Internationaal publiekrecht
Hoofdlijnen tentamenstof in een notendop + belangrijkste jurisprudentie
Rijksuniversiteit Groningen
SAMENVATTING
[Geef hier de samenvatting van het document op. De samenvatting is
een korte beschrijving van de inhoud van het document.]
, De hoofdpunten voor het tentamen
Leg uit of land X een staat is
• Of een entiteit een Staat kan worden genoemd in het internationale recht hangt af van
de vervulling van een aantal condities. Volgens art. 1 van het Verdrag van Montevideo
(1993) moet er een bepaald vastomlijnd territoir zijn, alhoewel bepaalde
grensconflicten de vervulling van deze conditie niet in de weg staan.
• Op de tweede plaats dient er een bevolking te zijn. De grootte van deze bevolking is
niet van belang. Wel is van belang dat een bepaald deel ervan permanent op het
grondgebied leeft.
• Op de derde plaats dient er een gezag te zijn dat effectieve controle uitoefent over
het grondgebied. Tenslotte wordt als conditie genoemd dat de entiteit in staat moet
zijn om betrekkingen aan te knopen met andere Staten.
• Als deze condities zijn vervuld kan en entiteit als een Staat worden beschouwd volgens
de declaratoire theorie die slechts naar de feitelijkheden kijkt.
• Volgens de constitutieve theorie zou daar nog een conditie aan toegevoegd dienen te
worden, namelijk dat de entiteit door andere staten is erkend. Deze theorie wordt
echter niet algemeen meer aanvaard, aangezien het een politiek element betreft.
Bestaat er een recht op afscheiding in het internationale recht waar volk X een
succesvol beroep op kunnen doen – ga bij uw antwoord in op het verschil
tussen het ‘externe’ en ‘interne’ zelfbeschikkingsrecht
• Het zelfbeschikkingsrecht = het recht van een “volk” op een eigen staat – oftewel
vrijheid van vreemde overheersing. Zelfbeschikkingsrecht: definitie/oorsprong
(Elementen: vrijheid van vreemde overheersing of recht van “volk” op eigen staat).
Het recht op zelfbeschikking is onder meer neergelegd in het VN-Handvest en
resoluties van AV, alsmede verschillende mensenrechtenverdragen
• O.b.v. het zelfbeschikkingsrecht kan een recht op afscheiding bestaan, maar dit staat
op gespannen voet met een ander essentieel beginsel: territoriale integriteit. Uit deze
spanning vloeit het verschil tussen de interne en externe zelfbeschikking voort.
• Het interne zelfbeschikkingsrecht wordt gewaarborgd door participatie van een volk in
de politiek en de maatschappij van een staat waar deze groep toe behoort. Pas
wanneer het recht op interne zelfbeschikking ernstig wordt geschonden, kan wellicht
sprake zijn van externe zelfbeschikking = een recht op afscheiding en vorming van een
eigen staat.
• Het externe zelfbeschikkingsrecht werd in de koloniale context wel erkend, maar
daarbuiten niet. Het is bevestigd in de uitspraak Quebec
Ontwikkeling van de grondrechten in Nederland
• Grondrechten = fundamentele rechten/mensenrechten. Deze gelden van individuele
burgers jegens de staat en indirect (door een belangenoverweging) ook onderling
tussen burgers.
• Klassieke grondrechten verschillen van de sociale grondrechten. De Klassieke
grondrechten worden al lange tijd verdedigd in een traditie die teruggaat op mensen
zoals John Locke. Deze rechten hebben zijn weerslag gevonden in internationale
verdragen.
• Klassieke grondrechten in enge zin:
Deze kenmerken zich door het feit dat ze een ‘onthouding’ van de overheid, een vrijheid
van staatsinmenging waarborgen, terwijl bij een sociaal grondrecht juist een inspanning
van de overheid wordt verwacht.
2
,• Sociale grondrechten houden een verplichting van de staat in om bepaalde zorg
beschikbaar te stellen bijvoorbeeld. Deze rechten zijn in de geschiedenis later pas
opgekomen.
