoer gelegd. het gaat dan bijv. om de vraag of
voor een bepaald strafbaar feit een taakstraf mag worden opgelegd en op welke
voorwaarden een rechter iets voorwaardelijk mag opleggen. het sanctierecht is zowel
in het wetboek van strafrecht als in het wetboek van strafvordering te vinden.
,commune strafrecht - het strafrecht dat in de wetboeken is opgenomen (art. 107 grondwet
draagt de wetgever op om de regels van het strafrecht in wetboeken op te nemen)
bijzondere strafrecht - strafbepalingen die in andere wetten staan, bijv. wegenverkeerswet,
wet wapens en munitie en de opiumwet.
de meeste wetten zijn in formele zin. maar er zijn ook wetten die niet door de staten
generaal en de regering tot stand komen, maar door lagere openbare lichamen. bijv. de
algemene plaatselijke verordening van de gemeente (iets kan in een gemeente wel strafbaar
zijn en in een andere niet)
art 91 sr maakt duidelijk dat de bepalingen van boek 1 van het wetboek van strafrecht ook
van toepassing zijn op feiten die strafbaar zijn gesteld in bijzondere strafwetten en lokale
strafwetgeving. wanneer iemand bijv. wordt gedagvaard wegens poging tot een misdrijf dat
in de opiumwet staat, zal op grond van art. 45 sr moeten worden bepaald of er inderdaad
sprake is geweest van een strafbare poging.
het wetboek van strafrecht (sr) bestaat uit drie hoofdonderdelen (boeken)
- boek 1: algemene leerstukken van materieel strafrecht, zoals stafuitsluitingen en
poging. dit zijn algemene leerstukken omdat deze van toepassing zijn op alle
delicten.
- boek 2 & 3 - bevatten uitsluitend strafbepalingen: omschrijvingen van gedrag dat
strafbaar is, met daarbij een aanduiding van de maximale straffen die mogen worden
opgelegd. het onderscheid tussen deze boeken heeft uitsluitend te maken met de
ernst van de delicten: in boek 2 worden alleen misdrijven strafbaar gesteld en boek
3 bevat uitsluitend overtredingen.
het wetboek van strafvordering (sv) is ook ingedeeld in 6 boeken, titels en afdelingen.
nederland sluit verdragen met andere staten, waarin bepaalde verdragen die bijv. als doel
hebben cybercrime, terrorisme of discriminatie te bestrijden. als gevolg van verdragen kan
nederland verplicht zijn om bepaald gedrag strafbaar te stellen of bepaalde bevoegdheden
in het leven te roepen. we hebben het hier over internationaal recht. deze regels zijn
supranationaal rechtelijk van aard: het gaat om regels die een internationale organisatie
opgelegd waar de lidstaten die bij die organisatie horen zich aan moeten houden (bijv.
besluiten van de europese unie)
hoofdstuk 2 - materieel strafrecht
het materiële strafrecht bepaalt welk gedrag strafbaar is. dat wordt in de eerste plaats
aangegeven door de wet.
de strafbepaling in de meest volledige vorm bestaat uit een delictsomschrijving, een
kwalificatie-aanduiding en een strafbedreiging.
- de delictsomschrijving geeft aan welke ongewenste gedraging de wetgever strafbaar
heeft willen stellen.
- de kwalificatie-aanduiding maakt duidelijk hoe het gedrag in juridisch opzicht moet
worden benoemd.
, - de strafbedreiging bepaalt welke soort straf mag worden opgelegd en wat het
maximum daarbij is (bijv. art. 225 lid 1 sr)
niet alle wetten bevatten een duidelijke omschrijving van het strafbare gedrag en een
kwalificatie-aanduiding, bijv. art. 300 lid 1 sr (mishandeling)
in de bijzondere wetten zijn de strafbepalingen vaak volgens een ander stramien
opgebouwd.
- de delictsomschrijving en de strafbedreiging zijn in veel bijzondere wetten ‘uit elkaar
getrokken’, waarbij de delictsomschrijving soms niet op de klassieke manier
geformuleerd is als een gedraging, maar als een verbod.
de opbouw van het strafbare feit in vier componenten
het vierlagenmodel:
de definitie van een strafbaar feit in de materieel strafrechtelijke zin: een strafbaar feit is een
menselijke gedraging die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving, die
wederrechtelijk is en aan schuld te wijten. hierin liggen vier componenten van het strafbare
feit besloten, die tevens cumulatieve voorwaarden zijn waaraan moet zijn voldaan voordat
iemand gestraft kan worden:
1. menselijke gedraging (mg)
2. wettelijke delictsomschrijving (do)
3. wederrechtelijkheid (w)
4. schuld (als verwijtbaarheid, daarom afgekort als v)
schematisch weergegeven ziet het strafbare feit er als volgt uit:
- MG
- DO
- W
- V
menselijke gedraging
de eerste voorwaarde is sprake van een menselijke gedraging. de gedraging moet dus
verricht zijn door een mens. dit kunnen zowel natuurlijke personen als rechtspersonen zijn.
