Dierenrijk deel 1
Sessiel, als een dier sessiel is, zit die vast en kan die niet verplaatsen. Dieren hebben echter altijd een
stadium waarin ze zich wel kunnen bewegen, wat erg verschilt met planten die niet actief bewegen.
Protostomia, zijn beter bekend als invertebraten wat betekent dat ze geen wervels hebben, maar die
term blijkt niet meer helemaal te kloppen. Er zijn 35 phyla, wij moeten onderstaande 7 kennen:
1. Porifera (sponzen)
2. Cnidaria (neteldieren)
3. Platyhelminthes (platwormen) Belangrijke termen!
4. Nematoda (rondwormen)
5. Annelida (ringwormen)
6. Mollusca (weekdieren)
7. Arthopoda (geleedpotigen)
Verschil plant, schimmel en dier, een belangrijk verschil zit hem in de voedinswijze: schimmels en
dieren zijn heterotroof terwijl planten autotroof zijn. Verder doet een schimmel aan externe
vertering, maar de mens alleen maar aan inwendige vertering. Ook zitten er verschillen in de bouw
v/h lichaam, de voortplanting en de ontwikkeling.
Zygote dieren, bij dieren vinden er
klievingsdelingen plaats wat bij de planten en
schimmels niet gebeurt. Deze delingen gaan door
tot er een blastula (holle bal) ontstaat. Hierna vindt
de belangrijke stap van gastrulatie plaats, waarbij
de maag gevormd wordt. De plek van de opening
wordt de blastopores genoemd. Hox-genen spelen
hierbij een belangrijke rol, zij zijn belangrijk bij de
bepaling wat voor en achter wordt. Alleen bij
dieren komen hox-genen voor.
Choanoflagellata, deze groep vormt waarschijnlijk de voorouder van de
dieren. Zij vormen een kolonie van cellen die er als volgt → uitziet. Ze
vormen een bol die zich gaat onderscheiden in onderdelen, waarbij cellen
andere functies krijgen om samen te werken. Verder hebben de
choanoflagellata kraagcellen met daarin een flagel. Hieruit volgen 3 lijnen van bewijs:
- Soortgelijke kraagcellen komen ook voor bij de Porifera (sponzen)
- Soortgelijke kraagcellen zijn ook te vinden bij andere diergroepen
(Cnidara,Plathyelminthes en echinodermata)
- Overeenkomst op DNA niveau (bv cadherines), deze overeenkomsten vind je niet bij de
protisten, planten en funghi terug.
Stamboom morfologische data, er is een indeling
gemaakt in het dierenrijk op basis van morfologische
data. De voorouder in de afbeelding is dus de
choanoflagellata. Voor het maken van zo’n boom heb je
kenmerken nodig die overeenkomen of juist verschillen.
Een paar van die kenmerken zijn: aanwezigheid echt
weefsel, radiale of bilaterale symmetrie, aanwezigheid
lichaamsholte (coeloom) en protostoom versus
deuterostoom. (rode kruizen hoeven we niet te kennen.)
Protostomia, de eerste opening die in het diertje ontstaat
is de mond. De blastopore vormt dus de mond en het gat
aan het andere uiteinde van je maagholte is de anus.
Deuterostomia, de eerste opening die in het diertje
ontstaat dus de blastopore vormt de anus en het andere
uiteinde de mond.
, Radiale symmetrie, symmetrie op radiale vlakken zoals koraal bv heeft.
Bilaterale symmetrie, symmetrie in de (rechter en linker) lichaamshelft.
M, mediane snijvlak (blauw eekhoorn). Als iets mediaan is, ligt het in dit vlak.
TV, transversale snijvlak (witte eekhoorn).
F, frontaal snijvlak, dan zou je het dus in de lengte doorsnijden (geel eekhoorn).
Rostraal/Craniaal, rostrum=neus, dus kant van de neus of kop.
Caudaal, plek waar de staart zit.
Dorsaal, aan de rugzijde gelegen.
Ventraal, aan de buikzijde gelegen.
Superior, wordt voor gebruikt als medische term en is aan de bovenzijde gelegen.
Inferior, wordt vaak als medische term gebruikt en is aan de onderzijde gelegen.
Blauw is ectoderm, geel is endoderm (maagdarmstelstel)
Acoelomaat, deze dieren hebben geen coeloom. Dit zie je bijvoorbeeld bij de platworm,
tussen het endo- en ectoderm is het volledig opgevuld met mesoderm dus is er geen coeloom
aanwezig.
Pseudocoelomaat, er is wel een
holte/coeloom en de organen en
bloedvaten hangen hier ‘los’ in. Aan de
buitenzijde is mesoderm aanwezig,
maar verder zijn de organen niet
bekleed met mesoderm. Een voorbeeld
is de rondworm.
(Eu)coelomaat, dit zijn de echte coelomaten. Hierbij is zowel de binnen- als buitenzijde van de holte
bekleed met mesoderm. Dit zie je bv bij ringwormen.
Protostomia vs. deuterostomia, voordat de 3e klievingsdeling
plaatsvindt, is de ordening van de cellen t.o.v. elkaar belangrijk om te
zeggen of je een protostoom (eerst mond daarna anus) of deuterostoom
(eerst anus daarna mond) dier krijgt. Bij spiraal geordende zygoten
ontstaat coeloom tijdens invaginatie van het endoderm en hierbij splitst
een klompje cellen af die later opensplijt, zodat er aan beide zijden een
holte ontstaat. Dit gebeurt bij de protostomen. Bij radiale ordening vindt
er een soort afsplitsing plaats van het endoderm wat later weer
terugvouwt en deze endodermale cellen hebben op die manier het
coeloom gevormd. Dit gebeurt bij de deuterostomen. Als een cel uit de
spirale zygote zet en bij een andere voegt, zal hetzelfde onderdeel vormen als die bij zijn originele
zygote had gedaan bv de poot. Als je echter een radiale cel van de zygote afhaalt, gaat die zich tot
een heel nieuw organisme ontwikkeling. (Deze extracties doe je in het 8- of 16-cellig stadium.)
Humane tweelingen ontstaan doordat een cel loslaat van de embryo, wij hebben dus een radiale
zygote en behoren tot de deuterostomen.
Doordat we tegenwoordig moleculaire data kunnen vergelijken zoals DNA, klopt de fylogenetische
boom op de vorige pagina eigenlijk niet meer en weten we dat 2 groepen die we eerst tot
deuterostomia rekenden protostomia zijn. (Deze groepen hoef je niet te kennen.) Ook hangt het er
van af welke diergroepen je bekijkt en welke kenmerken je belangrijke vindt om te bepalen hoe je
boom eruitziet.
Protostomia, deze is op te delen in lophotrochozoa en ecdysozoa. Het
verschil zit hem erin dat de lophotrochozoa een trochophora larve
hebben of lophophoraat dragen. Dieren die vervellen zoals slangen,
krabben en geleedpotigen vormen de ecdysozoa.
Porifera, vanuit de choanoflagellata ontstaan de sponzen (porifera). Zij worden niet beschouwd als
weefsel bezittend het is eerder een bij elkaar geraapt hoopje cellen. Je zegt namelijk pas dat dieren
weefsel vormen als de cellen op een basale lamina staan. Als je deze cellen door een zeef haalt,
kunnen ze weer samenklonteren en een sponsachtig dier vormen. Verder zijn ze sessiel en hebben ze