• Het EVRM is een Europees verdrag waarin de mensen- en burgerrechten voor alle
inwoners van verdragsluitende landen zijn geregeld. Het toezicht op naleving van het
EVRM ligt bij de Raad van Europa.
• Met name de invoering van het 11e protocol in 1998 was ingrijpend. Tot 1998 was het
EVRM alleen geldig in landen die het verdrag hadden geratificeerd. Sinds 1998 is het
verdrag bindend voor alle lidstaten van de Raad van Europa. Ratificatie van het EVRM
geldt als noodzakelijke voorwaarde om lid te worden van de Raad en om lid te kunnen
worden van de EU.
Geweldgebruik (gewapend conflict)
In principe is het gebruik van geeld in het huidige internationale recht verboden (zie art. 2
Lid 4 VN-Handvest). Op deze hoofdregel bestaan twee uitzonderingen:
1. Het recht op zelfverdediging
2. Een machtiging tot gebruik van geweld door de Veiligheidsraad van de VN (art. 39
Hv: een bedreiging van vrede en veiligheid, art. 42 Hv: machtiging tot gebruik van
geweld)
In het internationale recht is het controversieel of het recht op zelfverdediging een
preventieve aanval omvat, waarbij een duidelijke dreiging bestaat maar nog geen
daadwerkelijke aanval heeft plaatsgevonden. Een preventieve aanval om een potentiële
dreiging uit te schakelen is zeker niet toegestaan.
‘Rechtssubjectiviteit’
Het internationale recht bevat geen geschreven bepalingen die eenduidig vaststellen wie
rechtssubjectiviteit bezit.
Vuistregel: kan worden aangenomen dat personen rechtssubjectiviteit bezitten indien zij
internationale bevoegdheden, rechten of plichten bezitten.
‘Soevereiniteit’
De soevereiniteit van een staat brengt met zich mee dat een staat formeel onafhankelijk
is van andere staten. Elke staat heeft het exclusieve recht om binnen zijn grondgebied
publiek gezag uit te oefenen, ongehinderd en onafhankelijk van andere staten. Zij
genieten juridische onafhankelijkheid – en dus niet perse ook politieke en feitelijke
onafhankelijkheid.
Staatssoevereiniteit gaat historisch gezien vooraf aan de internationale rechtsorde, omdat
de internationale rechtsorde immers rust op de soevereine staten.
Alle staten zijn formeel gelijk en hebben in gelijke mate aanspraak op de rechten die
voortvloeien uit hun soevereiniteit (art. 2 VN-Handvest).
Erkenning van een staat
Erkenning is in beginsel geen vooraarde voor de totstandkoming van een staat,
maar heeft een declaratoire functie. Toch kan erkenning wel juridisch relevant
zijn.
3
,Staten vs. IO’s
Er bestaan verschillen tussen staten en internationale organisaties:
1. IO’s hebben geen grondgebied en geen bevolking, want immers zijn ze gevestigd op
het grondgebied van de staat.
2. Internationaal recht laat de interne organisatie van staten in vergaande mate over
aan nationaal recht.
Lidmaatschap IO’s
Wie lid kan worden van een IO’s wordt allereerst bepaald door een oprichtingsverdrag.
We kennen twee typen IO’s;
1. Open organisatie
2. Gesloten organisatie
Goed om te weten is dat een handeling van een organisatie kan niet alleen leiden tot
aansprakelijkheid van de organisatie, maar ook tot aansprakelijkheid van de lidstaten.
Samenloop gewoonterecht en verdragenrecht
Verdragen kunnen bepalingen bevatten die ook als gewoonterechtelijke regels bestaan.
Deze samenloop ontstaat bijvoorbeeld wanneer staten ervoor kiezen om geldend
gewoonterecht in verdragen te codificeren. Als een verdrag op deze manier een
gewoonterechtelijke regel codificeert, blijft die gewoonterechtelijke regel in beginsel
voortbestaan.
Rechterlijke uitspraken
Rechterlijke uitspraken zijn formeel gezien geen bron van algemeen
internationaal recht.Tribunalen beslissen een aan hen voorgelegd concreet geschil
en hun uitspraken zijn in beginsel slechts verbindend voor de betrokken partijen
bij dat geschil.
Soft law
Ook deze documenten zijn wel van groot belang voor de internationale
rechtspraktijk, maar zijn formeel gezien geen bron van internationaal recht. Wel
zijn ze politiek en moreel gezien bindend.
Voorbehouden bij verdragen
Een voorbehoud is een eenzijdige verklaring door een staat. Het recht van voorbehouden
wat de staten toekomt is begrensd. Als een staat bezwaar maakt tegen een voorbehoud
van een andere staat, heeft hij de keuze (1) of hij in het geheel geen verdragsrelatie
wenst aan te gaan met deze staat (2) of dat hij de verdragsrelatie waarbij alleen de
bepaling waarop het voorbehoud betrekking heeft – schrapt.
4
,Staatsaansprakelijkheid
Hierbij is het uitgangspunt dat elke internationale onrechtmatige daad van een staat de
aansprakelijkheid van deze staat met zich meebrengt (art. 1 LLC – International Law
Comission).
Internationale onrechtmatige daad indien:
• Er sprake is van een handeling of nalaten i.s.m. een op die staat rustende
internationale verplichting.
- De rechtsbron waar de internationale verplichting uit voortvloeit is niet van
belang. Iedere schending van een internationale verplichting leidt tot een
internationale OD en elke OD leidt tot aansprakelijkheid.
• Deze handeling moet aan de staat kunnen worden toegerekend.
- Uitgangspunt is dat alle handelingen van staatsorganen (zijn bijvoorbeeld
geen rebellen) worden toegerekend aan de staat. Handelingen verricht in de
staat van particulier (bijvoorbeeld als consument) in de hoedanigheid als
burger, leidt niet tot aansprakelijkheid van de staat. Leidt wel tot
aansprakelijkheid van de staat als het staatsorgaan in de uitoefening van zijn
bevoegdheden (ultra-vitres handelingen) strijdig handelt.
Verzuim zorgplicht
Een staat die verzuimd de noodzakelijke maatregelen te treffen om te voorkomen dat
handelingen van personen binnen zijn grondgebied schade aan andere staten veroorzaken
– zal deze staat aansprakelijk zijn. Het komt dan door de nalatigheid van de staat om
maatregelen te treffen.
Verdedigingsgronden
Onderstaande verdedigingsgronden kunnen niet worden ingeroepen bij schending van
dwingend recht – ius cogens.
a) Overmacht (als gevolg van omstandigheden die buiten de controle van de staat
liggen, die het onmogelijk maken in de gegeven omstandigheden de verplichting na
te komen).
b) Noodtoestand
c) Noodzakelijkheid
d) Zelfverdediging tegen gewapende aanval (art. 2 lid 4 VN-Handvest)
e) Tegenmaatregelen (hierbij pleegt de staat een OD teneinde andere staat zijn OD te
beëindigen)
Diplomatieke bescherming
Voorwaarden om diplomatieke bescherming te genieten zijn:
1. Nationaliteit
- In geval van een dubbele nationaliteit: de staat kan alleen de bescherming
inroepen als de staat een dominante nationaliteit heeft.
2. Uitputting van de nationale rechtsmiddelen
- Deze voorwaarde is niet van toepassing als de eventuele uitputting van de
nationale rechtsmiddelen niet effectief kan zijn (als het nergens toe zou leiden).
Strafrechtelijke aansprakelijkheid individu
Belangrijk om in het oog te houden is dat het feit dat een misdrijf door een persoon is
begaan krachtens een bevel van de regering of van meerdere – militair of burger – ontheft
deze specifieke persoon in beginsel nog niet van strafrechtelijke aansprakelijkheid.
5
,Staatsaansprakelijkheid vs. individuele aansprakelijkheid
Belangrijk om te weten is dat de staatsaansprakelijkheid aanvullend werkt op de
Individuele aansprakelijkheid – en andersom. Wanneer de betreffende persoon [individu]
eerst wordt vervolgd voor zijn daden – staat dit er niet aan in de weg dat daarna de staat
nog aansprakelijk gesteld kan worden.
