Kim Putters – Veenbrand. Smeulende kwesties in een welvarende samenleving.
Inleiding, smeulende kwesties I, II en III
Wie profiteert van welvaart en vooruitgang? Welke gevolgen heeft toenemende sociale ongelijkheid?
Zorgt de duurzaamheidtransitie voor nieuwe sociale scheidslijnen? Hoe krijgen burgers meer invloed
op politici en bestuurders?
De vloek van de overheid: veel positieve cijfers, Nederland uit de crisis, iedereen gaat erop vooruit,
levensverwachting wordt beter – weliswaar eenzamer en minder gezond, opleidingsniveau stijgt –
ook werk, criminaliteit cijfers dalen – niet in de onderwereld en zware criminaliteit, maar we voelen
ons steeds veiliger. Hoogopgeleiden optimistischer dan laagopgeleiden. Middengroepen meer
bezorgd over baan, pensioen en zorg. Individualisering, met mij gaat het goed, met ons gaat het
slechter. Als groepen mensen structureel achterblijven en de sociale scheidslijnen versterken groeit
het onbehagen en ontstaat er wrijving in de samenleving.
Onbehagen: afschuw
Het is niet alleen het efficiënt organiseren van voorzieningen of de markt, het gaat ook over de vraag
of het rechtvaardig uitpakt voor iedereen. De veenbrand. de ogenschijnlijke kansen in onze open
samenleving ligt op de loer, namelijk de blindheid voor de smeulende polarisatie die erachter
schuilgaat.
Polarisatie: het veroorzaken van een conflict. Of het versterken van tegenstellingen tussen
bevolkingsgroepen of politieke partijen.
Zonder een nieuw economisch en samenlevingsmodel, zal die polarisatie extremer worden. De
veenbrand zal een uitslaande brand worden.
De politiek kijk veel weg en te weinig vooruit: burgers vragen om een visie, houvast naar de
toekomst. Een nieuw samenlevingsmodel, op basis van nieuwe sociale en arbeidsverhoudingen en
andere manieren van communiceren.
In plaats van de rijksbegroting te ordenen langs klassieke beleidsdomeinen die afzonderlijk
onvoldoende antwoord hebben op de toekomstige onzekerheden, zou bijvoorbeeld meer inzet en
verantwoording kunnen worden getoond en afgelegd op de grote veranderingen on onze
samenleving, politiek en economie. Welke smeulende kwesties zijn er?
Smeulende kwesties: het breder kijken naar welvaart dan enkel vanuit economische groei, de
afnemende samenhang/begrip voor onze meer diverse samenleving, de afnemende mate waarin
burgers zich thuis voelen en de beperkte zeggenschap die ze ervaren in de politiek.
De vier smeulende kwesties zijn de grote transities in de samenleving. Ze adresseren de
veranderende economie, maatschappelijke, culturele en politieke verhoudingen die leiden tot een
ander type samenleving. Ze zorgen al jaren voor een veenbrand, omdat onze manier van werken,
leren, zorgen en samenleven verandert maar weinig op de lokale en landelijke politieke agenda
terechtkomt. De economische groei en individuele welvaartsvinding van een deel van onze
samenleving drukken bovendien een gevoel van urgentie rond deze kwesties naar de achtergrond.
Vandaar, smeulende kwesties.
I. Brede welvaart: over focus op economische groei miskent maatschappelijk onbehagen.
We kunnen niet meer naar de toekomstige ontwikkelingen in de arbeidsrelaties en sociale en
economische verhoudingen kijken zonder dit te verbinden met vraagstukken van
duurzaamheid. Duurzaamheidvragen beperking zich allang niet meer tot klimaat en milieu.
Ze raken onze toekomstige verdienmodellen en vragen om keuzes in gerichte investeringen
in technologie en arbeid. Een breder welvaartsperspectief dient zich daarmee aan. De eerste
grote transitie in onze samenleving. Zonder een breder welvaartsperspectief zullen oude
scheidslijnen verdiepen tussen mensen die geld, kennis en invloed hebben en diegene voor
wie dat niet geldt. Een breder welvaartsperspectief zou dat moeten voorkomen doormiddel
van politieke keuzes over de andere grondslagen voor inkomens, investeringen in nieuwe
technologie en het beter combineren van werken, zorgen en leren. De stap naar de nieuwe
economie, de eerste grote transitie - die uitgaat van een breed welvaartperspectief, de
duurzame inzetbaarheid van arbeidskrachten en maatschappelijk wenselijke combinaties
, met onbetaalde arbeid – verloopt traag. Met als risico dat de bestaande scheidslijnen
verdiepen en polarisatie toeneemt.
