Historisch dossier
Havo Kenmerkende
aspecten
,Rosalie Kroon………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Kenmerk 1: De levenswijze van jager-verzamelaars
Tijdvak: Jagers en Boeren
Periode: Prehistorie (tot 3000 v. Chr.)
De archeologie betekent
de wetenschap die zich
bezighoudt met sporen
van het menselijk leven
die bewaard zijn gebleven
in de grond of op de
bodem van de zee. Die
resten worden "materiële
resten" genoemd: dingen
die je kunt zien en
aanraken. Archeologen
onderzoeken bijvoorbeeld
resten van gebouwen, of
graven, of
gebruiksvoorwerpen van
mensen die lang geleden
leefden. Door die resten
en voorwerpen te bestuderen, kunnen ze meer te weten komen over het
leven in die tijd. Vaak zijn de resten dus heel oud: soms wel uit de
vroegste prehistorie. Deze wetenschap wordt daarom ook wel
"oudheidkunde" genoemd.
Archeologie is meer dan alleen opgraven. Maar zonder opgravingen zou
de archeologie ons maar heel weinig kennis hebben opgeleverd.
De eerste opgravingen, die plaatsvonden in de zestiende en zeventiende
eeuw, waren vooral bedoeld om mooie dingen te vinden. Beelden,
munten en potten vonden zo hun weg naar rijke verzamelaars. Vanaf de
achttiende eeuw gingen de gravers ook wat beter kijken naar andere
dingen. Ze haalden bijvoorbeeld niet alleen een paar mooie potten uit
een graf, maar schreven ook op hoe dat graf eruit zag en hoe de dode
daarin was begraven. Sommigen maakten tekeningen van wat ze in de
bodem aantroffen.
In de negentiende en twintigste eeuw werd het opgraven van
archeologische vindplaatsen een echte kunst. Het gebeurde steeds
nauwkeuriger en leverde steeds meer informatie op. De archeologen
gingen beseffen, dat ze de opgravingen maar één keer konden uitvoeren
– daarna was de vindplaats immers weggegraven. Het zorgvuldig
noteren, tekenen en fotograferen van de opgegraven vindplaats werd
even belangrijk als de vondsten die eruit kwamen.
Pagina 2 van 81
,Rosalie Kroon………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Kenmerk 2: het ontstaan van landbouw en
landsamenlevingen
Tijdvak: Jagers en Boeren
Periode: Prehistorie (tot 3000 v. Chr.)
Een revolutie geeft een korte periode aan waarin
plotselinge veranderingen in de samenleving
optreden. Dit is eigenlijk niet het geval met de
neolithische revolutie(landbouwerevolutie). Tussen
ongeveer 8000 en 3500 v.Chr. schakelden veel
jagers en verzamelaarsgroepen over op landbouw.
Het gaat hierbij dus om een erg lange periode.
Toch vond de Australische archeoloog Vere Gordon
Childe dat we hier konden spreken van een
revolutie.
De neolithische revolutie was de eerste
landbouwrevolutie en vormde de overgang van een samenleving
van jager-verzamelaars met een rondtrekkend bestaan naar een
samenleving van mensen die in nederzettingen woonden en
aan landbouw en veeteelt deden. Ook begon men voorraden aan te
leggen voor slechtere tijden. Deze revolutie vond plaats in meerdere
streken op de wereld en onafhankelijk van elkaar. Veelal verliep deze
overgang zo geleidelijk over een langere periode dat men in die gevallen
liever van een neolithische evolutie spreekt.
Er zijn veel theorieën over het ontstaan van de landbouwrevolutie. Voor
de neolithische revolutie leefden alle mensen als nomaden. Niemand
bleef langer dan een paar maanden op dezelfde plek. Veel jagers en
verzamelaars begrepen al wel goed dat bepaalde gewassen zeer
geschikt waren om te eten en kwamen er waarschijnlijk achter hoe deze
planten groeiden doordat op bepaalde plekken waar zij vaker in een jaar
terugkeerden plotseling bepaalde gewassen groeiden die ze zelf hadden
gegeten. Vaak wordt het einde van de laatste ijstijd rond 10.000 v.Chr.
gezien als de belangrijkste aanjager van de neolithische revolutie. Door
het opwarmen van de aarde verhuisden verschillende diersoorten naar
andere plekken op de wereld. Planten die belangrijke vruchten en zaden
droegen voor de jagers en
verzamelaars verhuisden
langzaam mee. Ook
mensen werden daardoor
gedwongen nieuwe
gebieden op te zoeken.