Verschillen:
a) Staatsaansprakelijkheid ontstaat voor een handeling van een individu – enkel wanneer het
individu als staatsorgaan handelt. Individuele aansprakelijkheid is op ieder individu van
toepassing en daarbij maakt zijn status (wel of niet staatsorgaan) niet uit.
b) Met de staatsaansprakelijkheid wordt beoogt: schending ongedaan maken en schade
herstellen. Het doel van individuele aansprakelijkheid is: de bestraffing van de
verantwoordelijke individu(en).
Grondslagen rechtsmacht
1. Territorialiteitsbeginsel
- Subjectief territorialiteitsbeginsel
- Objectieve territorialiteitsbeginsel
- Effectenbeginsel
2. Nationaliteit/Personaliteitsbeginsel : een staat kan rechtsmacht/gezag uitoefenen
over zijn onderdanen waar zij zich ook bevinden.
- Actieve nationaliteitsbeginsel
- Passieve nationaliteitsbeginsel
3. Bescherming bij vitale aantasting belangen van de staat
4. Universitaliteitsbeginsel
- Beperkte universele rechtsmacht
- Zuivere universele rechtsmacht
Immuniteit individuele gezagsdragers
Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen immuniteit en onschendbaarheid,
waarbij immuniteit ziet op bescherming tegen gerechtelijke procedures en
onschendbaarheid ziet op de bescherming tegen handelingen van een staat die de
uitoefening van officiële taken zou belemmeren.
Twee grondslagen van immuniteit:
1. Functionele: handelingen verricht in officiële hoedanigheid wordt er immuniteit
genoten jegens de rechtsmacht van de vreemde staat.
2. Persoonlijke: beperkte categorie gezagsdragers heeft gedurende de duur van de
functie immuniteit voor alle handelingen die zij verrichten (tevens
de privéhandelingen die zij verrichten). Deze immuniteit is
gebonden aan de ambtsperiode – na deze periode genieten deze
personen nog slechts functionele immuniteit. Zij genieten dan geen
immuniteit meer voor handelingen die tijdens hun ambt in privé
hoedanigheid zijn verricht.
- staatshoofden
- regeringsleiders
- MBuZaken
De staat kan de immuniteit van de individuele gezagsdragers opheffen.
Vervolging misdrijven
Dit is niet toegestaan zolang personen persoonlijke immuniteiten genieten. Dit geldt
Echter niet wanneer er berecht wordt door het ISH.
6
,Diplomatieke en consulaire betrekkingen
Diplomatieke betrekkingen
Diplomatieke missies oefenen hun functies op het grondgebied van een andere staat uit en
impliceren dus de uitoefening van extraterritoriale rechtsmacht.
Consulaire betrekkingen
Leden van de consulaire post genieten consulaire privileges en immuniteiten die nodig
zijn voor uitoefening van hun taken. Deze zijn geheel functioneel van aard.
Het systeem van het EVRM - mensenrechten
Er is aan de staten zelf de beoordelingsvrijheid gelaten om individuele rechten tegen
algemene publieke belangen af te wegen. Hierdoor is het Europese systeem van het EVRM
subsidiair is aan nationale systemen. Maar deze nationale beoordelingsvrijheid en de
toepassingsvrijheid is niet geheel onbeperkt: uiteindelijk oordeelt het EHRM of de
invulling van de beleidsruimte die aan de nationale staten is overgelaten verenigbaar is
met de rechten die het EVRM beschermt.
Mensenrechten houden een positieve verplichting voor de staten in. Rechtstreekse
werking tussen burgers onderling is er niet, maar tussen hen bestaat wel de positieve
verplichting om te bevorderen dat de rechten worden nageleefd.
Het vluchtelingenverdrag
Een vluchteling heeft op grond van het internationale recht geen recht om in het land
waar hij zich heeft gemeld een verblijfstitel te verkrijgen. De staten hebben zelf het
recht en de vrijheid om te bepalen wie op het grondgebied wordt toegelaten. Hieraan
verandert het vluchtelingenverdrag niets.
Het Dublin-systeem: in beginsel is de lidstaat waar een asielzoeker als eerste binnenkomt,
verantwoordelijk voor de behandeling van zijn verzoek.
