Sociaal functioneren van gemeenschappen en inclusie.
Bron: Knevel, J. & Wilken, J.P. (2019). Sociale inclusie: meedoen en meetellen. In Wilken,
J.P. & Den Hollander, D. (eds.). Handboek Steunend Relationeel Handelen. Werken aan
herstel en kwaliteit van leven (pp. 199-217). SWP Uitgeverij.
Shafik Assante: “Inclusion is recognizing our universal ‘oneness’ and interdependence.
Inclusion is recognizing that we are ‘one’ even though we are not the ‘same’.” Hij voegt hier
strijdlustig aan toe: “The act of inclusion means fighting against exclusion and all of the
social diseases exclusion gives birth to – i.e. racism, sexism, handicapism, etc.”
Sociale inclusie: ‘erbij horen’ en ‘ertoe doen’.
Sociale exclusie: proces van sociale diskwalificatie of sociale ‘diskwaffiliatie’ dat leidt tot het
uitdrijven of een ontbinding van de relatie tussen de samenleving en het individu.
- Vind plaats wanneer burgers een ernstig nadeel ondervinden en niet in staat zijn
gebruik te maken van sociale grondrechten.
Vier verklaringen voor het achterop raken van mensen die te maken hebben met de
maatschappelijke structuren van de samenleving:
1. Economische verklaring: ongelijke verdeling van inkomen, scholing en werk.
2. Institutionele verklaring: benadrukt dat maatschappelijke instanties en
arrangementen de situatie van mensen nadelig kunnen beïnvloeden.
3. Culturele verklaring: achterstanden kunnen samenhangen met in culturen
verankerde tradities, mythen, normen, regels en omgangsvormen.
4. moderniteit verklaring: de moderne samenleving heeft grote risico’s op uitvallers.
Vijf clusters van variabelen die van invloed zijn op inclusie en exclusie:
1. Sociaal politieke variabelen (wet- en regelgeving).
2. Gemeenschap Variabelen (stigmatisering en sociale toegankelijkheid).
3. Organisatie variabelen (wijze waarop instanties georganiseerd zijn).
4. Interpersoonlijke variabelen (omgang en kwaliteit van sociaal netwerk).
5. Individuele variabelen (zelfbeeld, aard van de beperking en gedrag).
Inclusie: een situatie waarin mensen met een beperking meedoen in de samenleving en
erbij horen.
- Richt zich niet op aanpassen aan de norm, maar aanpassen van de norm.
Psychische internalisatie: het creëren van een (vals) zelfbewustzijn, waarbij mensen met
een beperking geloven dat zij ‘niet gewoon’ zijn. Dit kan leiden tot zelfmedelijden,
zelfstigmatisering, schaamte en zelfhaat.
Bottom-up aanpak: er wordt op activistische wijze van onderop aan emancipatie gewerkt.
Top-down aanpak: er wordt nadruk gelegd op belemmerende structuren die door middel
van wetgeving en ander beleid kunnen worden geslecht.
Elementen van sociale inclusie:
- Meedoen: maatschappelijke participatie, bijdragen aan de gemeenschap en
betekenisvolle activiteiten.
, - Meetellen: erkend en geaccepteerd voelen, zich nuttig voelen, tot groepen horen,
waardering krijgen van anderen voor wie je bent en wat je doet.
- Interactie met anderen: vriendschappen hebben, bevredigende wederzijdse relaties
met mensen zonder handicap versus eenzaamheid.
- Valorisatie: sociale omgeving die jou waardeert, die jouw rol waardeert dan wel
'goedkeurt'.
- Sociaal kapitaal: sociale netwerken, sociale vaardigheden, sociale
aanpassingsvermogen en sociale normen en waarden.
- Competentie: gevoel hebben in staat te zijn tot presteren.
- Keuze: autonomie. Keuzes hebben in plaats van anderen die voor jou beslissen.
- Individuen zijn: onderscheidenheid en uniciteit. Jouw identiteit.
- Burgerschap: ieder persoon heeft dezelfde rechten, plichten, kansen en
verantwoordelijkheden.
- Diversiteit: heterogeniteit, mensen zijn verschillend in hoe ze eruitzien en in hoe ze
zijn en doen.
- Sociaal construct: niet aanpassen aan de norm, maar aanpassen van de norm.
- Barrièrevrij: toegankelijke voorzieningen, publieke ruimte, toegankelijke informatie en
sociale toegankelijkheid.
- Ondersteuningssystemen: informele steun vanuit familie, vrienden, kennis, buren en
formele steun vanuit professionals.
Interpersoonlijke relaties:
- categorie: allerlei typen sociale verbindingen die variëren van intieme relaties met
partners of in het gezin of diepe vriendschappen tot oppervlakkige contacten.
- Structuur: omvat de kenmerken van sociale netwerken waarin we ons bewegen. Het
gaat dan om de duur van relaties, frequenties van ontmoeten en intensiteit.
- Functies: emotionele, instrumentele en informele functies.
, Maatschappelijke participatie: er is betrokkenheid bij gemeenschapsactiviteiten die
ontwikkeling van interpersoonlijke relaties bevordert.
- Categorie: activiteiten die in de gemeenschap plaatsvinden.
- Structurele karakteristieken:
● Gesegregeerd: maatschappelijke activiteiten vinden plaats in omgevingen die
afgescheiden zijn van de buitenwereld.
● Semi-gesegregeerd: de maatschappelijke activiteiten vinden plaats in de
samenleving, onder begeleiding van zorg en welzijn professionals.
● Niet-gesegregeerd: de algemeen toegankelijke plaatsen voor iedere burger in
de samenleving.
- Niveau: van betrokkenheid bij de gemeenschap. Ieder persoon is op zijn eigen
manier op verschillende momenten in het leven meer of minder betrokken bij
activiteiten in de samenleving.
Acht grondbeginselen die uitgangspunten zijn voor een inclusieve samenleving:
- Respect voor de inherente waardigheid, persoonlijke autonomie, met inbegrip van de
vrijheid zelf keuzes te maken en de onafhankelijkheid van personen.
- Non-discriminatie.
- Volledige en daadwerkelijke participatie in en opname in de samenleving.
- Respect voor verschillen en aanvaarding dat personen met een handicap deel
uitmaken van de mensheid en menselijke diversiteit.
- Gelijke kansen.
- Toegankelijkheid.
- Gelijkheid van man en vrouw.
- Respect voor de zich ontwikkelende capaciteiten voor kinderen met een handicap en
eerbiediging van het recht van kinderen met een handicap op het behoud van hun
eigen identiteit.