Communicatie 1
Kiezen voor communicatie
kernbegrippen van professionele communicatie
Peter ’t Lam en Paula Zweekhorst
, Hoofdstuk 1: Communicatie
Communiceren= het ergens over hebben met elkaar
AIDA= attention interest descire action
Communicatie:
1. Dagelijks gebruik: kletsen, appen, knipogen, etc.
2. Professioneel gebruik (namens/met/in/over organisaties): reclame maken, schrijven, presenteren, twitteren,
lobbyen, etc.
Communicatie heeft een
- expressie-kant: gebaren, woorden, beelden, kleding, uiterlijk, plaatjes, geuren, aanrakingen, etc.
- impressie-kant: waarneming (via zintuigen), betekenis, effect (kennis, houding, mening, gedrag)
expressie= uitdrukken
impressie= indrukken
communicatie kan ook communicatie zijn zonder: intentionaliteit (als je het niet bedoelt), hier en nu (bv. je schrijft
een boek en dat word later pas gelezen door anderen), geslaagdheid, wederkerigheid (ontvanger reageert)
communicatie= niet openbaar/privé/interpersoonlijk
massacommunicatie= wanneer in principe niemand uitgesloten word (openbaar)
Social media is een tussenvorm: bv. Facebook, je kan kiezen om iets openbaar te posten of voor een klein kringetje
Informele communicatie= geen duidelijk aanwijsbare (eerste) zender maar er nemen wel steeds meer mensen deel
bv. roddels, verhalen, commentaar, cartoons, foto’s, etc. Kan bv. door mond-tot-mondgesprekken of Social Media.
James Stappers is de ‘founding father’ van communicatiewetenschap in Nederland.
Telecommunicatiemodel van Shannon en Weaver:
Hieruit kan geconcludeerd worden: Communicatie is een lineair proces= boodschappen gaan van zenders in
vaste stappen naar ontvangers (en komen relatief intact aan.