Filosofie van de managementwetenschappen
Inhoudsopgave
Hoorcolleges.................................................................................................................................................. 2
Hoorcollege 1.......................................................................................................................................................2
Hoorcollege 2.......................................................................................................................................................5
Hoorcollege 3.....................................................................................................................................................10
Hoorcollege 4.....................................................................................................................................................13
Hoorcollege 5.....................................................................................................................................................18
Hoorcollege 6.....................................................................................................................................................23
Hoorcollege 7.....................................................................................................................................................27
Hoorcollege 8.....................................................................................................................................................34
Hoorcollege 9.....................................................................................................................................................39
Hoorcollege 10...................................................................................................................................................45
Hoorcollege 11...................................................................................................................................................48
Literatuur.................................................................................................................................................... 53
Nut, plicht, deugd: drie soorten van ethiek........................................................................................................53
Hoofdstuk 1: inleiding: de juiste levenswijze................................................................................................53
Hoofdstuk 2: plichtethiek en categorische imperatief..................................................................................55
Hoofdstuk 4: deugdethiek en menselijke kwaliteiten...................................................................................55
De drie kritieken, Kant........................................................................................................................................56
Aristoteles, Ethica...............................................................................................................................................56
Plato, de Grot.....................................................................................................................................................56
Werkcolleges............................................................................................................................................... 56
Werkcollege 1.....................................................................................................................................................56
Werkcollege 2.....................................................................................................................................................57
Werkcollege 3.....................................................................................................................................................58
Werkcollege 4.....................................................................................................................................................63
Werkcollege 5.....................................................................................................................................................65
1
,Hoorcolleges
Hoorcollege 1
Wat is utilitarisme?
“Een moreel goede actie is een actie die het meeste goed produceert.” een
handeling is goed als hij meer nut in de samenleving produceert. Het gaat dus vooral
om het vergroten van het nut. Nut is het maximaliseren van plezier en het
minimaliseren van pijn.
Je moet dus niet kijken naar de doelen of de bedoelingen van de handelingen, maar
naar de effecten om een handeling te beoordelen.
Onthoud: deze theorie wordt ook wel eens aangeduid als consequentialistisch!
Dat wil zeggen: de morele kwaliteit van een actie wordt afgemeten aan de hand van
de consequenties die ze heeft!
Bentham abonneren op wetenschappelijke levensstijl, want dan krijg je geen
ruzie, want wetenschap levert kennis die altijd op een bepaalde manier objectief is.
Op deze manier haal je conflict uit de samenleving weg.
Utilitarisme is niet hetzelfde als egoïsme!
Utilitarisme streeft naar het algemeen goede. Het gaat niet om het individueel
goede.
De slogan is deze: “It is the greatest happiness of the greatest number that is the
measure of right and wrong.” (Bentham) je gaat ervanuit dat iedereen evenveel
profiteert van een bepaalde handeling, maar dit kun je niet garanderen.
Egoïsme streeft naar wat voor mij persoonlijk goed is. Dit is dus wel individueel.
Veel utilitaristen, waaronder JB, geloofden wel in het zgn. ‘psychologische egoïsme’,
maar ze vonden dat dit overwonnen moest worden.
Voorgangers van Jeremy Bentham
Richard Cumberland (1631-1718)
John Gray (1699-1745)
Zij vonden dat het menselijke geluk nagestreefd diende te worden, want God wil dat
mensen gelukkig zijn. Dit is een nieuw soort gedachte! Het menselijk geluk wordt in
de 18e eeuw heel belangrijk en daarom een moraal.
Hier zie je dus een theologische verdediging van ‘hedonisme’. Geluk.
Earl of Shaftesbury (1671-1713) wijst als eerste het beroep op theologie af.
Om te oordelen of een persoon deugdzaam of goed is, moet je niet kijken naar God,
maar naar de impact die zijn handelingen hebben op het systeem waar hij deel van
uitmaakt.
Ook hier (net als bij het psychologische egoïsme) is het essentiële probleem:
vermenging van privébelang en algemeen belang. Dat kun je oplossen: het is ook
voor mij goed om een algemeen belang na te streven.
Privébelang als zodanig bepaalt niet of een handeling goed of slecht is. Alleen het
algemeen belang is het criterium!
Je eigen gevoelens zijn minder belangrijk dan het algemene belang.
Francis Hutcheson
2
, • Van hem wordt gezegd dat hij de uitvinder is van de slogan ‘the greatest happiness
for the greatest number of people’. Nier iedereen wordt gelukkig, maar wel
zoveel mogelijk mensen.
• Maar hij relativeerde deze slogan: geluks maximalisatie is belangrijk, maar niet ten
koste van alles!
• Dignitas (menselijke waardigheid) speelt ook een rol: je hoeft niet ten koste van je
eigen waardigheid je eigen of andermans geluk na te streven.
• Hutcheson benadrukte het belang van moreel overleg (deliberation) voor actie. Een
mens moet te rade gaan bij zichzelf, overleggen, calculeren alvorens een morele
beslissing te nemen. Dus denk zelf na voor je een beslissing maakt.
Jeremy Bentham
• Met hem begint het zogenaamde ‘klassieke utilitarisme’.
• Bentham (1748-1832) was een wonderkind: begon op zijn derde Latijn te leren, sprak
10 talen vloeiend, etc.
