Een samenvatting van alle behandelde stof en jurisprudentie van het vak Verbintenissenrecht (RGBUPRV029). Meer heb je niet nodig om je tentamen te halen!
Week 1
Beginsel van contractsvrijheid:
• Positieve contractsvrijheid: de mogelijkheden om de eigen doelen met behulp van rechtens
afdwingbare contracten na te streven.
• Negatieve contractsvrijheid: de vrijheid om niet gedwongen te worden contracten aan te gaan die
niet gewild zijn
Een overeenkomst komt normaal gesproken tot stand via aanbod, aanvaarding (art. 6:213 lid 1 BW jo. art.
6:217 lid 1 BW).
Er is pas sprake van een rechtshandeling als het betreffende rechtsgevolg is gewild en die wil zich door
middel van een verklaring heeft geuit (art. 3:33 BW). Die verklaring is in beginsel vormvrij (beginsel van
consensualisme).
Het kan echter zo zijn dat de wil en verklaring niet overeenkomen. Wat dan? Daar zijn verschillende klassieke
theorieën over:
• Wilstheorie: geen overeenkomst, immers geen wil
o Nadeel: benadeling ontvanger. Bovendien is men nog gebonden als men dat niet langer wil?
• Verklaringstheorie: wel een overeenkomst, puur op basis van verklaring
o Nadeel: biedt ontvanger meer bescherming dan gerechtvaardigd
• Vertrouwenstheorie: slechts overeenkomst als de verklaring vertrouwen mochten wekken dat er
gewild was (correctie op verklaringstheorie)
o Nadeel: biedt ontvanger meer bescherming dan gerechtvaardigd
• Wilsvertrouwensleer: grondslag gebondenheid is de wil van de verklarende of bij uitzondering
gerechtvaardigd vertrouwen, zie art. 3:33 BW jo. art. 3:35 BW (correctie op wilstheorie).
In het Nederlands rechtssysteem wordt gebruik gemaakt van de wilsvertrouwensleer.
Volmacht (art. 3:60 BW): iemand anders mag voor jou een rechtshandeling doen, een bevoegdheid,
eenzijdige rechtshandeling (maar er ontstaat geen verbintenis, omdat iemand niet verplicht is om de
volmacht te accepteren en uit te voeren)
Principaal = de persoon die volmacht afgeeft
Tussenpersoon = gevolmachtigde = de persoon die volmacht krijgt en in naam van de principaal een
rechtshandeling uitvoert
Wederpartij = de derde (alleen bij meerzijdige rechtshandelingen zoals overeenkomsten), de tussenpersoon
sluit in naam van de principaal een overeenkomst met de wederpartij
Wanneer de tussenpersoon binnen de grenzen van zijn bevoegdheid blijft, is hij niet gebonden aan de
rechtsgevolgen van de rechtshandeling die hij in naam van de principaal heeft uitgevoerd.
Vereisten geslaagde rechtshandeling:
1. Handelen in naam van de principaal (art. 3:60 lid 1 BW)
2. Handelen binnen de grenzen van zijn bevoegdheid (art. 3:66 lid 1 BW)
,Wanneer het 2de vereiste faalt (handelen binnen de grenzen van bevoegdheid), kan bij een overeenkomst
de wederpartij wel beschermd worden:
• Art. 3:61 lid 2 BW: gerechtvaardigd vertrouwen wederpartij;
Gerechtvaardigd vertrouwen wordt gewekt bij de wederpartij door toedoen van de principaal of
door feiten en/of omstandigheden die in de risicosfeer van de principaal liggen (arrest ING/Bera)
(bv. de organisatie van het bedrijf van de principaal is zodanig dat het lijkt dat de manager
bevoegd was)
Als dit slaagt is de principaal wel gebonden aan de overeenkomst met de wederpartij.
• Art. 3:69 lid 1 BW: bekrachtiging;
Wanneer de tussenpersoon buiten zijn volmacht handelt en er geen rechtshandeling tot stand is
gekomen, kan de principaal vooralsnog de rechtshandeling tot stand laten komen door de
handeling van de tussenpersoon te bekrachtigen
Er is geen wettelijke grond waarop de principaal schade kan halen op de tussenpersoon als de wederpartij
gerechtvaardigd vertrouwen heeft.
Art. 3:70 BW: als de tussenpersoon doet alsof hij een volmacht heeft, terwijl hij deze niet heeft (of hij buiten
zijn bevoegdheid treedt), is hij aansprakelijk voor de schade die de wederpartij leidt door het toch niet tot
stand komen van de overeenkomst. Tenzij de wederpartij er wel van op de hoogte was dat er geen volmacht
was.
Niet uitgebreid besproken, wel onderdeel van de literatuur:
Om te kijken of het geval in de risicosfeer van de principaal valt, moet de vraag beantwoord worden op basis
waarvan risicotoedeling plaatsvindt. Risicotoedeling vindt zijn grondslag bijna altijd in de verkeersopvatting.
