Samenvatting voor het vak Casus en Vaardigheden van het boek
Het Nederlands recht een Maastrichtse inleiding. Voor het tentamen is dit een complete samenvatting zodat je alle stof beheerst.
2. Recht en regels
Met rechtszekerheid bedoelen we dat iedereen aanspraak kan maken op het recht en dat het leven
deze voorspelbaarheid heeft.
3. Materiële en formele regels
Materiële regels: regels die gaan over de inhoud (de wat-regels) noemen we materieel. Bijvoorbeeld
een regel die gaat over het einde van een huurovereenkomst is een materiële regel. De regel geeft
aan wat het gevolg is als er opzegging plaatsvindt.
Formele regels: regels die gaan over de procedure (de hoe-regels) noemen we formeel. Een regel die
bepaalt dat opzegging per aangetekende brief moet plaatsvinden is een formele regel. Deze geeft
immers aan hoe een opzegging moet plaatsvinden.
4. Afspraken over regels die rechtsregels zijn (rechtsbronnen)
Rechtsbronnen zijn de plaatsen waar rechtsregels gevonden kunnen worden. Rechtsregels zijn de
regels die gelden, de regels waaraan degene tot wie de regels zich richten, zich moeten houden en de
regels die gevolgen hebben als aan de voorwaarden is voldaan.
We kennen de volgende rechtsbronnen:
Wetten (regels van erkende regelgevers):
- Grondwet
- Wet in formele zin: dit zijn regels gemaakt door een regelgever aan wie het hoogste gezag binnen
een rechtsstelsel moet worden toegekend. In Nederland zijn dat de regering en de Staten-Generaal
die samen de bevoegdheid hebben om algemeen verbindende voorschriften in de vorm van wetten
vast te stellen. Zij zijn samen de formele wetgever. In Nederland zijn alleen de wetten die tot stand
komen in samenwerking tussen regering en parlement als resultaat van de door de Grondwet
voorgeschreven wetgevingsprocedure wetten in formele zin.
- Wet in materiële zin: dit houdt in dat een regeling naar inhoud een wet is, namelijk een algemeen
verbindend voorschrift. Dit zijn dus alle regelgevingsproducten die algemeen verbindende
voorschriften bevatten. Iets wat zich slechts tot een bepaalde persoon of personen richt is dus geen
wet in materiële zin. De meeste wetten in formele zin zijn daarmee ook wetten in materiële zin, maar
het omgekeerde is zeker niet het geval.
Er zijn zoals gezegd meer regelgever. Voor het merendeel gaat het om supranationaal recht en
supranationale organen. Hiermee wordt bedoeld dat de beslissingen van die organen en dat recht
gelding hebben, zelfs zonder dat het eigen rechtsstelsel met die specifieke beslissingen of die
specifieke rechtsregel heeft ingestemd.
Wanneer een internationaal orgaan alleen kan beslissen wanneer de instemming van alle betrokken
staten wordt verkregen, dan is er sprake van intergouvernementele samenwerking.
,2. Verdragen:
- Eenieder verbindende bepalingen hebben rechtstreekse werking
- Overige bepalingen hebben alleen werking tussen verdragspartijen
Afspraken tussen staten worden verdragen genoemd en in het verleden ook wel traktaten. Deze
afspraken worden vastgelegd in de vorm van regels en de meeste van deze regels zijn in Nederland
erkent als rechtsregels. Die erkenning vinden we in art. 93 GW die zegt dat we moeten kijken naar de
inhoud van de bepalingen van zo’n verdrag en die inhoud moet zodanig zijn dat die bepalingen
eenieder kunnen verbinden. Een bepaling die begint met niemand kan dus eenieder verbinden, maar
een bepaling tussen België en Nederland verbind alleen de staten en daar kan de burger geen beroep
op doen dus dat is geen eenieder verbindende bepaling.
3. Rechterlijke uitspraken:
- Jurisprudentie: alle rechterlijke uitspraken die rechtstreeks regels bevatten die erkend kunnen
worden.
- Jurisprudentie geeft inzicht in de uitleg en toepassing van rechtsregels
4. Gewoonte:
- vereiste van constante gedragslijn en opinio iuris
- Naar Nederlands recht slechts aanvullende functie
Regels van gewoonterecht hebben met de volgende rechtsbron gemeen dat zij ongeschreven zijn,
zodat er geen bezwaar tegen is om de gewoonte te zien als species (bijzonder geval) van het genus
(algemeen geval) ongeschreven recht. Het gewoonterecht kan worden vastgesteld door naar
bestendige gedragslijnen te kijken.
