Algemene oncologie
Wat betekent infiltratieve groei?Als kwaadaardige cellen zich niet aan de
grens van het weefsel houden.
Waar kunnen cytostatica nog een nadelig effect op hebben?Op de
werking van organen zoals het hart en de nieren. Bij het hart uit zich dat in
hartfalen of hartritmestoornissen bij de nieren in nierfalen (nierinsufficiëntie). Ook
het centrale en perifere zenuwstelsel kunnen beïnvloed worden door cytostatica,
met neurologische verschijnselen als gevolg.
Wanneer ontstaat pleuritis carcinomatosa?Als gezwellen doorgroeien
in de pleuraholte (de ruimte tussen de pleurabladen).
Wat vormen een aantal weefsels samen?Een orgaan
Waarop berust de behandeling van kanker? chirurgie
radiotherapie
chemotherapie
hormonale therapie
immunotherapie en behandeling met monoklonale antilichamen.
Welk beeldvormend onderzoek speelt een belangrijke rol bij de
lokalisatie van de tumor? Röntgen onderzoek, bijvoorbeeld een thoraxfoto of
een mammografie
CTscan
PETscan
echografie
MRIscan
scintigrafie, bijvoorbeeld lymfescintigrafie en botscintigrafie
endoscopisch.
Hoe worden kwaadaardige cellen versleept naar andere plaatsen in
het lichaam?Via bloed en lymfe.
Wat gebeurt er bij hormoontherapie?De lichaamseigen hormoon
productie wordt geremd of de invloed van deze hormonen wordt geblokkeerd.
Wanneer ontstaat peritonitis carcinomatosa?Als de gezwellen
doorgroeien in de buikholte (bij het buikvlies).
Waarvan is de gevoeligheid van weefsels om een gezwel te krijgen
afhankelijk?Van het aantal celdelingen in het weefsel en de gevoeligheid van
cellen voor een beschadigende prikkel.
Wat is excideren?Het helemaal wegsnijden van de tumor tijdens de
operatie.
Hoe noemt men dit proces?Uitzaaiingen of metastasen.
Wat betekent het dat bij borstkanker bepaald wordt of de tumor
hormoongevoelig is?Dat wil zeggen dat deze een positieve hormoonreceptor
heeft.
Waar komen metastasen vaak voor?In lymfeklieren, lever, longen,
hersenen en botten.
, Waar vinden we cellen met een groot herstelvermogen?In de huid, het
klierweefsel, de slijmvliezen, het beenmerg en het vetweefsel.
Wanneer is er sprake van een radicale behandeling?Wanneer bij
operatie ook het direct aangrenzende weefsel met bijbehorende lymfeklieren
wordt verwijderd.
Hoe kun je aan de naam van een gezwel zien of het gaat om een
benigne of een maligne gezwel?Benigne gezwellen heten naar het weefsel met
het achtervoegsel oom.
Bij maligne gezwellen is dat carcinoom of sarcoom.
Wat gebeurt er bij immunotherapie?Het afweersysteem tegen de
tumorcellen wordt dan geactiveerd.
Wat is een punctie?Met behulp van een dunne holle naald wat cellen
opzuigen.
Waar bevinden zich cellen met een klein herstelvermogen?In
zenuwweefsel, spierweefsel, steunweefsel en hart spierweefsel.
Wat is radiotherapie?De behandeling van tumoren met behulp van
straling.
Wat zijn poliepen?Gesteelde gezwelletjes met een glad oppervlak, die
voorkomen in de darmen, de blaas en de baarmoederhals.
Wat zijn monoklonale antilichamen?Antilichamen die buiten het lichaam
zijn nagemaakt waardoor het immuunsysteem geactiveerd kan worden.
Wat is een biopsie?Met een dikkere holle naald een stukje weefsel
wegnemen.
In welke organen ontstaan gezwellen het vaakst? huid
spijsverteringskanaal
luchtwegen
geslachtsorganen
beenmerg
steunweefsel van zenuwcellen.
Welke gezonde en snel delende cellen kunnen door radiotherapie
ernstig beschadigd raken?Beenmergcellen, huidcellen, geslachtscellen en
darmcellen.
Wanneer heet een gezwel een carcinoom?Als het uitgaat van epitheel of
dekweefsel, zoals huid, klierweefsel en slijmvlies.
Wanneer is vroege opsporing van kanker mogelijk? door het
herkennen van de vroege verschijnselen van kanker
door regelmatig zelfonderzoek
door bevolkingsonderzoek
Wat is een proefexcisie?Het wegsnijden van een stukje weefsel voor
onderzoek.
Welke twee groepen gezwellen zijn er?Goedaardig (benigne) en
kwaadaardig (maligne)
Wat is het gevolg van de behandeling met radiotherapie?
, Bloedarmoede, haaruitval, onvruchtbaarheid, diarree en misselijkheid.
Wanneer is het achtervoegsel sarcoom bij een gezwel?Als het gezwel
uitgaat van steunweefsel.
Welke vroege verschijnselen wijzen mogelijk op kanker? elke zweer
die niet snel geneest, vooral in de omgeving van de mond en in de mondholte
elke langdurige blijvende heesheid, hoest (mogelijk met bloed in
opgehoest slijm) en slikklachten
elke onverklaarbare verandering in een voorheen normaal
ontlastingspatroon, bloedverlies en/of slijm bij de ontlasting
elke zwelling of elk bobbeltje dat pijnloos is, in bijvoorbeeld de borst,
zaadballen, hals, oksel, lies, lippen of tong
nieuwe of duidelijk veranderende huid, moedervlekken of wrat in vorm,
omvang, kleur en/of die gaan jeuken of snel bloeden
elk ongewoon vaginaal bloedverlies of abnormale afscheiding tussen
twee menstruaties
elke verandering bij het plassen zoals moeilijker kunnen plassen, vaker
moeten plassen, pijn bij het plassen bloed in urine
elke blijvende klacht van maag of darmen
elk gewichtsverlies zonder directe aanleiding.
Waarin is onderscheid te maken bij de behandeling van gezwellen?
curatieve behandeling
neoadjuvante behandeling
adjuvante behandeling
palliatieve behandeling.
Welke gezwellen groeien veelal langzaam?Goedaardige gezwellen.
Wat kan bestraling van lymfeklierstations in een bepaald gebied
veroorzaken?Ontsteking in de klieren en omringende lymfevaten. Na de
ontsteking ontstaat er bindweefselvorming (fibrose) en is de afvoer van lymfe in
bepaalde lichaamsdelen verstoord.
Daardoor ontstaat zwelling van het desbetreffende lichaamsdeel,
lymfoedeem genoemd.
Wat betekent carcinoma in situ?Een carcinoom in aanleg, ofwel het
voorstadium van een carcinoom.
Hoe heet wetenschap die gezwellen bestudeerd?Oncologie.
Wat is een curatieve behandeling?Deze is gericht op genezing,
bijvoorbeeld operatieve verwijdering van een nietuitgezaaide tumor.
Wat is expansieve groei?Het binnen de grens (omhulsel of kapsel)
blijven van het weefsel door het gezwel.
Wat wordt er bij chemotherapie gebruikt?Chemische stoffen die de
tumorcellen doden of de celdeling remmen.
Waardoor breiden zich kwaad aardige gezwellen zich uit? Infiltratie
hematogene metastasering
lymfogene metastasering.