Samenvatting:
Inleiding in de psychopathologie
Hoofdstuk 2 t/m 16.
,Hoofdstuk 2: Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen
- DSM-5 bestaat uit- schizofrenie, waanstoornis, kortdurende psychotische stoornis,
schizofreniforme stoornis en schizo affectieve stoornis.
Kenmerken schizofrenie;
- Heterogeen klinisch syndroom dat sterk kan verschillen tussen patiënten en bij dezelfde
patiënt door de tijd heen. Vanwege heterogeniteit in uiting en oorzaak ook wel stoornis.
- Zorgt ervoor dat het dagelijks functioneren vermindert.
- 4 symptomen; (duur minstens 6 maanden)
a. Affectieve symptomen- somberheid, emotioneel leeg, affectieve vervlakking (minder
oogcontact, gezichtsuitdrukking en intonatie). Angst, prikkelbaarheid en ontreddering.
b. Somatische symptomen- slaappatroon, niet meer eten, geen intimiteit of seksualiteit.
Waarneming verstoord door hallucinaties. Die stemmen geven opdrachten of bekritiseren,
patiënt gevoel alsof hij/zij hier niks aan kan doen.
c. Gedragssymptomen- spreken van hak op de tak, onlogische verbanden. Maken nieuwe
woorden (neologismen) of nemen andere abstracte begrippen letterlijk (concretismen).
Hierbij heb je echolalie (napraten), echopraxie (nadoen) en negativisme (alles weigeren of
tegenovergestelde doen van wat gevraagd wordt). Suïcidale gedachten, depressie.
d. Cognitieve symptomen- gedesoriënteerd denken en verwardheid. Wanen (eigen
overtuiging in tegenstrijd met werkelijkheid). Beperkt beoordeling vermogen en ziektebesef
zodat het ernstig disfunctioneren niet opvalt of als hinderlijk wordt ervaren.
- Negatieve symptomen komen bij mensen zonder psychose wel voor, maar zijn bij patiënten
met schizofrenie weggevallen. Zoals sociaal terugtrekgedrag.
- Positieve symptomen zijn wanen, hallucinaties, komt bij men zonder psychose niet voor.
Waanstoornis en kortdurende psychotische stoornis;
Erotomanen type- denkt dat iemand anders verliefd op betrokkene is.
Grootheidstype- de waan dat hij beschikt over een groot talent of belangrijke ontdekking.
Jaloerse type- denkt dat de partner ontrouw is.
Achtervolgingstype- waan van samenzwering tegen betrokkene.
Somatische type- betrekking op lichamelijke functies, zoals geur of ziekte bij zich.
Instrumenten voor diagnostiek van psychotische stoornissen;
Screening op psychotische klachten- CAPE, CAARMS, PQ
Zicht krijgen op ernst en het beloop van symptomen- PSYRATS, PANSS, SDS
Bepalen niveau functioneren en zorgbehoefte- CAN, HoNOS
- Differentiële diagnostiek: mensen met psychose meldt zich pas laat voor hulp. Meestal
eerst subtiele veranderingen die zich voordoen, waaronder trager denken.
- Een schizofreniforme stoornis duurt 1 tot 6 maanden daarna is het schizofrenie.
- Soms geen behandeling nodig.
- In de prodromale fase eerste subtiele veranderingen. In acute fase van belang dat je
heteroanamnese (informatie over de medische voorgeschiedenis en achtergrond van een
patiënt ingewonnen wordt bij een andere persoon dan de patiënt zelf) doet om tot de juiste
diagnose te komen.
- Komen heel veel verschillende aandoeningen voor bij schizofrenie. Ook tabaksgebruik en
cannabis.
- Bij iemand met autisme moet er 1 maand lang hallucinaties zijn voordat het vastgesteld
kan worden.
Prevalentie;
- Schizofrenie- lifetime 0,5 tot 1% meer mannen, jaarlijks 0,02%.
- Schizo affectieve stoornis 0,3% meer vrouw.
,Etiologie;
a. Biologische factoren-
Genetische factoren- belangrijke rol. Eerstegraads familieleden van patiënten hebben een
grotere kans op ontwikkelen van schizofrenie. Ook hogere kans als vader ouder dan 50 is.
Neurobiologische factoren- tal afwijkingen hiervan. Bijvoorbeeld frontale cortex anders.
b. Psychologische factoren-
Cognitieve benadering zegt dat bij men met schizofrenie de informatieverwerking verstoord is.
Wanen zijn pogingen om deze verstoorde betekenisgeving van externe stimuli te verklaren.