5. Regels van ongeschreven recht:
- Geconcretiseerd in rechtspraak
Bovenstaande zijn de primaire bronnen. Secundaire bronnen zijn bijvoorbeeld het boek met
literatuur of het internet.
Er zijn ook regels die niet tot het recht behoren omdat er geen verplichting bestaat om die regels toe
te passen, maar die toch een belangrijke rol spelen. Deze regels worden soft law genoemd. Hierbij
gaat het vaak om de hoogte van de alimentatie. De afspraken hierover zijn niet bindend, maar de
rechters houden zich er wel aan.
Common law: de grondgedachte van dit rechtstelsel is natuurrechtelijk. Dit houdt in dat er recht is
dat gedeeld wordt door de hele mensheid, welk recht alleen maar hoeft te worden opgespoord. In
common law landen is de primaire rechtsbron de rechtspraak.
Civil law: hier staat de condificatiegedachte voorop. Dit houdt in dat het recht uitputtend moet
worden vastgelegd in wetboeken. De wet staat voorop en de rechtspraak komt later. Nederland is een
civil law land.
In art. 94 Gw staat dat internationale regels voorgaan. Nederlands recht dat daarmee in strijd is moet
buiten toepassing blijven. Dit geldt ook voor wetten in formele zin en voor de Grondwet. Voor het
overige zijn wetten in formele zin onaantastbaar.
Ook bij rechtspraak is sprake van een rangorde. Uitspraken van de rechtbank tellen minder zwaar dan
die van het hof.
,Er zijn drie soorten secundaire regels:
- Rules of change (veranderingsregels)
- Rules of recognitions (erkenningsregels)
- Rules of adjudication (berechtigingsregels)
Een rechtssubject is een drager van rechten, bevoegdheden en plichten.
Verplichtingen worden aangeduid als verbintenissen. Er zijn twee bronnen van verbintenissen,
namelijk de wet en de rechtshandeling.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen vernietigbaarheid en nietigheid. Vernietigbaarheid heeft
betrekking op rechtshandelingen. Dit kunnen overeenkomsten zijn, maar ook beslissingen van de
overheid of vonnissen van een rechter. Een nietige rechtshandeling heeft nooit bestaan, ook niet
tijdelijk.
Op verjaringstermijnen moeten door de partij die daarbij belang heeft een beroep worden gedaan.
Gebeurt dat niet, dan wordt met de verjaring geen rekening gehouden. Vervaltermijnen daarentegen
zijn van openbare orden en moeten door de rechter uit eigen beweging worden toegepast.
Dwingend recht: betrokkenen kunnen niet bij overeenkomst een andere regeling afspreken.
Afwijkende regelingen zijn dan nietig.
Aanvullend recht: alleen wanneer de burgers geen andere afspraken maken, gelden de regels die de
regelgever heeft gesteld.
Het Nederlands recht hoofdstuk 2: Het Nederlands recht in een
internationale context.
2. Internationaal recht
In het internationale rechtsverkeer zijn de staten de voornaamste actoren, maar zij hebben inmiddels
gezelschap gekregen van internationale organisaties, multinationale ondernemingen, NGO’s (niet-
gouvernementele organisaties, zoals Artsen zonder grenzen) en individuele burgers. Dat neemt niet
weg dat het internationale recht (vroeger volkenrecht of volkerenrecht genoemd) grotendeels en in
ieder geval primair uitgaat van die staten.
Staten binden zich ten opzichte van elkaar in verdragen. Andere benamingen die hiervoor worden
gebruikt zijn traktaat, convenant, overeenkomst, verdrag, protocol etc. Een verdrag kan inhouden dat
er een internationale organisatie in het leven wordt geroepen, die ook de bevoegdheid krijgt om
besluiten te nemen en regels vast te stellen. Hierbij kan worden afgesproken dat die besluiten en
regels bindend zijn voor de betrokken staten.
Een voorbeeld van zo’n organisatie is de Verenigde Naties. Zij spelen een rol in de internationale
politiek en zijn in 1945 in het leven geroepen. De algemene vergadering van deze organisatie kan
alleen maar niet-bindende aanbevelingen vaststellen. Resoluties van de Veiligheidsraad op het stuk
van vrede en veiligheid zijn daarentegen wel bindend. De grondwet maakt dit in Nederland mogelijk
in art. 92.