Pagina 3 van 81
,Rosalie Kroon………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Kenmerk 3: Het ontstaan van de eerste stedelijke
Kenmerk 4: De ontwikkeling van
gemeenschappen
wetenschap en politiek in de Griekse
stadsstaat
Tijdvak:Jagers en Boeren
Tijdvak: Grieken en Romeinen
Periode: Prehistorie (tot 3000 v. Chr.)
Periode: Oudheid (3000 v. Chr. – 500 n.
Chr.)
Tussen 3300 en 2900 v. Chr. vond het Sumerische volk het
spijkerschrift uit om het schrijven op kleitabletten gemakkelijker te
maken. Daarmee werd dit het eerste echte en oudste schrift uit de
geschiedenis. Het heeft abstracte, wigvormige karakters die 'spijkers'
worden genoemd en die met een stift in de klei werden gedrukt. Het
spijkerschrift en het kleitablet werden een groot succes en zouden zich
door de eeuwen heen vanuit Mesopotamië over grote delen van het
Midden-Oosten verspreiden.
Al sinds het 8ste millenium v. Chr. hielden mensen in Mesopotamië een
eenvoudige boekhouding bij om zicht te houden op hun voorraden.
Daarbij maakten ze gebruik van kleine hompen of stukken klei en
eenvoudige symbolen.
In de loop der tijd kwamen er echter steeds meer vormen van handel,
waardoor de behoefte aan het opstellen van contracten toenam. Onder
druk hiervan werden de gebruikte stukken klei groter en groeiden uit
tot kleitabletten. Ondertussen ontwikkelden de eenvoudige symbolen
zich steeds meer tot een beeldschrift.
Het probleem met schrijven in klei is dat het met elk denkbaar
schrijfgerei problematisch is om gebogen lijnen te maken. Het kan wel,
maar maakt het schrijfwerk tot een traag en vermoeiend proces. Omdat
dit niet erg was zolang de vraag naar geschreven documenten laag
bleef, is het beeldschrift toch nog millenia lang in gebruik gebleven.
Daarbij werden de tekens in de klei gekrast met een naald.
Gedurende het 4de millenium v. Chr. nam de behoefte om dingen te
noteren echter opnieuw flink toe. Teksten werden nu zo lang en
gecompliceerd, dat het bleedschrift niet meer bruikbaar was. Daarop
besloten de Sumeriërs, een volk uit Mesopotamië, als eerste om de
symbolen van het beeldschrift om te vormen tot abstracte tekens die
alleen uit korte, rechte lijnen bestonden. Zo ontstond het oudste schrift
uit de geschiedenis van de mensheid: het spijkerschrift.
Pagina 4 van 81
,Rosalie Kroon………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Plato is met Aristoteles de grootste filosoof van
de Oudheid. Zijn dialogen, waarin Socrates een
prominente rol speelt, behoren tot het
hoogtepunt van de westerse filosofie.
Plato wordt geboren in een aristocratische
familie tijdens de Gouden Eeuw van Athene. Hij
is voorbestemd tot een politieke carrière, maar
besloot onder invloed van Socrates zijn leven
te wijden aan filosofie. Na de terechtstelling van
Socrates richt Plato buiten de stad een
filosofische school op, de Academie.
In de Phaedo beschrijft Plato voor het eerst zijn
'ideeënleer': in een metafysische, alleen voor het denken toegankelijke
wereld, bestaan oervormen van de concrete, in de alledaagse
werkelijkheid waar te nemen dingen. Dat verklaart waarom
dingen herkenbaar zijn en blijven, maar tegelijkertijd toch voortdurend
veranderen. Zo blijft een paard te herkennen als paard, ook als het
slechts drie poten heeft, zwart of wit is, of gaandeweg ouder wordt - de
essentie van het paard blijft bestaan.
