Paragraaf 6.1
De landbouw is het geheel van economische activiteiten waarbij het land wordt gebruikt
ten behoeve van de productie van planten en dieren voor menselijk gebruik.
Zonder hulpstoffen raakt de grond snel uitgeput. Daarom werden er chemische
processen ontwikkeld om op grote schaal kunstmest te produceren. Kunstmest bevat
voedingsstoffen voor planten die via chemische processen worden geproduceerd. Ook
worden grote landbouwmachines en bestrijdingsmiddelen steeds meer gebruikt. Dit
wordt intensieve landbouw genoemd: op een klein oppervlak worden veel agrarische
producten geproduceerd, tegen een lage prijs. Hierdoor is er geen voedselschaarste
meer. Echter is dit niet zo milieu- en diervriendelijk. Sommige stoffen in kunstmest
verzuren de bodem. Bij te veel komt een deel van de kunstmeststoffen via het
regenwater in het grondwater terecht. Om gewassen te beschermen tegen
schimmels/bacteriën worden er gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze hebben in
sommige gevallen grote milieuschade aangericht. In de veehouderij worden megastallen
gebruikt om zo veel mogelijk vee te kunnen houden. Dit vergroot de kans dat ziektes
overspringen van dieren op mensen (Q-koorts)
In de biologische landbouw worden geen kunstmest en chemische
gewasbeschermingsmiddelen gebruikt en zijn er strikte regels voor het milieu en
dierenwelzijn. Er wordt dierlijke mest, vergiste biomassa of groenbemesting gebruikt.
Ook worden er biologische gewasbeschermingsmiddelen gebruikt, deze zijn
af breekbaar. Het vee krijgt biologisch geteeld veevoer, ze worden diervriendelijk
gehuisvest en krijgen alleen medicijnen als ze ziek zijn. Nadeel is dat het vaak minder
opbrengt, ook lopen de dieren in de buitenlucht eerder ziektes op. Voordeel is dat er
veel minder dierenleed en milieuschade is. Voedingsmiddelen van de biologische
landbouw hebben een Europees biologisch keurmerk.
Planten hebben hoofd- en spoorelementen nodig. Een hoofdelement is een atoomsoort
waarvan een organisme tijdens de groei veel van nodig heeft. (N, P, Ca, K, Mg, S). Een
sporenelement is een element dat in de voeding van een organisme vanuit de grond
aanwezig moet zijn voor een goede groei en andere functies, maar er heel weinig van
nodig is. Kunstmest en biologische mest bevatten hoofd-en spoorelementen
voornamelijk in de vorm van zouten. Stikstof is een belangrijk element, dit kunnen
planten niet uit de lucht opnemen. Sommige bacteriesoorten, die in de wortelknolletjes
van sommige planten voorkomen, kunnen dat wél en zijn belangrijke
stikstofproducenten.
Het woord eutrofiëring betekent goede voeding. Voor het milieu juist niet, het geeft
overschot aan voedingsstoffen in het water en op het land. Sommige soorten gaan sterk
groeien, soorten gaan overheersen zoals de algengroei, wat leidt tot zuurstofgebrek.
Hierdoor komt er vissterfte en sloten gaan stinken. Op het land kunnen gras, bramen en
, brandnetels goed profiteren van te veel meststoffen in de grond. Maar het biologische
leven raakt door de eutrofiëring uit balans en de biodiversiteit neemt af. Eutrofiëring
ontstaat doordat landbouwwater vanuit akkers of stallen waar meststoffen zijn opgelost,
worden geloosd in oppervlaktewater. In de industrie worden afvalwater en rookgassen
steeds meer gezuiverd voordat het wordt geloosd, maar er komen alsnog te veel
stikstofverbindingen vrij uit productieprocessen en verbrandingsmotoren (NO, NO2,
NH3). Deze stoffen komen via de lucht in natuurgebieden terecht, waar de eutrofiëring
plaatsvindt.
Voedselderving kun je tegengaan door voedsel te conserveren. Koken, drogen, koelen,
invriezen, steriel verpakken of conserveermiddelen toevoegen zorgen voor minder
snelle derving/groei van bacteriën. Een andere conserveringsmethode is
warmtebehandeling zoals pasteuriseren (tot 72 graden verwarmt, meeste bacteriën
dood, langer houdbaar en smaak blijft behouden) en steriliseren (120 graden, alle
bacteriën dood, nog langer houdbaar en smaak verandert. Bij een microfiltratie bij melk
worden de bacteriën uit de melk gefiltreerd.
Additieven worden aan voedsel toegevoegd. Dit zijn hulpstoffen die het uiterlijk, geur,
smaak of houdbaarheid verbeteren. Ze hebben een E-nummer (goedgekeurd om te
gebruiken door EU) en kunnen zowel een chemische als natuurlijke oorsprong hebben.
Paragraaf 6.2
Je lichaam zet chemische energie om in warmte. Chemische energie wordt in je spieren
omgezet in bewegingsenergie. De belangrijkste brandstoffen voor je lichaam zijn
koolhydraten en vetten
Koolhydraten: Stoffen waarvan de moleculen zijn opgebouwd uit koolstof, zuurstof en
waterstof. Bekende koolhydraten zijn: glucose (C6H12O6) en sacharose (Kristalsuiker,
C12H22O11). Glucose wordt in je lichaam direct opgenomen en via het bloed naar
lichaamscellen getransporteerd. In de cellen wordt glucose via een groot aantal
deelreacties verbrand tot koolstofdioxide en water.
Vetten zijn opgebouwd uit koolstof- en waterstofatomen. Heel weinig zuurstofatomen.
Vetten worden in je lichaam afgebroken. De reactieproducten worden in het bloed
opgenomen en naar de cellen getransporteerd. Daar worden ze gebruikt als brandstof.
Je lichaam kan vet ook opslaan. Dan dient het als reservebrandstof en isolatie
Verzadigde vetten (vlees, kaas) hebben geen dubbele bindingen in het vetmolecuul.
Onverzadigde vetten (vis, olie) hebben één of meerdere dubbele bindingen in het
molecuul. Essentiële vetzuren moet je via voeding binnenkrijgen. Zitten in plantaardige
olie en visolie