Het lymfestelsel en immuniteit
Verdedigingsmechanismen:
De verschillende micro-organismen die ziekten bij de mens veroorzaken, waaronder
uiteenlopende virussen, bacteriën schimmels en parasieten worden pathogenen of
ziekteverwekkers genoemd.
Het lymfestelsel bestaat uit cellen, weefsels en organen die verantwoordelijk zijn
voor de verdediging van het lichaam. De belangrijkste cellen van het lymfestelsel zijn
de lymfocyten. Deze cellen zijn noodzakelijk voor het vermogen van he t lichaam om
weerstand te bieden aan infectie en ziekte of om deze te overwinnen.
Immuniteit is het vormogen om infectie en ziekte te weerstaan. We hebben 2
vormen van immuniteit die onafhankelijk van elkaar bijdragen aan de verdediging
van ons lichaam. Dit zijn aangeboren (niet-specifieke) en adaptieve (specifieke)
immuniteit.
Het lichaam heeft verschillende anatomische barrières en verdedigingsmechanismen
die het binnenkomen van ziekteverwekkers voorkomen, vertragen of deze
ziekteverwekkers aanvallen als ze het lichaam toch binnenkomen.
Deze mechanismen worden aangeboren, niet-specifieke afweer genoemd, omdat ze
geen onderscheid maken tussen de verschillende potentiële bedreigingen.
Lymfocyten daarentegen reageren specifiek: als een ziekteverwekkende bacterie de
perifere weefsels binnenkomt, organiseren de lymfocyten een verdediging tegen dat
specifieke type bacterie.
Daarom wordt gezegd dat lymfocyten voor een adaptieve specifieke afweerreactie
zorgen, die de immuunreactie of immuunrespons wordt genoemd.
Lymfestelsel:
Een van de minst bekende orgaanstelsels, het lymfestelsel, bestaat uit de volgende 4
onderdelen:
1. Vaten. Een netwerk van lymfevaten begint in de perifere weefsels en eindigt bij de
verbindingen met de venen.
2. Vloeistof. Een vloeistof, de zogenoemde lymfe, stroomt door de lymfevaten. Lymfe
lijkt op bloedplasma, maar bevat een veel lagere concentratie opgeloste eiwitten.
3. Lymfocyten. Lymfocyten zijn gespecialiseerde cellen die een reeks specifieke functies
verrichten bij de verdediging van het lichaam.
4. Lymfoïde weefsels en organen. Lymfoïde weefsels zijn verzamelingen van los
bindweefsel en lymfocyten in structuren die lymfefollikels worden genoemd,
bijvoorbeeld de amandelen. Lymfoïde organen zijn complexere structuren die grote
aantallen lymfocyten bevatten en die met lymfevaten zijn verbonden; voorbeelden
zijn de lymfeknopen, de milt en de thymus.
Functies van het lymfestelsel:
, Het lymfestelsel heeft de volgende belangrijkste functies:
1. De productie, het onderhoud en het transport van lymfocyten. Lymfocyten worden
gevormd in het rode beenmerg en opgeslagen in lymfoïde organen zoals de milt en
de thymus. Lymfocyten reageren op de aanwezigheid van (1) binnendringende
ziekteverwekkers, zoals bacteriën of virussen; (2) afwijkende lichaamscellen, zoals
met virussen geïnfecteerde cellen of tumorcellen; en (3) vreemde eiwitten, zoals de
gifstoffen die door sommige bacteriën worden gevormd.
2. De terugkeer van vloeistoffen en opgeloste deeltjes van perifere weefsels naar het
bloed. Doordat het lymfestelsel het weefselvocht terugbrengt, wordt het
bloedvolume op peil gehouden en wordt de samenstelling van de interstitiële
vloeistof overal in het lichaam constant gehouden.
3. Het transport van hormonen, voedingsstoffen en afvalstoffen vanuit de plaats van
opname in de weefsels naar het bloed. Sommige stoffen die in de bloedsomloop niet
rechtstreeks kunnen binnenkomen, worden via lymfevaten naar venen vervoerd. De
meeste vetten die door het spijsverteringskanaal zijn opgenomen, worden
bijvoorbeeld niet via capillairen in het bloed opgenomen. Deze stoffen komen pas in
de bloedsomloop terecht nadat ze door lymfevaten zijn getransporteerd.
Lymfevaten:
Lymfevaten vervoeren lymfe vanuit perifere weefsels naar het veneuze systeem. De
kleinste lymfevaten, zogenoemde lymfecapillairen, beginnen blind in de perifere
weefsels. De lymfecapillairen zijn met endotheel bekleed.
De endotheelcellen zijn niet stevig met elkaar verbonden, maar overlappen elkaar
wel. Deze overlapping fungeert als éénrichtingsklep: deze laat vloeistof, opgeloste
stoffen met virussen en bacteriën binnen, maar laat hun terugkeer naar de
intercellulaire ruimten niet toe.
De druk in het lymfestelsel is buitengewoon laag, zodat kleppen noodzakelijk zijn om
de lymfe te laten stromen.
De lymfevaten monden uiteindelijk in 2 grote vaten uit. De ductus thoracicus
(borstbuis) verzamelt lymfe vanuit het onderstel deel van de buikholte, het bekken
en de benen en uit de linkerhelft van het hoofd, de hals en de borst. Dit vat brengt de
verzamelde lymfe naar het veneuze systeem.
De kleinere ductus lymphaticus dexter (rechterlymfestam), die op een
overeenkomstige plaats aan de rechterkant uitmondt, voert lymfe af vanuit de
rechterkant van het lichaam boven het diafragma. Dit lymfevat mondt uit in de
rechter v. subclavia.
Wanneer de afvoer van lymfe vanuit een arm of been is geblokkeerd, ontstaat
lymfeoedeem. Hierbij hoopt interstitiële vloeistof zich op in de ledematen waardoor
deze geleidelijk ernstig gaan opzwellen.
Lymfocyten: