Histologie van zenuwweefsel
Het centrale zenuwstelsel
Bestaat uit:
• Hersenen
- Cerebrum
- Cerebellum
• Ruggenmerg
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit witte stof, en grijze stof. De grijze stof bevat
meer cellichamen, terwijl de witte stof erg veel gemyeliniseerde zenuwuitlopers bevat
(en géén celkernen). In de hersenen ligt de grijze stof perifeer en de witte stof in het
midden. In het ruggenmerg is dit echter precies omgedraaid, daar ligt de witte stof
perifeer en de grijze stof in het midden.
De hersenen worden omgeven door de hersenvliezen, deze dienen ter bescherming
van de hersenen.
1) Dura mater
Bestaat uit straf bindweefsel. Hieronder bevindt zich de subdurale ruimte
met dunwandige venen, losmazig bindweefsel en vetweefsel.
2) Arachnoidea mater
Hieronder bevindt zich de subarachnoidale ruimte, deze bevat cerebro-
spinale vloeistof (CSF).
3) Pia mater
Volgt het oppervlak van de hersenen.
,Het ruggenmerg is ook omgeven door deze drie vliezen. Er is nu echter ook een
epidurale ruimte aanwezig. Deze ligt tussen het bot en de dura mater. Het is een
ruimte met dunwandige venen, losmazig bindweefsel en vetweefsel.
In het centrale zenuwstelsel zijn miljarden neuronen gelegen. Deze zijn opgebouwd
uit een aantal delen.
1) Dendrieten
Receptief
Dit zijn sterk vertakte uitlopers,
die over het algemeen de
stimuli opvangen, en deze
geleiden naar het cellichaam.
2) Cellichaam (of: perikaryon)
Heeft de kern als middelpunt;
dit vormt het
stofwisselingscentrum van de
cel, dat ook gevoelig is voor
prikkels.
3) Axon
Effectief
Een enkele, vaak zeer lange
uitloper. Meestal geleidt deze
impulsen naar andere cellen
(bv. neuronen, spiercellen,
kliercellen).
Nissl-kleuring: Zenuwweefsel is sterk basofiel aangekleurd, omdat er veel RER
aanwezig is, dat mRNA produceert. Dit is het geval omdat er veel
cytoskelet nodig is.
Naast neuronen, zijn er in het centrale zenuwstelsel ook steuncellen te vinden, deze
helpen bij het uitvoeren van bepaalde functies. Het zijn de glia-cellen.
1) Astrocyten
- Geven steun aan zenuwweefsel met hun gliafilamenten.
- Voeding van neuronen, door middel van hun eindvoetjes, die eindeigen
op de wand van capillairen. Ze maken contact met de endotheelcellen,
via welke ze aan hun voedingsstoffen komen.
- Herstel van beschadigde neuronen
- Handhaven van een micromilieu rondom de neuronen
Bv. Snelle verwijdering van vrijgekomen neurotransmitter
2) Oligodendrocyten
Vormen van myelineschedes rondom de neuronen van het CZS, die dienen
als isolatiemateriaal. Dit doen zij door zich enkele malen rondom de
axonen te wikkelen. Één oligodendrocyt kan meerdere nabijgelegen
axonen tegelijkertijd myeliniseren.
3) Microgliacellen
Dit zijn de macrofagen van het CZS, dit kunnen zij doordat zij enorm veel
lysosomen bevatten.
, 4) Ependymcellen
Produceren van de cerebro-spinale vloeistof (CSF)
De bloed-hersenbarrière wordt gevormd door zonula occludens verbindingen van het
endotheel, de lamina basalis en astrocytenvoetjes, die tegen de capillairen aan
gelegen zijn. De astrocytenvoetjes halen voedingsstoffen uit het bloed.
Het perifere zenuwstelsel
Dit is gelegen buiten het centrale zenuwstelsel en bestaat uit:
• Zenuwbanen
• Sensorische organen (input)
• Zenuweindigingen (output)
Aansturing van spieren en klieren
• Ganglia (centra van zenuwcellen)
Direct rondom de sensorische zenuwcellen in ganglia liggen hele kleine
satellietcellen (ook wel amficyten of kapselcellen genoemd). Deze zorgen voor steun
en nemen de taak van Glia-cellen over buiten het CZS.
Een perifere zenuw, wordt omgeven door drie bindweefsel lagen; dit zijn:
- Endoneurium
- Perineurium
- Epineurium
Zenuwbanen van het perifere zenuwstelsel kunnen erg lang zijn. Bij het perifere
zenuwstelsel zijn cellen van Schwann aanwezig. Deze zorgen voor myelinisering van
zenuwceluitlopers buiten het CZS.
, In de insnoering van Ranvier (het gebied op een zenuwvezel, tussen twee stukken
myeline in), liggen vooral voltage-gated Na +-kanalen. Op deze plaatsen zij de axonen
prikkelbaar. De tussengelegen (door myeline geisoleerde) gebieden zijn niet
prikkelbaar, maar hebben uitstekende geleidingseigenschappen voor
prikkeloverdracht.
Zenuwstelsel
Functies van het zenuwstelsel
1) Waarnemen van / reageren op de buitenwereld
Het somatisch zenuwstelsel (= willekeurig)
- Sensibel (somato-afferent)
Exterosensorisch/propriosensorisch, gehoor, balans, visus
- Motorisch (somato-efferent)
Aansturing van dwarsgestreepte spieren
2) Innervatie van ingewanden viscerale / hormonale functies
Het autonome zenuwstelsel (= onwillekeurig)
- Sensibel (viscero-afferent)
Interosensorisch/propriosensorisch, smaak, reuk
- Motorisch (viscero-efferent)
Klieren, gladde spieren (bloedvaten, spijsvertering, longen, urogenitaal
systeem, …)
3) Cognitieve, affectieve processen
Spraak, leren, geheugen, angst, woede, plezier, …
In een zenuw zijn 4 componenten mogelijk.
• Vanuit het somatisch (willekeurig) zenuwstelsel
- Somatosensibel (SA)
Exterosensorisch / propriosensorisch: gehoor, balans, visus
- Somatomotorisch (SE)
Aansturing dwarsgestreepte spieren
• Vanuit het autonome / viscerale (onwillekeurig) zenuwstelsel
- Viscerosensibel (VA)
Interosensorisch / propriosensorisch: smaak, reuk, ingewanden
- Visceromotorisch (VE)
Aansturing van gladde spieren en klierweefsel
• Cognitieve, affectieve processen
Spraak, leren / geheugen, angst, woede, plezier