De verkeersopvatting speelt dus bij art. 3:61 lid 2 BW een dubbelrol: zij is van belang bij zowel de risicovraag
als de vraag of de gegeven omstandigheden het gerechtvaardigd vertrouwen op
vertegenwoordigingsbevoegdheid kunnen wekken.
Er zijn andere beginselen die ook een rol spelen bij de invulling van het risicobeginsel:
• Profijtbeginsel: wie profijt heeft van een bepaalde rechtshandeling of aanstelling, draagt ook eerder
het risico van de volmachtsoverschrijding
• Invloedbeginsel: wie invloed kan uitoefenen op de pseudovertegenwoordiger, zal eerder gebonden
worden door diens rechtshandelingen
• Het belang van het voorkomen van misbruik: een partij moet niet de gelegenheid krijgen door
ingewikkelde of schimmige constructies aan haar gebondenheid te ontkomen.
De volgende gezichtspunten zijn van belang bij het beantwoorden van de risicovraag:
• De aard van de partijen: professionals vs. Natuurlijke personen/particulieren
• De aard van de pseudovertegenwoordiger en de inhoud van de door hem verrichte rechtshandeling:
wanneer de rechtshandeling is gedaan door een tussenpersoon die een belangrijk positie heeft in
het rechtsverkeer (bv. advocaat) komt het risico vaak voor rekening van de principaal
• De organisatie van de pseudovertegenwoordigde
• De functie die de pseudovertegenwoordiger bekleedt binnen de organisatie: manager lijkt bepaalde
bevoegdheid te kunnen hebben…
• De frequentie van de gedragingen van de vertegenwoordiger: hoe vaak heeft de
pseudovertegenwoordiger de rechtshandeling al verricht.
• De kennis die de wederpartij heeft of behoort te hebben van de wil van de
pseudovertegenwoordigde om de rechtshandeling te verrichten
, Arrest ING/Bera
Bera heeft een bankrekening bij de ING. Berner is medeoprichter Bera en vertegenwoordigingsbevoegd.
Ramkalup is medeoprichter Bera, maar niet vertegenwoordigingsbevoegd. Ramkalup haalt geld van rekening
bij ING, terwijl dit dus eigenlijk niet zou mogen. Dit zou in de risicosfeer liggen van Bera.
Wanneer een tussenpersoon namens een ander een overeenkomst sluit met een wederpartij zonder dat hij
(de tussenpersoon) daartoe bevoegd is, doet zich namelijk de vraag voor wie er moet worden beschermd: de
achterman die misschien niet eens weet dat namens hem wordt gehandeld, of de wederpartij die erop
vertrouwt dat hij van doen heeft met een tussenpersoon die legitiem een ander vertegenwoordigt?
HR: ro. 3.4.
Gerechtvaardigd vertrouwen bij de wederpartij kan ook ontstaan door feiten en/of omstandigheden die in
de risicosfeer van de principaal liggen.
Arrest Globe/Provincie Groningen
Feiten: Een medewerker van de provincie Groningen boekt namens de Provincie Groningen een meerdaagse
studiereis bij het reisbureau Globe. Hij geeft een lijst met namen van medewerkers van de provincie, die
zullen deelnemen aan de excursie aan Globe. Het reisbureau boekt vervolgens enkele hotels in Luxemburg,
maar kort voor vertrek annuleert de medewerker de reis. De medewerker blijkt helemaal niet bevoegd te
zijn om de provincie op deze manier te vertegenwoordigen.
HR: provincie heeft geen schijn van bevoegdheid gegeven en was dus niet gebonden, want de wederpartij
(Globe) had geen gerechtvaardigd vertrouwen.
Globe wil dan schadevergoeding.
Op de medewerker: art. 3:70 BW bepaalt dat de gevolgmachtigde moet instaan voor het bestaan en omvang
van de volmacht. Handelt de zogenaamde pseudogemachtigde bewust of onbewust buiten zijn volmacht, is
zijn volmachtgever in beginsel aansprakelijk voor de schade.
Soms is het echter gunstiger om niet de werknemer, maar de werkgever aansprakelijk te stellen.
Art. 6:170 BW: de provincie kan toch aansprakelijk zijn voor de schade die de (niet-gemachtigde) werknemer
heeft veroorzaakt. Hiervoor is vereist dat de werknemer een fout heeft gemaakt. Fout = onrechtmatige
daad.
Kan het enkel onbevoegd vertegenwoordigen al als een onrechtmatige daad worden gekwalificeerd? (Dit
is de hoofdvraag van het arrest)
HR: dit kan niet. Rechtsregel: Het onbevoegd handelen in naam van een ander kan slechts als onrechtmatig
worden aangemerkt indien het geschiedt op een wijze of gepaard gaat met omstandigheden, waaruit
voortvloeit dat het optreden van de onbevoegde vertegenwoordiger in strijd is met hetgeen in het
maatschappelijk verkeer betaamt.
Het enkel onbevoegd vertegenwoordigen is dus geen onrechtmatige daad. Hiervoor moet iemand bv.
opzettelijk zijn bevoegdheid overschrijden.
Het reisbureau kan zich dus alleen verhalen op de werknemer.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper SPlaisier3. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.