Stationstoets RCA Jaar 3 Blok A
COPD
Richtlijn COPD
COPD
o Fysieke activiteit in het dagelijks leven is significant verminderd vergeleken
met die van gezonde ouderen
o Psychosociale problemen depressie, angst, sociaal isolement
o Kortademig, hoesten, piepen, sputumproductie, herhaaldelijke infecties,
systemische gevolgen
o Aangeboden fysiotherapie is meestal gesteld op een probleemoplossende
aanpak en maakt deel uit van een multidisciplinaire behandeling
o Prevalentie stijgt met leeftijd door vergrijzing nog meer prevalentie
o Roken is de belangrijkste risicofactor voor het ontwikkelen van COPD, bij 10-
15% van de rokers werd de diagnose gesteld
o Voorspellende factoren voor mortaliteit bij COPD: leeftijd, FEV, roken,
hypoxemie, chronische mucushypersectie, kortademigheid, afgenomen
inspanningscapaciteit, afname dagelijks fysieke activiteiten, afgenomen
spiermassa + kracht, lage BMI en excessief gewichtsverlies
o Comorbiditeiten die vaak voorkomen:
Cardiovasculaire aandoeningen
Diabetes
Osteoporose
Perifeer vaatlijden
Training kan een goede invloed hebben op comorbiditeiten.
Verwijzing en rechtstreekse toegankelijkheid
o Voordat fysiotherapie kan worden opgestart, moet de medische behandeling
optimaal zijn en dient de hulpvraag van patiënt te worden geëvalueerd.
o Directe toegang fysiotherapie (DTF)
Welke GOLD-stadium en MRC-score
Wel in behandeling nemen: patiënt met GOLD 1 en 2 zonder
functionele beperking (MRC <2), die verder medicamenteus goed zijn
ingesteld. Wel contact met arts voor onderlinge afstemming.
o 2 behandelvormen:
Multidisciplinair revalidatieprogramma patiënt met meer gevorderd
stadium (GOLD 3-4)
Beweegprogramma onder toezicht van een eerstelijns fysiotherapeut
patiënt met mild-matige aandoening (GOLD 1-2)
o Minimaal vereiste informatie bij een verwijzing naar een fysiotherapeut:
Medische diagnose
Medicatiegebruik
, Comorbiditeiten
Verslag laboratorium tets: longfunctie test, maximale inspanningstest
met ECG en zuurstofsaturatie
Hoofdpunten anamnese
o Gezondheidsproblemen
o Sprake van sensaties van kortademigheid in rust/inspanning
o Tekens afgenomen inspanningsvermogen
o Beperkingen in ADL
o Tekens van gestoord mucustransport
o Natuurlijke verloop van symptomen en aandoening
o Factoren die symptomen en progressie beïnvloeden
o Heeft patiënt behoefte aan informatie
Onderzoek
o Focust op: inspanningsvermogen, spierkracht, kortademigheid, mucusretentie
en mucustransport
o Onderzoek bestaat uit:
Klinische inspectie
Evaluatie van borstkasconfiguratie (hyperinflatie etc.)
Adembeweging (frequentie, hulpademhalingsspieren)
Bijkomende testen inspanningsvermogen, fysieke activiteit,
spierkracht
o Klinisch onderzoek bij patiënt met mucusretentie
Evalueren hoest- en huftechnieken
Kwaliteit en kwantiteit van het mucus
o Parameters effectiviteit hoest:
Inspiratoire volume
Expiratoire volume
Optreden luchtwegcollaps of pijn tijdens hoesten
o Evaluatie aanwezigheid mucusretentie
Luisteren naar ademgeluiden (auscultatie)
Palpatie borstkas
Kleur, samenstelling en hoeveelheid opgehoest mucus wordt
onderzocht
Meetinstrumenten
o Verminderde inspanningstolerantie:
Diagnostische maximale inspanningstest
Functionele inspanningstest: 6 MWT, shuttle walk test
o Afgenomen skeletspierfunctie:
Isometrische spierkrachtmeting: (handheld) dynamometrie,
monddrukbepaling
o Terugkerende respiratoire infecties met mucusretentie:
Anamnese
Hoestevaluatie
Lonfunctietest
o Gedaald fysieke activiteitenniveau
MRC-schaal
, Vragenlijsten
Baecke Questionnaire
Internationaal physical activity questionnaire (IPAQ)
Activiteiten registratie
o Symptomen van vermoeidheid en kortademigheid bij inspanning:
MRC-schaal
Anamnese
o Verminderde kwaliteit van leven
Anamnese
Vragenlijsten
Clinical COPD questionnair (CCQ)
CRQ
SGRQ
QoLRIQ
Behandelplan
o Algemene doel behandeling: aanpakken van de gestoorde lichaamsfuncties
van de patiënt en verbeteren van de activiteiten en de participatie om op die
manier de kwaliteit van leven te doen toenemen
o Meest voorkomende behandeldoelstellingen:
1. Verminderen van kortademigheid
2. Verbeteren inspanningsvermogen en fysieke activiteit
3. Verbeteren mucusklaring
4. Verbeteren kennis, zelfmanagement en het vertrouwen om dingen te
kunnen uitvoeren
o Verbetering van de inspanningscapaciteit
Duurtraining wordt aanbevolen bij patiënt met COPD verbeteren
aërobe inspanningsvermogen uitvoeren op loopband of
fietsergometer
Intervaltraining wordt aanbevolen als alternatief voor duurtraining
voor patient die niet in staat zijn om een continue inspanning met
voldoende intensiteit vol te houden
30-60 seconden op 90-100% van piekbelasting, 2-3 minuten
rust op lagere intensiteit (70% van de piekbelasting)
maximale fietstest
Weerstandtraining als toevoegende component bij alle patiënten en
vooral patiënten met perifere spierzwakte
60-80% van 1RM, 2 tot 3 sets van 8 tot 12 herhalingen, 2-3 keer
per week
Bij bovenste extremiteit voorkeur open keten trainen
o Ademhalingsoefeningen
Verbeteren van ventilatie, gasuitwisseling, respiratoire spierfunctie,
inspanningscapaciteit en kwaliteit van leven
Verminderen van dynamische hyperinflatie en kortademigheid
Inspiratoire spiertraining
Bij GOLD 2-4 met uitgesproken inspiratoire spierzwakte en
kortademigheid in ADL en vermoeidheid
, Minimale intensiteit van training is 30% van de maximale
inspiratoire monddruk
Lichaamshouding
Voorovergebogen houding is effectief om het gevoel van
kortademigheid te verminderen
(Dynamische) hyperinflatie te verminderen en gasuitwisseling te
verbeteren
Pursed lip breathing, diepe ademhaling en actieve expiratie
Vermijden van excessive ademarbeid
Ontspanningsoefeningen
Zuurstofsuppletie
Patient met hypoxemie die chronische zuurstoftherapie krijgen,
moeten hier ook mee doorgaan in de training
Niet lager dan 90% met saturatie
Desaturatie: zuurstofsaturatie <90% in rust
Acute exacerbaties
o Na een acute exacerbatie moet zo snel mogelijk het revalidatieprogramma
worden hervat
o Gebruik intervaltraining, weerstandtraining en neuromusculaire
elektrostimulatie om de patiënten zo snel mogelijk te reactiveren
Behandeling ter bevordering van de mucusklaring
o Fysieke activiteit zal mucusklaring stimuleren
o Geforceerde expiratie (hoesten en huffen) zijn effectief en kunnen zelfstandig
worden uitgevoerd
o Indien luchtwegcollaps optreedt, is de expiratoire kracht te groot of het
longvolume te laag. Laat patiënt huffen of hoesten met minder kracht en laat
staten vanaf een hoger longvolume.
o Voldoende kracht van de buikspieren is een vereiste om adequaat te kunnen
hoesten en huffen manueel druk geven
o Alternatieve technieken
Houdingsdrainage (lokale retentie van grote hoeveelheden mucus)
Positieve expiratoire druk (bronchiëctasieën)
Insufflator/exsufflator (bij spierzwakte)
Manuele percussie en mechanische vibratie van de borstkas (indien
actieve participatie onmogelijk is)
o Tijdens of binnen 30 minuten
Educatie en zelfmanagement van de patiënt
o Promoten van fysieke activiteit
o Onafhankelijke actieve levensstijl laten ontwikkelen
o Ouderen moeten minstens 30 minuten matig fysiek actief zijn gedurende 5
dagen per week of minstens 20 minuten sterk fysiek actief zijn gedurende 3
dagen per week
o 5 stappen naar gedragsverandering:
1. Assessing: evalueren van de fysieke activiteit en mogelijkheid en
bereidheid te veranderen
, 2. Advising: advies geven over mogelijke positieve gevolgen van
gedragsverandering en over de hoeveelheid intensiteit, frequentie en type
van fysieke activiteit die nodig is om dit te bereiken
3. Collaborative agreement: samen actieplan opstellen en mogelijke
barrières om dit plan te laten slagen identificeren
4. Assisting: patiënt bijstaan om strategieën te zoeken om deze persoonlijke
barrières te omzeilen
5. Arranging: regelen van follow-up en geven van feedback en ondersteuning
Onderzoek/testen
Huffen
o Recht zitten in een stabiele positie, 3 keer rustig en diep in- en uitademen
door middle van pursed lip breathing
o Je adem inhouden voor 2-3 seconden voor de volgende ademhaling, je houdt
je mond hierbij open zodat je niet je luchtwegen sluit
o Hard uitademen waarbij je stroom vanuit je buik haalt, doe die met je mond
open en maak geluid wat lijkt op ‘who’, zo krachtig mogelijk
o Tips:
Wachten op herstel voor volgende huf/hoest
Langere ademhaling: maakt de kleinere luchtwegen schoon
Kortere ademhaling: maakt de grotere luchtwegen schoon
Doe beide
Palpatie ademhaling
o Palpeer adembeweging in dorso-ventrale richting
o Palpeer adembeweging in laterale richting
o Palpeer spiertonus van m. Trapezius descendus en scaleni
o Adembeweging palperen en verloop beoordelen
o Tussenrib-ruimten van onderste en bovenste ribben palperen
o Palpeer epigastrische hoek
o Palpeer supra-claviculaire ruimte
o Palpeer tonus van halsmusculatuur
o Beoordeel afstand cricoïd-sternum
Steep ramp test
o Goeie voorspelling van VO2max
o Benodigdheden: fiets, stopwatch en hartslagmeter
o Vooraf Hf meten
o Patiënt moet fietsen met toerental 60-80 RPM
o Start 3 minuten onbelast (0 watt) fietsen op 60-80 RPM
o Daarna elke 10 seconden de belasting verhogen met 25 watt
o Stop bij aantal omwenteling <60 RPM of bij tekenen van cardiale overbelasting
o Eindwattage, volhoudtijd, reden van afbreken test en hartfrequentie noteren
o Patiënt 3 minuten onbelast laten uitfietsen
o 8,262 x Wmax + 177,096 gezond
o 6,7 x Wmax +356,71 patiënt met kanker
, 6 minuten wandeltest
o Meetlint (20 meter), stopwatch, hartslagmeter, pionnen, BORG scorelijst
o Mag rusten indien nodig
o Zo ver mogelijk lopen, niet gaan joggen of rennen
o Rust hartfrequentie en BORG-score van tevoren registreren
o Elke minuut de hartslag en BORG-score noteren en ook na de test
o Geslacht, leeftijd, lengte en gewicht noteren
o Voorspelde afstand: 868,8 – (2,99 x leeftijd) – (74,7 x geslacht (0=man, 1=
vrouw))
o Als werkelijke afstand minder bedraagt dan 82% van voorspeld, dan is er
sprake van afwijkende loopafstand
Single leg push up test
o Patient staat met 1 been op de rand van de reebok step hoogte 3 of
vergelijkbare hoogte. Andere been hangt vrij boven de grond.