Wanneer staten ten opzichte van elkaar verplichtingen aangaan, dan staat de burger daar in beginsel
buiten. Het is dus ook in beginsel niet mogelijk om als burger de Staat der Nederlanden te laten
veroordelen voor bijvoorbeeld de Schelde uit te baggeren, ook al is dat wel vastgelegd in een verdrag
met België. Er is wel een controle op wat er in een verdrag of overeenkomst wordt afgesproken. Deze
controle wordt uitgevoerd door het parlement omdat in de grondwet staat dat voor het aangaan van
, verplichtingen in verdragen de goedkeuring van de Staten-Generaal vereist is. Een democratisch (door
het volk) gekozen orgaan houdt dus toezicht. De Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen
regelt de uitzonderingen (zoals de geheime verdragen). Na goedkeuring kan de staat zich definitief
binden door het verdrag te ondertekenen of anderszins te bekrachtigen, wat ratificatie wordt
genoemd.
Sommige verdragen en inertnationale regels kennen rechten toe aan individuele burgers. Dit is het
geval met veel bepalingen uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Hoe verhouden nationaal en internationaal recht zich tot elkaar?
Twee begrippen kunnen we van elkaar onderscheiden:
Dualistische leer: ziet de nationale en internationale rechtssfeer als strikt gescheiden. Er is geen
doorwerking van het internationale recht in het nationale recht. Het internationale recht moet eerst
worden omgezet in het nationale recht voordat het door de burger kan worden ingeroepen
(transformatieleer). De staat zal wettelijke maatregelen moeten nemen om het recht op vrijheid en
veiligheid zeker te stellen en pas als dat is gebeurd kan de burger daarop een beroep doen.
Monistische leer: ziet de nationale en internationale rechtsorde als één geheel. Er vindt een
rechtstreekse doorwerking plaats in het nationale recht en voor zover de bepalingen zich daarvoor
lenen kunnen de burgers er een beroep op doen. De burger krijgt dan gelijk de bescherming die in
het internationale recht wordt toegezegd. Hij hoeft niet te wachten op een actie van de staat en kan
gelijk zijn rechten realiseren.
In de grondwetswijziging van 1953 is in het voordeel van de monisten beslist. In de huidige grondwet
van 1983 is die regeling zonder aanpassingen overgenomen. Het gaat om de artikelen 93 en 94. In art
93 Gw wordt een antwoord gegeven op de vraag welke internationale bepalingen rechtsreeks
toepassing hebben binnen de nationale rechtsorde. Dit zijn de:
‘’bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, die naar inhoud
eenieder kunnen verbinden’’.
Niet elke bepaling kan rechtsreeks worden toegepast. De klassieke verdragsbepalingen waarbij de
ene staat zich verplicht ten opzichte van de andere staat, vallen hier dus niet onder. De rechter zal
beslissen of een bepaling rechtsreeks werking heeft. De Hoge Raad past daarbij art 31-33 van het
Weens verdragenverdrag toe.
Nationale regels verdwijnen wanneer de rechter aanneemt dat er een conflict is met een regel van
internationaal recht met rechtstreekse werking. Iemand die wordt vervolgd voor overtreding van een
dergelijke nationale regel gaat vrijuit. Geen enkele bepaling van het nationaal recht is veilig voor het
internationale recht, zelf de grondwet niet.
3. Het recht van de Europese Unie
3.1 Het ontstaan van de Europese Unie
De EU heeft haar oorsprong in organisaties die korte na de tweede wereldoorlog werden opgericht
zoals de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) en de Europese Economische
Gemeenschap (EEG). Jean Monet zei dat conflicten over grondstoffen en staal ervoor hadden gezorgd
dat twee wereldoorlogen plaatsvonden in Europa. Daarom vond hij dat een economische
samenwerking waarbij de zeggenschap over deze grondstoffen op een bovenstatelijk niveau zou
komen te liggen een oplossing zou bieden. Zijn voorstellen werden overgenomen door de Europese
politici want in 1951 werd de EGKS opgericht. Deelnemende landen waren Frankrijk, Duitsland, Italië
en de Benelux. De beslissingsbevoegdheden kwamen te liggen bij een Hoge autoriteit en een Hof van
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper RechtenstudentUM23. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,99. Je zit daarna nergens aan vast.