Collectieve veiligheid – vrede & veiligheid
Het huidige systeem voor collectieve veiligheid is gecentraliseerd in de VN en met name
de VN Veiligheidsraad. Deze Raad heeft het laatste woord bij de beoordeling of – en zo ja,
onder welke voorwaarden – er geweld mag worden gebruikt.
Collectieve veiligheid – art. 24 lid 1 VN-Handvest
Alle lidstaten zijn verantwoordelijk voor de handhaving van de internationale vrede en
veiligheid en hebben deze verantwoordelijk overgedragen aan de VN Veiligheidsraad.
Indien de maatregelen zoals bedoeld in H6 niet afdoende zijn, kan de Veiligheidsraad
Handelen o.g.v. H7. Daarbij is de Veiligheidsraad niet langer afhankelijk van instemming
van de lidstaten.
Het systeem van de collectieve vrijheid laat wel ruimte voor regionale vredesmachten
die – zonder mandaat van de VN Veiligheidsraad maar met instemming van de betrokken
staat – binnen een staat een vredesbewarende functie uitoefent. Hierbij zal het moeten
gaan om vredesoperaties waarbij uitsluitend geweld wordt gebruikt ter
zelfverdediging.
7
,Hoofdstuk 7 VN Handvest
Voorwaarden om gebruik te mogen maken van de bevoegdheden uit dit hoofdstuk zijn:
• Bedreiging van vrede
- Wanneer vrede bedreigt wordt, kan de Veiligheidsraad via art. 39 van het
Handvest op voorhand overgaan tot handhaving of herstel van de
internationale vrede en veiligheid. Zo kan de Raad vroegtijdig optreden, ook
voordat er daadwerkelijk een verbreking van de vrede is.
• Verbreking van vrede of
• Daad van agressie
De dwangmaatregelen – twee categorieën
1. Dwangmaatregelen zonder gebruik van geweld (art. 41 VN-Handvest)
2. Dwangmaatregelen met gebruik van geweld
- militaire middelen
- VN heeft geen eigen troepen, maar de lidstaten kunnen hun troepen ter beschikking stellen,
zodat de Veiligheidsraad sneller kan optreden (Art. 43 VN-Handvest).
Geschillenbeslechting
Er is een onderscheid aan te brengen tussen twee typen maatregelen waarmee de ene
staat kan reageren op een schending van een rechtsplicht door een andere staat:
♦ Retorsies
- Niet verboden en niet onrechtmatig
- Verbreken van diplomatieke betrekkingen
- Opschorten van ontwikkelingshulp
- verschepen voorwaarden voor verlening van visa aan onderdanen andere
staat
♦ Represailles
-Verboden, maar deze OD worden weggenomen indien ze zijn gericht op
beëindiging van de OD van een andere staat [tegenreactie].
- Voorwaarden voor het gebruik
o Alleen voor gelaedeerde staten
o Staat die de tegenmaatregel wil inzetten moet eerst de
aansprakelijke staat verzoeken de OD te beëindigen/herstellen
o Staat moet in onderhandeling treden met de schade toebrengende
staat
o Als het geschil bij een Tribunaal ligt mogen er geen
tegenmaatregelen meer worden genomen
o Evenredig zijn aan aard van de schade
- Gebruik van geweld
- Tegenmaatregelen die i.s.m. dwingend recht zijn
Het internationaal gerechtshof
Heeft twee taken:
1. Beslechten geschillen tussen staten
2. Advies uitbrengen op verzoek van de AV of Veiligheidsraad VN
Toegang tot het hof is alleen voor staten [ IO’s en burgers niet ].
8
,Verschil tussen de VN Veiligheidsraad en de Algemene Vergadering
Besluiten van de Veiligheidsraad kan worden afgedwongen
- art. 42 Handvest > geweldsmonopolie
- art. 24 Handvest > vrede & veiligheid
Intern zelfbeschikkingsrecht
Dit krijgt vooral gestalte via het recht om deel te nemen aan de politiek. Het gaat om
participatie binnen het besluitvormingsproces van een staat. “Recht op participatie”.
