Uitwerking leerdoelen Integrale toets blok 1A
De student kan de verschillende stappen (anamnese, diagnose, doel, interventie en evaluatie)
van het verpleegkundig proces toepassen.
- Anamnese gegevens verzamelen SUBJECTIEF (moe, hoesten, groenslijm, benauwd
gevoel) externe en persoonlijke factoren (lage SES, rookt) OBJECTIEF kortademig tijdens
gesprek, ademhaling 24/min, T 38,6 graden Celsius, RR 145/90 ) externe en persoonlijke
factoren (gedraagt zich wat jong voor de leeftijd, matig verzorgd)
- Diagnose vaststellen verpleegproblemen PES(Probleem :dreigend zuurstof te kort, Ethiek
(oorzaak): Risicovol gedrag voor de gezondheid, roken Symptoms and Signs : kortademig, moe,
verlaagde saturatie)
- Verpleegdoel(en) SMART specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden. De
saturatie van M. blijft de komende uren gelijk(verlaagd niet verder) of is verhoogd.
- Interventies vaststellen vpk interventies zuurstofgeven, monitoren van de saturatie
- Uitvoering het daadwerkelijk uitvoeren van de interventies.
- Evaluatie uitkomst vergelijken met de resultaten bv saturatie is verhoogd dmv toedienen
zuurstof, minder kortademig.
De student kan in de anamnese objectieve en subjectieve gegevens verzamelen
Subjectief (Symptoms) Wat zegt de patiënt zelf. Dit kan men niet zien of meten. Het zijn gevoelens,
gedachten, sensaties of belevingen van de patiënt. Bijvoorbeeld pijn, duizeligheid, misselijkheid,
verdriet. Subjectief wil niet zeggen dat ze minder waarde hebben. Voor de patiënt zijn deze gegevens
altijd reëel en dat dient als uitgangspunt genomen te worden.
Objectief (Signs) Deze gegevens kunnen door ons waargenomen worden. Het gaat om observaties,
bij een patiënt bijvoorbeeld: polsslag, labuitslagen, huidkleur, lichaamshouding en taalgebruik.
Voor een volledige anamnese zijn zowel subjectieve als objectieve gegevens nodig. Bij het vastleggen
van de anamnese in het verpleegkundig dossier moet het verschil tussen deze twee echter duidelijk
aangegeven zijn. We gaan er daarbij vanuit dat als er niets bij staat het gegeven altijd subjectief is.
De student kan de normale en afwijkende waarden van de vitale functies van een patiënt
interpreteren Vitale functies:
- Ademhalen frequentie en saturatie zuurstofverzadiging 95-100% / voor volwassenen is 16x
ademhalen per min gemiddeld.
- Circulatie bloeddruk en hartslag bloedruk is 120/80 tot 100/60. Pols is gemiddeld 70 slagen per
minuut.
, Uitwerking leerdoelen Integrale toets blok 1A
- Tempratuur
- Hypothermie lager dan 35 graden C,
- Normothermie tussen de 35,5 en 37,5 graden C
- Hyperthermie hoger dan 35,7-38 graden C
- Bewustzijn
De student kan de perifere saturatie interpreteren.
Tussen de 95-100% is gezond.
De student kan de betreffende parameters (vitale functies) op de juiste wijze rapporteren
Met de checklist voor vitale parameters
De student kan bij een laag complexe casus indiceren welke zorg nodig is om de gezondheid
van de patiënt in stand te houden of te brengen
De student kan de kennis (uit blok 1A) over de ziektebeelden pneumonie, cystitis en huidkanker
en de bijbehorende orgaanstelsels synthetiseren (samenvoegen) uit een casus
De student analyseert aan de hand van een casus, de volgende patiëntproblemen (inclusief
etiologie oorzaak en sign en symptoms):
Koorts/hyperthermie bij infectie
Risico op infectie
Kortademigheid/ Benauwdheid /probleem met ademhalen (bij pneumonie)
(Risico op) huiddefect (bij huidkanker)/ decubitus/ wond van huid
Incontinentie urine (bij cystitis)