o Patiënt mag zich met 1 hand vasthouden ter stabilisatie
o Doorzakken tot hak van de vrij hangende been de grond haalt. 1 seconde
omlaag en 1 seconden omhoog.
o Doorgaan tot volledige vermoeidheid is bereikt en test niet meer aan de
gestelde kwaliteitseisen voldoet
o Vergelijken met andere been
o Score: aantal herhalingen
Push-up test voor de armen
o Met name triceps brachii en m. Pectoralis major
o Mannen: handen en voeten raken de grond
o Vrouwen: steun op handen en knieën/voeten
o Zak door tot een hoek van 90 graden in het ellebooggewricht bereikt is en de
bovenarm horizontaal met de grond is
o Doorgaan tot volledige vermoeidheid en de test niet meer aan de gestelde
kwaliteitseisen voldoet
o Score: aantal herhalingen
Colleges
Thorax
o Voornamelijk opgebouwd om de longen hierin op te sluiten en dienen daarbij
als bescherming
o De thorax bestaat uit:
Vertebrae
Costae
Sternum
Costovertebrale verbindingen (gewrichten)
Costosternale verbindingen: ribkraakbeen, deze zijn flexibel niet
goed aan te sturen
Intercostale spieren: deze zorgen ervoor dat de ribbenkast wordt
afgesloten waardoor de binnenkant van de thorax een mooi glad
, oppervlak is. En daarnaast zorgen ze dat de ribben van elkaar kunnen
bewegen tussenribspieren
Diafragma
Scheidt de buikholte van de borstholte
Zorgt ervoor dat je de borstholte kunt vergroten, want het is
een bindweefselapparaat omgeven met spiervezels. Deze
spiervezels zorgen ervoor dat het binnenste deel van die
bindweefselplaat naar beneden getrokken kan worden,
waarmee je de borstholte vergroot. Als de borstholte groter
wordt, dan wordt de buikholte kleiner.
Bewegingen van de borstholte
o Voor-achterwaartse diameter (craniaal)
Dit is borstademhaling, de voor-achterwaartse diameter wordt dan
vergroot.
De borstademhaling vindt vooral plaats bovenin de thorax, dus de
wervelkolom beweegt zich naar voren toe waardoor de diameter
groter wordt.
o Links-rechts diameter (caudaal)
Door de bovenste ribben wordt de borst opgetild en de onderste
ribben die spreiden de borstkas flankademhaling
o Cranio-caudale diameter
Je verplaatst je diafragma naar beneden, daardoor wordt de buikholte
naar buiten gedrukt en wordt de thorax groter en dit zorgt ervoor dat
je inademt.
Buikademhaling
Bewegingen costovertebrale verbindingen craniaal en caudaal
o Craniaal (T1) lijkt op de gecombineerde as van beweging, dus het meest op
een frontale, transversale as. Dus deze heffen het borstbeen omhoog.
o Caudaal (T6) benadert de gecombineerde as van beweging bijna een sagittale
as, dus deze maken meer een zijwaartse beweging van de ribben.
De longen bewegen met de thorax mee
o De borstholte bestaat uit verschillende structuren aan de binnenkant
Cavum thoracis
Het mediastinum: ruimte tussen de beide longen in
Pericardholte (1x): holte waar het hart ligt
Pleuraholte (2x): beide kwabben van longen
o De longen bewegen met de ribben mee middel het zogenoemde ‘tweebladig’
principe. Het tweebladig principe bestaat uit 2 vliezen die tegen elkaar zitten
waar een klein beetje vocht tussen zit. Door dat kleine beetje vocht blijven de
2 vliezen aan elkaar zitten, dus als de ribben geheven worden en het ene vlies
wordt meegetrokken, dan moet het andere vlies ook mee.
o Vlies wat tegen longen aan zit is pleura visceralis en vlies wat tegen de
thoraxholte aanzit noemen we de pleura parietalis. Tussen beide pleura zit de
pleuraholte.
o Op het moment dat je een gaatje prikt in de long, dan is dat hele vacuum
principte van 2 pleura weg en klapt de long in elkaar klaplong
o De longvliezen moeten intact zijn voor het bewegen van de longen.