Welke rechtsbronnen werken rechtstreeks door in de nationale rechtsorde?
o Een ieder verbindende verdragsbepaling
o Besluiten van volkenrechtelijke organisaties
o Internationaal gewoonterecht
Rechtspersoonlijkheid
Ondanks de (op)komst van nieuwe actoren is de enige entiteit met volledige
rechtspersoonlijkheid: staten. Dit gold onder het oude/klassieke IPR, maar zeker ook
onder het huidige IPR.
Besluitvorming Veiligheidsraad bij het autoriseren van geweldsmisbruik ex. art.
51 VN Handvest
Zie art. 27 lid 2 en 3 jo 39 e.v. Handvest.
- Gekwalificeerde meerderheid > dit houdt in 9 van de 15 leden waaronder van de 9
moeten het 5 permanente leden zijn. Deze zijn nodig om via geweld de zelfverdediging
uit te oefenen.
- Ieder permanent lid heeft een veto recht.
- Hoofdstuk 7 van het Handvest is onderworpen aan bijzondere procedure >
gekwalificeerde meerderheid.
Geweld in internationale verhoudingen
Geweldsverbod is te vinden in art. 2 lid 4 VN Handvest.
Twee uitzonderingen hierop:
1. H7 Handvest; Veiligheidsraad heeft de primaire taak tot handhaving van orde en
veiligheid, dit is een exclusieve bevoegdheid.
2. Als een staat het verbod op geweld toch zou overtreden tegen de andere staat, dan
mag deze andere staat die aangevallen wordt tezamen met andere staten geweld in
zelfverdediging gebruiken zoals bedoeld in art. 51 VN Handvest.
De Universele Verklaring Voor de Rechten v.d. Mens (UVRM) - 1948
o Gebaseerd op het gelijkheidsbeginsel & het inclusiviteitsbeginsel (= dat deze
waardigheid voor iedereen overal ter wereld ten aller tijden gelding heeft).
o Hiermee werden de universele geldende rechten van de mensen erkend.
o Bijzonder aan de UVRM is dat deze niet alleen de rechten van een ieder
voorschrijft, maar ook de plicht om die van anderen te erkennen. Rechten zijn er
voor een ieder en dus ook niet individualistisch van aard.
9
, Botsing grondrechten internationaal en nationaal recht; voorrang?
Hierbij geldt: “Altijd gaat de bepaling die de ruimste bescherming biedt, voor”.
Zelfhulp
Dit is de basis waarop het internationale recht gevestigd is. Staten moeten er zelf voor
zorgen dat er wat gedaan wordt aan de inbreuken op de afspraken die je met andere
staten had – dat je dit zelf moet doen is logisch want er is geen internationale
politiemacht / is geen hogere autoriteit.
Hoe reageer je op de (vermeende) inbreuk door de andere staat?
1. Retorsie: een reactie op de vermeende inbreuk/ongewenst gedrag waarbij geen
inbreuk op het internationale recht wordt gemaakt. Je doet iets wat niet
verboden is.
- bijvoorbeeld ambassadeur terugtrekken uit de Krim.
2. Tegenmaatregelen: een reactie op de inbreuk d.m.v. een inbreuk op het recht.
- geen handel of diensten meer verlenen aan bedrijven in de Krim. Is alleen
een tegenmaatregel als er een afspraak was dat deze goederen of diensten
aan de Krim geleverd zouden worden.
Beperkingen:
o Geweldgebruik is altijd verboden
- tenzij zelfverdediging ex. 51 Handvest
- of geautoriseerd door de Veiligheidsraad
Artikelen ILC ARSIWA:
Art. 22 & 49-54
- 49: tegenmaatregelen mag je alleen nemen om de andere staat te
bewegen zijn inbreuk ongedaan te maken. Het mag niet als bestraffing
gelden, de tegenmaatregel heeft geen punitieve werking in het
internationaal recht.
- Moet altijd in die vorm zijn dat het terug te draaien is, mag niet
onomkeerbaar zijn. (= een beperking)
- 50-53: mag als tegenmaatregel niet de mensenrechten schenden,
humanitair recht niet schenden door als tegenmaatregel krijgsgevangenen
te executeren, mag niet als tegenmaatregel ius cogens schenden (foltering,
slavernij etc.). Maatregelen moeten ook proportioneel zijn tegen de
schending/vermeende inbreuk.
10