Bovenaan deze ideeënwereld staan 'het goede, ware en schone.' Zij
wakkeren het verlangen om goed te doen, de drang naar juiste kennis
en de zoektocht naar schoonheid aan. De zetel van deze drang naar
het hogere is de ziel, het onsterfelijke deel van de mens. Het lichaam is
volgens Plato een kerker, waaruit de ziel bij de dood ontsnapt. Tijdens
ons leven kunnen we al een voorschot nemen op onsterfelijkheid door
filosofie te beoefenen. In de beroemde vergelijking van de grot
vergelijkt Plato ons met gevangenen die met de rug naar het licht de
schaduwen op de muur voor de echte werkelijkheid houden. Filosofen
gaan op zoek naar de bron van het licht en proberen mensen te
behoeden voor deze schijnkennis.
Ook Plato's opvattingen over staatkunde vloeien voort uit deze
ideeënleer. In de Politeia beschrijft hij de ideale staatsvorm: een
maatschappij die geleid wordt
door vorsten die kennis
hebben van de ideeën zodat zij
als rechtvaardige 'filosoof-
koningen' regeren.
Kenmerk 5: Het Romeinse imperium en de verspreiding
van de Grieks-Romeinse cultuur
Tijdvak: Grieken en Romeinen
Periode: Oudheid (3000 v. Chr. – 500 n. Chr.)
Pagina 5 van 81
, Rosalie Kroon………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Gaius Julius Caesar Octavianus of keizer
Augustus (63 v. Chr. - 14 n. Chr.) was de zoon van
Gaius Octavius en Atia Maior en was de eerste keizer
van Rome, van 27 voor Christus tot aan zijn dood in 14
na Christus. Hij was de opvolger van Gaius Julius
Caesar en na hem was Tiberius Julius Caesar de keizer.
Keizer Augustus heeft geleefd van 63 voor Christus tot 14 na Christus.
Zijn moeder was een nicht van zijn voorganger, Julius Caesar. Toen
Octavianus 4 was overleed zijn vader. Vanaf dat moment werd hij
geadopteerd door Gaius Julius Caesar. Voor de adoptie heette hij Gaius
Octavius Thurunus. Na de adoptie heette hij Gaius Julius Caesar
Octavianus.
Na de moord op Gaius Julius Caesar brak in Rome een machtsstrijd uit
tussen Marcus Antonius, legeraanvoerder Marcus Aemilius Lepidus en
de toen 18-jarige Octavianus (=Augustus). Ze besloten uiteindelijk 5
jaar lang Rome samen te regeren als het zogenaamde "Tweede
Triumviraat". In de 1e Slag bij Philippi in 42 v.Chr. versloeg Brutus
Octavianus en Marcus Antonius versloeg Cassius. In de 2e Slag bij
Philippi versloeg Antonius Brutus en redde daarmee Octavianus.
In 41 v. Chr. ontmoet Marcus Antonius de koningin van Egypte,
Cleopatra. Toen hij hij haar zag vergat hij alles, zijn vrouw in Italië en
het hele Romeinse rijk. Intussen proberen Fulvia en Lucius Antonius
Augustus van de troon af te gooien. Augustus moest zelfs Rome
verlaten.
In de slag bij Actium, een plaatsje aan de kust van Hellas, versloeg de
vloot van Augustus die van Antonius en Cleopatra. Antonius pleegde
zelfmoord op zee en Cleopatra vluchtte naar Egypte en pleegde daar
zelfmoord met een slangenbeet. Hij nam de kinderen mee naar Rome
en Egypte was toen in bezit van Augustus. Niemand durfde zijn Rijk
meer te bedreigen hij had geen rivalen meer en werd in 31 v. Chr. op
32 leeftijd de ultieme heerser over het Rijk. (pas in 27 v. werd hij de
officiële keizer.)
Pagina 6 van 81