Deze oefentoets bevat 200 multiple choice vragen mét antwoord over de eerstejaars leerstof die wordt getoetst in de OAT (jaar 2). Ik heb de vragen grotendeels zelf verzonnen en alle antwoorden zijn terug te vinden in de colleges en literatuur die op brightspace staan. Ik heb de OAT met een 8,2 geh...
[Meer zien]
Laatste update van het document: 8 maanden geleden
Blok 1
1. In welke bindweefselherstelfase gaat de plek van de schade meer pijn doen?
a. De ontstekingsfase
b. De proliferatiefase
c. De remodelleringsfase
2. In welke bindweefselherstelfase is zuurstof en vitamine C belangrijk?
a. De ontstekingsfase
b. De proliferatiefase
c. De remodelleringsfase
3. In welke bindweefselherstelfase moet je de aangedane plek met rust laten en koelen om pijn
te dempen?
a. De ontstekingsfase
b. De proliferatiefase
c. De remodelleringsfase
4. Wat gebeurt er in de remodelleringsfase?
a. Nieuwvorming van bloedvaten
b. Het aanmaken van nieuw weefsel
c. Het opruimen van beschadigde weefselresten
d. Het weefsel wordt versterkt
5. In welke bindweefselherstelfase kun je maar beter niet gaan roken?
a. De ontstekingsfase
b. De proliferatiefase
c. De remodeleringsfase
6. Hoelang duurt de ontstekingsfase?
a. 1 uur tot 3 dagen
b. 1 uur tot 7 dagen
c. 1 tot 7 dagen
d. 1 tot 3 dagen
7. Hoelang duurt de proliferatiefase?
a. 2 tot 15 dagen
b. 2 tot 14 dagen
c. 2 tot 28 dagen
d. 2 tot 21 dagen
8. Hoelang duurt de remodeleringsfase?
a. 7 dagen tot 6 maanden
b. 18 dagen tot jaren
c. 7 dagen tot jaren
d. 18 dagen tot 1 maand
,9. Wat moet je doen in de remodeleringsfase van spierletsel?
a. Elke dag rekken
b. Rust houden
c. Gezond eten
d. Trainen op kracht
10. Wat is de functie van de extracellulaire matrix?
a. Zorgt voor elasticiteit van weefsel in je lichaam
b. Verbinding tussen verschillende collagene vezels
c. Afbreken van weefsels
d. Zorgt voor bescherming van bloedvaten
11. Welk type collageen komt het meest voor in bindweefsels en wordt vaak geassocieerd met
fibroblasten?
a. Type I collageen
b. Type II collageen
c. Type III collageen
d. Type IV collageen
12. Welke van de volgende factoren kan de activiteit van fibroblasten beïnvloeden?
a. Elektrische stroom
b. Zuurstofconcentratie
c. Mechanische spanning
d. Kleur van omgevingslicht
13. Wat is de functie van type II collageen?
a. Zorgt voor stevigheid bij trekkracht
b. Speelt een rol bij de elasticiteit van weefsels
c. Absorberen van schok en compressiekracht
d. Het maken van Tanden
14. Wat is juist over matrixmetalloprotenease I (MMPI)?
a. MMPI zorgt voor het opruimen van overtollige collagene vezels
b. MMPI wordt gemaakt door de fibroblast
c. In oudere mensen kan de MMPI activiteit te hoog zijn
d. Alle antwoorden zijn juist
15. Wat is de functie van fibroblasten? (er zijn meerdere antwoorden goed)
a. Zorgen voor stabiliteit
b. Signalering
c. Communicatie
d. Mobiliteit
e. Het binden van water
f. Productie van extracellulaire matrix
g. Zorgt voor opruimwerkzaamheden
,16. Wat is de functie van de T tubuli?