Met hallucinaties gegenereerde informatie toeschrijven aan externe bron.
c. Psychosociale factoren-
Stressoren in de kindertijd waaronder mishandeling en vooral seksueel misbruik of
oorlogsgeweld of relatief geringe stressoren als uit huis gaan vergroten met name de kans op
eerste episoden van schizofrenie.
Behandeling;
a. Biologische aanpak-
Farmacotherapie met antipsychotica vormt de hoeksteen van de behandeling van schizofrenie.
Is een effectieve vorm van behandeling. Onderscheid tussen typisch (klassiek of eerste
generatie) en atypisch (moderne of tweede generatie). Positieve symptomen verbeteren door
medicatie en negatieve aanzienlijk minder. Antipsychotica zorgt voor minder
bewegingsstoornissen, maar wel voor gewichtstoename.
c. Psychologische aanpak-
Groot deel van patiënten houdt na de behandeling met antipsychotica nog restsymptomen.
Hierom krijgen ze therapie. Cognitief gedragsexperimenten en exposure en auditief neuriën of
zingen.
c. Psychosociale aanpak-
Gezinsinterventies. Hallucinatie integratieve therapie (veel verschillende vormen therapie) helpt
om anders met de stemmen om te gaan.
Multidisciplinaire richtlijn schizofrenie; adviseert bij acute fasen en bij onvoldoende effect.
- >6 weken een ander psychoticum.
>12 weken clozapine
>16 weken antipsychoticum
- Verder nog bij restsymptomen antidepressivum en magnetische stimulatie. Anders ECT.
Prognose; Early-onset schizofrenie is met begin voor 18 de levensjaar.
, Hoofdstuk 3: Bipolaire stemmingsstoornissen
- DSM-5 bestaat uit- Bipolaire-I-stoornis, bipolaire-II-stoornis en cyclothyme stoornis.
Kenmerken manische episoden;
- Gaat gepaard met manische en depressieve episodes met daartussen periodes zonder
veranderd stemming van korte dagen of langere duur.
- Manische episode is de tegenpool van een depressieve episode. Verhoogde stemming in
combinatie met uitzonderlijk gedrag of energie.
- Een hypomanische heeft mildere klachten, bergen met werk verzetten zonder moe te
worden.
a. Affectieve symptomen- bij manisch is het optimisme en energiek, bij depressief is het
pessimisme en lusteloosheid.
Rapid cycling is snelle stemmingsflucaties 4 in een jaar, jongere vrouwen.
b. Somatische symptomen- bij manisch onvermoeibaarheid en verhoogde seksuele
interesse, bij depressief is het vermoeibaarheid en verlaging seksuele interesse.
c. Gedragssymptomen- bij manisch is het overactief en sociabiliteit, bij depressief inactief en
niet sociabiliteit.
d. Psychologische symptomen- bij manisch is het positieve zelfwaardering en impulsief, bij
depressief negatieve zelfwaardering en vertraagd denken. Bij beide geheugen en
concentratieproblemen.
- Bipolair-1 stoornis ten minste één manische episode, die meestal voorafgaat aan of
gevolgd wordt door een depressieve episode.
- Bipolair-2 stoornis ten minste een hypomanische episode, die voorafgaat aan of gevolgd
wordt door ten minste één depressieve stoornis.
- Cyclothyme stoornis tenminste 2 jaar wisselende episodes met hypomanische en milde
depressieve symptomen.
Specificaties;
Angstige spanning- gespannenheid en rusteloosheid> concentratie problemen.
Gemengde kenmerken- hypo en manisch met 3 kenmerken depressie en andersom.
Rapid cycling- 4 stemmingsepisoden in een jaar.
Melancholische- vroeg wakker worden, dag schommelingen en minder eetlust of gewicht.
Atypische- toegenomen slaap, eetlust en gewicht toegenomen en moe.
Psychotische- wanen en hallucinaties.
Katatonie- onbeweeglijkheid.
Begin peri partum- tijdens zwanger of 4 weken na geboorte.
Seizoensgebonden- 1 stemmingsepisode die te maken heeft met tijd van het jaar.
Instrumenten voor diagnostiek van bipolair stoornissen;
Eerste screening wordt zelfrapportage vragenlijsten gebruikt- MDQ en HCL-32.
Ernst te bepalen met interview/observatieschalen- CGI-BP, YMRS en BR-MAS.
- Differentiële diagnostiek: Manische symptomen kunnen directe fysiologische gevolg zijn
van medicatie of somatische aandoeningen zoals middelen (alcohol), neurologisch
(hersentrauma), endocriene aandoeningen (vitamine B12) of infectieziektes (influenza)
Prevalentie;
- Bipolair stoornis- lifetime 1,3%, jaarlijks 0,8%, nauwelijks verschil man/vrouw.
- Cyclothyme stoornis- lifetime 0,4%-1%.