Uitwerking Fysiotherapie Algemeen
Coördinatie
Coördinatie Mogelijkheid om gladde, accurate en gecontroleerde bewegingen uit te voeren of
houding te controleren.
Motor control: Neurale, fysieke en gedragsmatige processen die houding en beweging besturen.
Motor skills: Bewegingen die zijn geleerd door interactie met de omgeving.
Motor learning: Door oefening, ervaring en verandering van interne structuren leidt dit tot een
permanente verandering van uitvoer van gecoördineerde vaardigheden.
Systemen voor coördinatie
Somatosensorisch systeem Tast-, pijn-, temperatuur- en proprioceptieve (houding en beweging van
lichaamsdelen) prikkels.
Visuele systeem
Vestibulaire systeem Zintuigencomplex dat informatie verzamelt over beweging en balans.
Neuromusculaire systeem Betrekking op de zenuwen en spieren en is opgebouwd uit de volgende
onderdelen: de zenuwcellen in het ruggenmerg, zenuwen in armen en benen, verbindingen tussen
zenuwen en spieren en de spieren zelf.
Factoren bij een goed gecoördineerde beweging Snelheid, afstand, richting, timing, spierspanning
Ziekten die invloed hebben op coördinatie
- Parkinson
- DCD (Developmental Coordination Disorder) Problemen met plannen en coördineren van
motorische handelingen door het niet correct verwerken van informatie door de hersenen.
- CVA (Cerebro Vasculair Accident) Beroerte.
Types coördinatie
- Intralimb coordination Coördinatie tussen ledematen.
- Interlimb coordination Coördinatie in ledematen.
- Visual motor coordination oog–hand coördinatie, oog-hand-hoofd coördinatie.
Verouderingsgerelateerde vermindering coördinatie
- Vermindering spierkracht
- Langzamere reactietijd
- Vermindering ROM
- Houdingsveranderingen
- Vermindering balans
Observatiepunten onderzoek
- Zijn bewegingen direct, precies en gaan bewegingen makkelijk in de tegenovergestelde
beweging?
- Welke tijd heeft een patiënt nodig?
- Heeft snelheidsverhoging effect op kwaliteit?
- Kan de patiënt sturen als er veranderingen in richting en snelheid wordt gemaakt?
- Kan de positie of houding van extremiteit of lichaam worden gehandhaafd, zonder zwaaien,
trillingen of bijbewegingen.
, - Heeft het uitschakelen van visus effect op de kwaliteit?
- Beweegt de patient meer proximaal of distaal?
- Verschil in lichaamszijde
- Is de patiënt snel vermoeid?
- Is er een consistentie van coördinatie in de tijd?
Opbouw training
- Van grove naar fijne motoriek bij training fijne motoriek
- Van fijne naar grove motoriek bij training grove motoriek
- Langzaam naar snel
- Van enkelvoudig naar samengesteld
- Van bekend naar onbekend
Motorisch leren
Reflexmotoriek: een min of meer vast en voorspelbaar antwoord op een prikkel buiten het
bewustzijn om.
Skill: Een aangeleerde vaardigheid die grote nauwkeurigheid en/of snelheid vereist.
Motor control: Sturing, beheersing van de motoriek.
Motor program: een abstracte voorstelling, dat wanneer uitgevoerd resulteerd in de uitvoer van een
gecoördineerde beweging.
Motor plan: Een idee of plan voor doelgerichte beweging dat uit meerdere motor programma´s
bestaat.
Motor memory: Het oproepen van de de motorische programma´s.
Neuroplasticiteit: Het vermogen van neuronen en het zenuwstelsel om qua eigenschappen te
veranderen. Plasticiteit is de biologische basis voor ontwikkeling, leren en herstelvermogen.
Soorten motoriek
- Automatische motoriek: Iedere motoriek heeft automatisch component, mate van
automatisatie, voorbeeld: goede automatische motoriek bij tennis geeft ruimte om zich met
tactiek bezig te houden.
- Communicatie en expressiemotoriek
- Cyclische en acyclische motoriek
Cyclisch: herhalende opeenvolgende spiercontracies: lopen, ademhaling.
Acyclisch: eenmalige opeenvolding: werpen, opstaan, boek uit kast halen
- Vaardigheidsmotoriek: vooral hogere niveaus zenuwstelsel betrokken, niet zo zeer kracht en
beweging maar precisie en timing van de beweging -> aangeleerde sturing en beheersing
Motorische modellen
- De plasticiteit van het zenuwstelsel: Onder invloed van factoren (voeding, chemische stoffen,
groei, stimulatie, oefening, ervaring en letsel) kan het zenuwstelsel veranderen.
- Fylogenetisch model van de hiërarchische niveau´s
Archi: Hiertoe behoort de grijze stof van het ruggemerg, de formatio
reticularis en een deel van het cerebellum (archibellum). De zenuwbanen zijn
relatief langzaam. Dit is het oudste systeem. Functie: Reflexen.
Paleo: Bestaat uit hypothalamus, limbisch systeem en cerebellum. Banen
grotendeels gekruist ten opzichte van spieren. Pas na automatisering opslag