verder moet het hier gaan om een menselijke gedraging. niemand kan vervolgd of gestraft
worden voor het hebben van bepaalde gedachten. niet alleen actief optreden kan als
gedraging worden aangemerkt. in sommige gevallen kan ook het nalaten om actief op te
treden een strafbare gedraging opleveren.
in strafprocessueel perspectief: de menselijke gedraging zal uiteindelijk tot uitdrukking
moeten komen in de tenlastelegging (een processtuk waarin staat beschreven welke
gedraging de verdachte, volgens de officier van justitie, zou hebben verricht).
art. 350 sv schrijft voor dat de rechter zich buigt over de vraag of het ten laste gelegde feit
bewezen kan worden verklaard. wanneer geen formele beletselen bestaan om het ten laste
gelegde feit te beoordelen beraadslaagt de rechtbank op den grondslag der telastlegging en
naar aanleiding van het onderzoek op terechtzitting over de vraag of bewezen is dat het feit
door den verdachte is begaan. als dat komt vast te staan, zal de rechter het feit bewezen
, verklaren. als het niet mogelijk is om bewezen te verklaren zal de rechter moeten vrijspreken
(art. 352 lid 1 sv)
de wettelijke delictsomschrijving
de tweede voorwaarde voor strafbaarheid geldt dat de menselijke gedraging moet vallen
binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving: gedragingen zijn pas strafbaar als
zij in de strafwet terug te vinden zijn. de wetgever heeft bepaalde gedragingen
veralgemeniseerd in de wet omschreven. het is namelijk voor de wetgever onmogelijk om
alle denkbare strafbare gedragingen expliciet in de wet op te nemen. bijv. alle manieren
waarop burengeruchten kunnen ontstaan. dit brengt met zich mee dat er altijd enen
vertaalslag gemaakt moet worden. de feitelijke gedraging moet een juridische duiding, een
juridisch etiket krijgen.
in strafprocessueel perspectief: in iedere individuele strafzaak zal de rechter de bewezen
verklaarde feitelijke gedraging uit de tenlastelegging juridisch moeten benoemen. dit proces
heeft kwalificatie. art. 350 sv draagt de rechter op het feit te kwalificeren. de rechter moet
namelijk beslissing welk strafbaar feit het bewezen verklaarde volgens de wet oplevert. de
rechter moet na de vaststelling dat de verdachte het feit heeft begaan (bewezenverklaring)
bepalen welke wettelijke delictsomschrijving precies van toepassing is op het bewezen
verklaarde.
de wederrechtelijkheid
wederrechtelijkheid is ook een voorwaarde van strafbaarheid. wederrechtelijk houdt in in
strijd met de wet. als iemand niet handelt in strijd met het recht, als zijn gedrag, niet verkeerd
is, dan dient er ook geen straf te volgen. we kijken dan puur naar de gerechtvaardigdheid
van de daad, daarmee is niets gezegd over de mate waarin deze gedraging aan de dader
verweten kan worden. dat is het terrein van schuld.
meestal is het zo dat met het vervullen van de delictsomschrijving de wederrechtelijkheid
ook gegeven is. er kunnen dan echter omstandigheden zijn die het gedrag rechtvaardigen,
uitzonderingen. bijna altijd wanneer iemand opzettelijk om het leven wordt gebracht, bestaat
er geen rechtvaardiging maar in enkele gevallen is er een rechtvaardigingsgrond. bijv.
wanneer je jezelf moest verdedigen en geen andere keuze had.
bijv. wanneer iemand inbreekt in je huis, en jou probeert te vermoorden, jij hebt geen andere
keuze dan hem neer te steken. wederrechtelijkheid betekent het handelen in strijd met de
eisen van het recht, dus dat er een rechtsnorm wordt overtreden, dan kan niet gezegd
worden dat de gedraging wederrechtelijk is. iedereen heeft namelijk het recht om zich te
verdedigen (art. 41 sr noodweer).
de schuld
de laatste voorwaarde voor strafbaarheid is schuld. niemand mag gestraft worden zonder
dat hij schuld heeft. schuld moet worden opgevat als verwijtbaarheid.daarvan is sprake als
men van iemand in redelijkheid kon vergen dat hij zich anders gedroeg dan hij deed. als
iemand reëel gedragsalternatief (als iemand redelijkerwijs een andere optie had dan het
overtreden van de wet) had dan bestaat er verwijtbaarheid.