Algemeen
Bij historiografie doen we onderzoek naar hoe andere mensen keken naar het verleden: wat
bestudeerden ze, hoe deden ze dat, welke vragen stelden ze, welke keuzes maakten ze, etc.
Er zijn 3 belangrijke historiografische stromingen:
Politieke Geschiedenis: dit heeft betrekking op macht: wie heeft macht en waarom.
Economische, Sociale en Demografische geschiedenis: gaat over het zichtbaar maken
van het onzichtbare: welke sociale groepen waren er en wat was hun plek in de
maatschappij. Ze gebruiken veel kwantitatieve methoden
Cultuurgeschiedenis: gaat over kunst, muziek en architectuur, maar ook andere
cultuuruitingen, zoals gedrag en intellectuele cultuur
! er bestaat wel overlap tussen deze 3
Twee mogelijke benaderingen, volgens Daniel Woolf:
Historici kunnen kijken naar de historiografie van één specifiek onderwerp: bijv. de
Franse Revolutie: wat waren de oorzaken, gevolgen, belangrijkste actoren, etc.
Historici kunnen ook kijken naar de langetermijnontwikkeling: hoe schreven mensen
over het algemeen geschiedenis en hoe ontwikkelde dit zich
Primaire en secundaire bronnen:
Een bron kan zowel een primaire als een secundaire bron zijn, dit ligt eraan wat je
onderzoekt
Neem bijv. Herfsttij der Middeleeuwen van Johan Huizinga:
o Dit is een primaire bron, als je onderzoekt hoe men in de 19 e eeuw schreef over
de middeleeuwen
o Dit is een secundaire bron, als jij ook de middeleeuwen onderzoekt en met
Huizinga in discussie gaat over hoe hij bep. dingen interpreteert
Waarom historiografie?
Om je eigen identiteit als historicus te ontdekken: wat wil ik bestuderen, wat vind ik
belangrijk en hoe verhoud ik me tot dat wat al is geschreven?
Kritische reflectie: je bewust worden van wat er allemaal is geschreven, en vooral ook
wat er niet is geschreven
Je wordt je bewust van continuïteiten en breuken in de geschiedenis; welke stroming
was wanneer relevant?
Je wordt je bewust van het belang van de maatschappelijke context van de
geschiedschrijving; dit bepaalt wie er schrijft, waarover, welke methodes, etc.
Historiografie begrijpen door:
Genoeg kennis te hebben/op te doen van de maatschappelijke context
Actie-reactie: geen enkele historicus schrijft in een vacuüm; ze nemen altijd wat van
hun voorgangers mee, laten bepaalde dingen achter en voegen iets van henzelf toe
Kenmerken, breuken en continuïteiten identificeren
Oudheid
Grieken
Vroege Griekse historiografie
Oorsprong van geschiedschrijving ligt in de epen (bijv. van Homerus)
Er wordt nauwelijks onderscheid gemaakt tussen feiten en mythen
Veel gebeurtenissen worden toegeschreven aan Tyche: de godin van het lot en het
toeval
Er ontstaat een cyclisch beeld van de geschiedenis: gebeurtenissen herhalen zich
telkens weer, zonder zichtbare ontwikkeling
Historici pogen om lessen te trekken uit het verleden (historia magistra vitae)
, Er werd vooral geschreven in doorlopende narratieven, en weinig chronografische
werken
Geschiedenis werd vooral geschreven door de geletterde elite
Herodotus
Was als één van de eerste historici duidelijk aanwezig in de tekst: hij gaf zijn mening,
erkende zijn vooroordelen en beschreef zijn methoden
Had niet alleen aandacht voor politieke gebeurtenissen, maar ook voor sociale en
culturele geschiedenis, en tradities en gewoonten van allerlei volkeren; hij schreef niet
alleen over de Grieken, maar ook over de ‘barbaren’
Betrekt nog wel mythen in zijn geschiedschrijving, maar kijkt al kritisch naar
sommige mythen
Reisde veel, en verzamelde veel getuigenverklaringen om op te nemen in zijn werk,
hoewel hij hier ook wel kritisch naar keek
Geschiedenis was voor hem een literair genre, het moest leuk zijn om te lezen en voor
te dragen
Thucydides
Was een Atheens politicus en generaal tijdens de Peloponnesische oorlog, waar hij
over schreef
Gebruikte net als Herodotus veel getuigenverklaringen, maar alleen van insiders die
heel dicht bij de gebeurtenissen stonden geschiedenis was voor hem een zaak van
mannen uit de hoogste kringen van de samenleving, die het vaakst dichtbij
gebeurtenissen stonden en dus wisten waar ze het over hadden
o Hij beperkte zich dan ook vooral tot politieke geschiedenis, de geschiedenis
van ‘grote mannen’
Wilde, in tegenstelling tot Herodotus, vooral schrijven over recente geschiedenis,
want wat ver in het verleden gebeurde, is moeilijk terug te halen
Bekritiseert Herodotus voor het gebruiken van mythen als verklaringen
In zijn verlangen om een eenduidig verhaal te vertellen, negeert hij soms bewijs dat
zijn verhaal tegenspreekt
Meer dan Herodotus vindt hij dat historici over geschiedenis moeten oordelen
Geschiedenis was voor hem ook een literair genre
Nam fictieve speeches op in zijn verhaal, net als veel historici uit die tijd; hij gaf zelf
toe dat de speeches fictief waren, maar het ging hem erom dat hij de essentie van het
gezegde erin kon overdragen
Late Griekse historiografie
Verandering: Opkomst van tirannen en warlords geschiedschrijving richt zich meer
op individuen en hun prestaties; historici oordelen meer over het verleden
Continuïteit: Ideale historicus was nog steeds een ‘man of affairs’, historici zijn nog
steeds duidelijk aanwezig in de tekst
Polybius:
o Was een Griekse gijzelaar van de Romeinen
o Schreef over een oneindige cyclus van staatsvormen die elkaar telkens
opvolgden (monarchie tirannie aristocratie oligarchie democratie
ochlocratie)
o Volgens hem hadden de Romeinen de cyclus succesvol doorbroken dankzij
hun gemengde constitutie met elementen van een monarchie, aristocratie en
democratie stabiliteit
o Zijn werk was niet heel literair van aard
o Had meer aandacht voor primaire bronnen