II. Een leven lang ontwikkelen: niet louter een kwestie van werk, maar ook van identiteit en
verbondenheid bij toenemende diversiteit. Louter: alleen, enkel. In die nieuwe
werkelijkheid zijn wendbaarheid en flexibiliteit veelgehoorde uitgangspunten. Onderwijs gaat
over meer dan de voorbereiding op de arbeidsmarkt en het economisch nut dat daaruit
voortkomt. Het gaat over persoonlijke ontwikkeling van mensen en hun verhoudingen tot de
samenleving. Een leven lang ontwikkelen raakt onze manier van werken, leren, zorgen en
samenleven. Identiteit ontwikkelt zich in relatie tot anderen en mede door die anderen,
naast de persoonlijkheidskenmerken die ieder individu heeft, al dan niet deel uitmaakt van
een groep. Het bewustzijn en eigen reflexief vermogen bepalen in hoge mate hoe dat vorm
en inhoud krijgt. Identiteit ontwikkelt zich gedurende het leven, het is dynamisch want het
dwingt je om je steeds opnieuw tot anderen in de samenleving te verhouden. De tweede
grote transitie, de omslag in het denken over een leven lange ontwikkeling en de betekenis
daarvan voor de Nederlandse identiteit en voor het thuisgevoel in onze samenleving is
urgent. Het vraagt om een ander perspectief op leren, werken en samenleven. Dat ligt niet
alleen op het bord van leerkrachten en ouders maar ook bij de bedrijven en overheden.
III. Nieuwe sociale ongelijkheid: Nederland wordt steeds minder inclusief. Inclusief: alles mag
gezegd worden, iedereen mag er zijn, er wordt open naar ideeën gekeken. De scheidlijn
tussen de haves en havenots richtte zich op het compenseren van mensen met gebreken.
Aparte regelingen voor zorgkosten (zorgtoeslag), onderwijsondersteuningen (stufi) of
werkloosheid (uitkering) voldoen echter steeds minder, ze lijken in praktijk steeds minder
effectief en eerlijk uit te pakken wat tot nieuwe sociale ongelijkheid leidt. Het een leidt niet
automatisch tot verbetering van het ander. Er moet meer gekeken worden naar de
resultaten die met zorg- en zekerheidsarrangementen bereikt worden, of mensen er echt
mee geholpen zijn. Zonder een goede blik op de benodigdheden van mensen – of ze
makkelijker in de maatschappelijke versnellingen en flexibiliteit mee komen of niet – wordt
de scheidslijn alleen maar groter. De tweede belangrijke reden dat de verzorgingsstaat
arrangementen niet altijd meer bijdragen aan een meer inclusieve samenleving voor
iedereen is dat de wederkerigheid waarop ze zijn gebaseerd (verankerd in betalingen via
premies en belastingen op basis van solidariteit tussen hogere en lagere inkomens en tussen
zieken en gezonden) steeds vaker lijkt te zijn uitgewerkt. Middengroepen ervaren dat ze
buiten alle regelingen en toeslagen vallen, terwijl zij er wel aan meebetalen. De politiek moet
zich de vraag stellen of economische voorspoed en de technologische vooruitgang benut
kunnen en moeten worden voor het verkleinen van verschillen en het inspelen op nieuwe
ongelijkheden.is opnieuw solidariteit op basis van wederkerigheid te organiseren, dus het
besef dat je bijdraagt maar ook gesteund wordt als dat nodig is? De nieuwe sociale
verhoudingen duiden op de derde grote transitie in de samenleving. Nieuwe sociale
ongelijkheid dreigt, met klimaat en technologie als belangrijke drivers.
IV. Democratische rechtstaat: het sociaal contract lijkt uitgewerkt. De vraag luidt, hoeveel
invloed mensen zelf op hun positie in de samenleving hebben of denken te hebben, via de
instituties van de democratische rechtstaat. De kern van de Nederlandse politiek is om
gedeelde belangen tussen minderheden te zoeken. Dat betekend geven en nemen. De grote
vraag is in hoeverre die bestuurlijke cultuur nog houdbaar blijft als de systemen steeds
individueler worden en mensen die compromissen als kiezersbedrog ervaren. Het gaat ook
om het delen van macht en het organiseren van betrouwbare tegenmacht in de toekomstige
samenleving. het lijkt onvermijdelijk dat burgers, politiek en overheid de macht en de rollen
opnieuw verdelen, of een nieuw sociaal contract opstellen. De overheid zal een visie moeten
hebben over waar ze voor staan, welke rechten ze wil borgen voor inwoners. Als de
Nederlandse rechtstaat ook een sociale rechtstaat moet zijn, dan mogen er geen
onrechtvaardige verschillen in de behandeling of toegang tot voorzieningen en de politiek