Sociologie samenvatting periode 1
Hoofdstuk 1 Wat is sociologie
sociologie: Het gedrag vanuit de samenlevingsverbanden die mensen met elkaar vormen.
Psychologie: Het gedrag vanuit een persoon zelf.
Sociologen verklaren gedrag vanuit de samenlevingsverbanden die mensen met elkaar
vormen. De sociologie probeert antwoord te geven op 2 samenhangende vragen;
1. Hoe worden mensen in hun gedrag beïnvloed door het feit dat zij deel uitmaken van
allerlei samenlevingsverbanden oftewel groeperingen?
- Microniveau, directe sociale omgeving
- Mesoniveau, wijdere sociale omgeving
- Macroniveau, de maatschappij als geheel
2. Hoe zit de samenleving in elkaar?
Individualisering: De neiging om sociale of maatschappelijke problemen te herleiden tot
individuele problemen of afwijkingen.
Uitstoting: De banden tussen een individueel persoon en een groep worden verbroken.
Sociologie is een empirische wetenschap
= een wetenschap waarbij kennis voortkomt uit een systematische waarneming van feiten.
Sociologen zijn dus zowel geïnteresseerd in de objectieve werkelijkheid als in de vraag hoe
mensen de werkelijkheid subjectief beleven.
Goede zorg begint bij kennis van menselijk gedrag en alle factoren die gedrag beïnvloeden.
Ook goede samenwerking vereist kennis van menselijk gedrag. Sociologie kan
verpleegkundigen helpen meer zicht te krijgen op:
het eigen gedrag en dat van anderen (patiënten, collega’s en vertegenwoordigers van
andere disciplines);
maatschappelijke factoren met betrekking tot zorg, ziekte en gezondheid,
bijvoorbeeld factoren die van invloed zijn op het functioneren van mantelzorg of het
verband tussen gezondheid en sociale klasse;
de inrichting en ontwikkeling van de gezondheidszorg en de rol en positie van
verpleegkundigen daarin;
de positie van verpleegkundigen in allerlei groeperingen op micro-, meso- en
macroniveau.
Volgens Wilterdink en Van Heerikhuizen (2013) zijn mensen op drie manieren met elkaar
verbonden: zij zijn op elkaar gericht, door elkaar gevormd en van elkaar afhankelijk.
3 aspecten van de sociale;
- Mensen zijn op elkaar gericht en stemmen hun gedrag op elkaar af -> interactie
- Mensen zijn door elkaar gevormd. Wat mensen doen, denken en voelen, is sterk
bepaald door wat zij van anderen geleerd hebben -> cultuur
- Mensen zijn van elkaar afhankelijk. Mensen kunnen niet zonder anderen leven ->
interdependentie
, Hoofdstuk 2 Mensen zijn op elkaar gericht: interactie
Het begrip interactie wil zeggen: het gedrag van mensen ten opzichte van elkaar in
onderlinge wisselwerking.
Het begrip identiteit wil zeggen: de wijze waarop iemand zichzelf ziet (het zelfbeeld).
Role-taking
- Mensen verplaatsen zich in de positie van een ander met wie zij in contact komen.
- Een belangrijke ontwikkeling voor het zelfbeeld.
- Mensen weten wat er van hen wordt verwacht
Van veel situaties hebben wij al geleerd hoe wij die moeten definiëren. We kunnen dan
spreken van collectieve betekenissen. Iedereen heeft een eigen cultuur en doordat mensen
steeds meer samenleven met verschillende culturen ontstaan er vaker
interpretatieproblemen.
Een referentiekader is een geheel van waarden, normen, overtuigingen en
vanzelfsprekendheden op grond waarvan de leden van een groepering oordelen en
handelen. Ook wel de sociale bril waardoor iemand de werkelijkheid bekijkt.
Sociale constructie: mensen bepalen samen wat zij normaal en wat zij abnormaal vinden.
Het waarnemen van een situatie is niet alleen een individueel proces maar ook een collectief
proces, de media en mensen om ons heen beïnvloeden vaak een mening.
Attribueren is toeschrijven. Als men het gedrag van iemand waarneemt, probeert men dat
gedrag te begrijpen door het toe te schrijven (te attribueren) aan specifieke oorzaken.
Volgens de attributietheorie proberen mensen bij het waarnemen altijd te verklaren, dat
gedrag wordt door meerdere factoren verklaard:
- Interne factoren, de persoon is de oorzaak
- Externe factoren, omstandigheden zijn de oorzaak
- Combinatie van factoren
De attributietheorie kent het begrip fundamentele attributiefout: de rol van de persoon
wordt overschat en de rol van omstandigheden wordt onderschat. Interne factoren worden
dus eerder als oorzaak gezien dan externe factoren.
Als we iemand voor het eerst ontmoeten hebben we een mening over iemand en plakken we
snel een etiket op een persoon. Een stigma is een negatief etiket, een brandmerk. We
onderscheiden 3 soorten stigmata:
- Lichamelijke gebreken en afwijkingen
- Als ongewenst beschouwde karaktertrekken
- Collectieve stigmata (ras, religie)
, Mensen worden snel veroordeeld of je hebt een stereotype. Het begrip veroordeel wil
zeggen: een bepaalde vaste manier van denken, voelen en handelen deze vooroordelen zijn
moeilijk te veranderen. Het begrip stereotype is ook een manier van denken, voelen en
handelen maar dan van een groep mensen ten aanzien van een andere groep (mensen
indelen in groepen).
Het begrip selffulfilling prophecy duidt erop dat een subjectieve definitie van de situatie
zichzelf kan waarmaken. Dat wil zeggen dat men aanvankelijk een onjuiste definitie van de
situatie heeft waarnaar men gaat handelen, waardoor de onjuiste definitie juist wordt.
Selfdestroying prophecy = een oordeel dat men heeft over iemand anders, is sterk
onderhevig aan opvattingen die men allang over hen heeft
Pygmalion-effect -> het oordeel dat men heeft over anderen, is sterk onderhevig aan
opvattingen die men allang over hen heeft.
Hoofdstuk 3 Mensen worden door elkaar gevormd: cultuur
Het begrip cultuur wordt vaak gezien als bijvoorbeeld naar een museum gaan, in de
sociologie zijn het alle aspecten in het dagelijkse leven. Het duidt op zaken die mensen met
elkaar delen. Het begrip subcultuur is een cultuur die een aantal kenmerken
gemeenschappelijk heeft met de overkoepelende cultuur.
Bij natuur gaat het om datgene wat de mens bij de geboorte meekrijgt, de aangeboren
eigenschappen.
Wanneer wij in de beoordeling van anderen onze eigen waarden en normen centraal stellen,
spreken we van etnocentrisme. Er zit een element van veroordeling van anderen in. De
cultuur van de ander is toch minder waard dan de onze.
Wanneer verschillende cultuurelementen zich in een verschillend tempo ontwikkelen,
waardoor er problemen ontstaan, spreken we van een cultural lag.
Collectieve opvattingen over wat mensen goed en daarom nastrevenswaardig vinden,
worden waarden genoemd. Sociologen zijn vooral geïnteresseerd in collectieve waarden.
Vanaf de jaren zestig zijn mensen de waarde ‘geloof’ steeds minder belangrijk gaan vinden,
terwijl de waarde ‘gezondheid’ voor veel mensen steeds belangrijker werd.
Gedragsregels over wat wel en niet hoort noem je normen.