Casus 3
Wat is diabetes, zowel type I als type II?
Snoek, F. (2004). De inzet van de medisch psycholoog bij de behandeling van diabetes mellitus.
Medische gegevens
Diabetes mellitus (suikerziekte) is een chronische stofwisselingsziekte gekenmerkt door een hoog glucosegehalte
in het bloed, er worden twee hoofdtype onderscheiden Type I en Type II. Zwangerschapsdiabetes kan een
voorloper zijn van Type II. Ongeveer 85% heeft Type II.
Type 1: wordt ook wel aangeduid als insuline afhankelijke of juveniele diabetes. Ontstaat meestal voor het 20e
levensjaar en wordt beschouwd als een auto-immuun ziekte. Erfelijkheid speelt een zeer beperkte rol.
Vernietiging van de insuline-producerende cellen in de alvleesklier, leidt tot een absoluut tekort aan insuline. Het
hormoon insuline speelt een belangrijke rol in het transport van glucose naar de cellen. Zonde insuline kan het
lichaam niet functioneren. Behandeling: insulinetherapie direct na diagnose, vaak meerdere keren per dag. Kan
ook een insulinepompje mensen met een hele wisselende spiegel, pompt alleen wanneer het nodig is.
Type II: ontstaat in het merendeel van de gevallen na het 40e levensjaar en met name bij 60 jaar of ouder. Dit
type diabetes staat daarom ook wel bekend als oudersdomsdiabetes. Bij type II is er sprake van een relatief tekort
aan insuline, deels als gevolg van insulineresistentie (samen met overgewicht) en deels als gevolg van een
geleidelijke achteruitgang van de alvleesklier. Genetische aanleg, ouderdom en overgewicht zijn de belangrijkste
risicofactoren. De diagnose Type II wordt in meerderheid van de gevallen door de huisarts gesteld. Vanwege het
geleidelijke verloop en relatief lange asymptomatische fase wordt in de toenemende mate gescreend op type II
diabetes, met name bij mensen met een verhoogd risico. Wereldwijd is er sprake van een toename van type II als
gevolg van vergrijzing en leefstijlfactoren. Ook wordt het steeds vaker op jongere leeftijd ontdekt,
samenhangend met een toenamen van gewicht (ernstig). Behandeling: verminderde vetopname met meer
lichaamsbeweging en veranderde manier van denken. Ook bloedglucose verlagende tabletten. Ook metformine:
voor mensen met overgewicht.
Acute complicaties
Verhoogde bloedsuikerspiegel - hyperglykemie (dorst, plassen, wazig zien, moe, braken, uitdrogen), maar ook
een verlaagde bloedsuikerspiegel - hypoglykemie (transpireren, hartkloppingen, hongergevoel, trillen,
bewustzijn verliezen, stemmingswisselingen, verwardheid,) en kan ook zorgen voor een verlaagd glucoseniveau
in de hersenen. Beide kunnen bij hele ernstige suikerziekte zonder behandeling in een coma raken.
Chronische complicaties
Type I: micro vasculaire schade is de ogen, nieren, voeten en zenuwuiteinden.
Type II: daarnaast ook kans op macro vasculaire schade bijv. hart- en vaatziekten.
Psychologische problemen
- Adaptatieproblemen: vraagt veel adaptatievermogen en verwerking, maar ook proactieve coping. Moet zelf
actief bezig zijn met vetinname, beweging en medicatie. Mate van adaptatie laat ook verder verloop van
ziekte zien.
- Stress: stress als gevolg van een ingrijpende levensgebeurtenis. Stress kan zorgen voor ontregeling van
ziekte beloop, maar ontregeling van het ziekte beloop kan ook weer voor stress zorgen. Eventueel stress
dagboek bijhouden kan een oplossing zijn om te zien wanneer de stress plaatsvindt.
- Angstklachten: niet perse gegeneraliseerde angststoornissen, maar meer diabetes specifieke angst.
o Hypoangst: plotselinge verlaging bloedsuikerspiegel kan zorgen voor angst door symptomen (zweten,
trillen) maar ook door het verlies van controle en afhankelijk zijn. Patiënt moet weer vertrouwen
krijgen in naasten en zichzelf.
o Angst voor complicaties: latere complicaties kan zorgen voor veel piekeren. Kan ook uit ervaringen
van kennis voortkomen.
o Spuit- of prikangst: kan komen door de naald zelf of angst voor medicatie. Zeggen vaak dat het pijn
doet. Kan beter worden door kleinere naalden of partner het laten doen.
- Depressie: bij diabetespatiënten 2x zo vaak voor. Kan overlap zijn in somatische klachten, dus eerst goed
onderzoek doen.
- Eetstoornissen: vooral bij jonge, vrouwelijke type I patiënten. Ze spuiten bijv. minder insuline dan nodig.
- Psychoseksuele problemen: erectiestoornissen bij mannen en minder libido bij vrouwen, kan ook komen
door schimmelinfecties. Vooral bespreekbaar maken en schaamte proberen weg te halen.
- Cognitieve klachten: kan veroorzaakt worden door hypo- en hyperglykemie. Meer onderzoek naar nodig.
Ook bang dat door de vaatziekten, de hersenvaatjes worden aangetast en daardoor cognitieve problemen.
- Verslavingen: minder vaak voor bij diabetes omdat het ernstigere gevolgen heeft. Door alcohol eerst
bloedsuiker omhoog insuline afgeven door pomp door alcohol daarna juist suiker in dal nog lager
door de insuline hypo.
- Relatie- en sociale problemen: het is een erg belastende ziektes dat een persoon kan veranderen en ook de
relaties met zijn/haar gezin.