a. Prikkel van zenuw doorgeven in de spier
b. Zorgt voor voeding in de spieren
c. Dit is het vlies wat om een spiervezel zit
d. Dit is het vlies wat om de hele spier zit
17. Waar heb je Calcium voor nodig bij spiercontractie?
a. Koppelt aan troponine en zorgt ervoor dat de bindingsplaatsen op het
myosinefilament vrijkomen
b. Koppelt aan troponine en zorgt ervoor dat de bindingsplaatsen op het actinefilament
vrijkomen
c. Koppelt aan het Sarcoplasmatisch reticulum en zorgt dat de bindingsplaatsen op het
myosinefilament vrijkomen
d. Koppelt aan het Sarcoplasmatisch reticulum en zorgt dat de bindingsplaatsen op het
actinefilament vrijkomen
18. Wat is de functie van ATP bij spiercontractie?
a. Zorgt bij loskoppeling van de myosinekoppen voor een power stroke
b. Zorgt voor de loskoppeling van de myosinekoppen met de actine
c. Zorgt bij loskoppeling van de actinekoppen voor een power stroke
d. Zorgt voor de loskoppeling van de actinekoppen met de myosine
19. Wat omhult het perimysium?
a. De spiervezels
b. De gehele spier
c. De spierfascikels
d. De myofibrillen
20. Wat is een motor unit?
a. Alle spiervezels die door één motorisch neuron worden geprikkeld
b. Alle spieren die voor één specifieke beweging zorgen (bv spieren voor
radiaaldeviatie)
c. Het motorisch neuron dat een groep spieren aanstuurt
d. De huidgebieden die verbonden zijn met één sensorisch neuron
21. Welke van onderstaande beweringen is juist?
a. Parallelgeschakelde spiervezels zijn de sterkste spieren in het lichaam
b. Parallelgeschakelde spiervezels hebben een grote dwarsdoornsede
c. Spieren met een grotere dwarsdoorsnede kunnen meer kracht leveren
d. Pennate/ gevederde spieren hebben een dezelfde dwarsdoorsnede als
parallelgeschakelde spieren
22. Wat is correct over type II spiervezels?
a. Vooral anaeroob
b. Vooral aeroob
c. Heeft een langzame contractiesnelheid
d. Heeft een groot uithoudingsvermogen
, 23. Welke van onderstaande beweringen is niet juist?
a. Een sarcomeer is de ruimte tussen 2 Z lijnen van een spiervezel
b. De myofibril is het contractiele element van een spiervezel
c. Myosinefilamenten worden ook wel dunne filamenten genoemd
d. Het sarcoplasmatisch reticulum bevat de calciumvoorraad van de spier
24. Welk type contractie kan de grootste weerstand leveren?
a. Concentrische contractie
b. Isometrische contractie
c. Proprioceptische contractie
d. Excentrische contractie
25. Wat is verminderde meeropbrengst?
a. Wordt gecreëerd wanneer het lichaam meer doet dan het gewend is
b. Als er te veel/ weinig tijd tussen twee trainingen zit gaat prestatieniveau niet of
minder omhoog
c. De grootste vooruitgang in krachttraining wordt in het begin geboekt
d. Na de herstelfase van een training is het weefsel meer belastbaar dan voorheen
26. Welke cel zorgt voor het opbouwen van botweefsel?
a. Osteoblast
b. Osteoclast
c. Osteocyt
d. Osteogast
27. Welk botweefsel heb je nodig voor buig- rotatie belasting?
a. Trabeculair bot
b. Spongiosa
c. Compacta
d. Sponsachtig bot
28. Wat is de functie van collageen en hydroxyapetiet?
a. hydroxyapetiet zorgt voor enige mate van vervorming in het bot en collageen zorgt
voor stevigheid
b. Collageen zit niet in het bot, botten bestaan alleen uit hydroxyapetiet
c. hydroxyapetiet zit niet in het bot, botten bestaan alleen uit collageen
d. Collageen zorgt voor enige mate van vervorming in het bot en hydroxyapetiet zorgt
voor stevigheid
29. Hoe noem je het collageen botweefsel?
a. Osteocyt
b. Osteoïd
c. Osteopiet
d. Collageen type 2
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jensaerts. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.