• Geldt als sociaal hervormer (pleitte nadrukkelijk voor gelijke rechten van vrouwen,
zelfs homoseksuelen, maar ontwierp ook een nieuw soort gevangenis: het
‘panopticon’ = vanuit het midden wordt iedereen in de gaten gehouden. De
gevangenen kunnen niet zien of ze bekeken worden door de mensen in de
wachttoren in het midden). Panopticon betekent allesziend, je weet dus niet of je
gecontroleerd wordt, dus ga je doen wat je moet doen, je creëert zo discipline.
• Beroemd is deze passage: “De mens heeft twee soevereine meesters: plezier en pijn.
Ze beheersen ons in alles wat we doen en zeggen.” We zijn pijn vermijdend en
plezier zoekend.
• Belangrijk: hier gaat het niet om persoonlijke of individuele gevoelens. Een
handeling die goed is, draagt bij aan het plezier van zoveel mogelijk mensen. Het
gaat in Benthams ethiek nooit om individueel plezier. (Weg dus met het
psychologische egoïsme dat we eerder tegenkwamen!)
• Nut, dat wil zeggen: alles wat ‘pleasure’ voor zoveel mogelijk mensen verhoogt, is
het criterium voor iedere deugd. Ofwel: een handeling die deugdzaam, goed of juist
is, is een handeling die de hoeveelheid nut in een samenleving verhoogt.
• Let op: het gaat hierbij om kwantitatieve grootheden! Nut, plezier en geluk worden
in cijfers gedacht. Dus in hoeveelheden. Het gaat dus niet om kwaliteit van plezier,
maar om de kwantiteit van geluk en plezier.
• Men spreekt wel eens van: ‘moral arithmetics’ (morele rekenkunde). De ‘deliberatie’
gaat dus richting een ‘felicific calculus’. Geluks calculus.
• Ander belangrijk punt: Het morele oordeel mag nooit afhangen van gevoelens van
weerzin of afkeer! Zou dat wel het geval zijn, dan wordt moraliteit een kwestie van
smaak. Dat wil Bentham niet: hij wil een objectieve grondslag voor moraliteit. Het
moet iets zijn waar mensen het over eens kunnen worden. Wetenschappelijk
fundament.
• Hoe walgelijk de persoon Bentham homoseksualiteit misschien ook vindt, hij kan
hierover als ethicus geen morele afkeuring uitspreken. Wat het nut niet
noodzakelijkerwijs vermindert, hoeft niet te worden afgewezen.
3
, • Je moet gewoon kijken wat de effecten of consequenties ervan zijn, niet naar de
handeling zelf. Worden er meer mensen gelukkig van dan ongelukkig, dan moet je de
handeling toestaan.
• JB kijkt dus volledig instrumenteel naar bepaalde handelingen. Anders gezegd:
• ER ZIJN GEEN INTRINSIEK GOEDE OF KWADE HANDELINGEN!!
• Bijvoorbeeld: vrijheid is niet op zich goed of slecht. Vrijheid is pas slecht (of goed) als
ze bijdraagt tot meer ongeluk (of geluk). Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor
autonomie.
• Goed is ieder streven en bewerkstelligen van meer (algemeen) geluk en plezier.
• Politieke implicaties: een bepaald soort beleid (meer vrouwen in de top van
organisaties, een handelsboycot ten aanzien van verkeerde regimes, legaliseren van
het homohuwelijk, enz.) is niet goed of slecht. Slechts het nut van dat beleid bepaalt
dat!
• Dus: soms is een bepaalde wet goed, soms is diezelfde wet slecht. De wet is niet
intrinsiek goed of slecht, maar het wordt bepaald aan de hand van het geluk en
ongeluk dat eruit volgt.
• Denkvraag: geloven we dan helemaal niet meer in principes en moeten we steeds
weer opnieuw nut of nadeel ‘uitrekenen’ om een oordeel te kunnen vormen?
John Stuart Mill
• Belangrijkste opvolger en criticus van Bentham. Het was een leerling van Bentham.
• Ook een wonderkind: zijn vader wilde, mede onder invloed van Bentham zelf, van dit
kind een genie maken. Als kind mocht hij daarom geen omgang hebben met
leeftijdsgenoten.
• Trouwde in 1851 met de al even briljante Harriet Taylor (1807-1851), een belangrijke
‘suffragette’ (benaming voor feministe: suffrage is Frans woord voor ‘stemrecht’).
Korte tijd na hun huwelijk overleed zij aan een longontsteking.
• Mill en Taylor waren groot voorstander van gelijkheid voor vrouwen . Hun boek ‘The
subjugation of women’ is een klassieker. Mill schreef dit boek af met de dochter die
zijn vrouw uit een eerder huwelijk had (Helen Taylor).
• Mill was ook politicus en zette zich bijv. in voor het onderdrukte Ierse volk.
• Kritiek op Bentham:
A) Kritiek op egalitaire opvatting van pleasure/pain; volgens Mill zijn er verschillende
niveaus van plezier: dronken worden is het niet hetzelfde plezier als het plezier dat je
beleeft na lezing van een mooi gedicht. Morele rekenkunde functioneert alleen
maar als je alle vormen van geluk dezelfde waarde geeft.
B) Als alle ‘pleasures; gelijk zijn, dan zijn dierlijke ‘pleasures’ net zo veel waard als
menselijke en zijn mensen moreel net zoveel waard als dieren. Dat kon Mill niet
accepteren.
• Mill bestreed de gedachte dat mensengeluk niet meer waard is dan dierengeluk door
te zeggen dat sommige pleasures hoger zijn dan andere. Berucht/beroemd is zijn
uitspraak dat het ongeluk van een mens meer waard is dan het geluk van een varken.
4