Hoofdstuk 1: (college 1) Themes and context
- Nativism: idee dat ontwikkeling voornamelijk wordt bepaald door erfelijke
factoren (nature)
- Empiricism: idee dat ontwikkeling voornamelijk wordt bepaald door
omgevingsfactoren (nurture)
- Continuous development (a) : een ontwikkelingspatroon waarin
vaardigheden geleidelijk en soepel veranderen.
Elke gebeurtenis bouwt voort op eerdere ervaringen
Ontwikkeling is een soepele en geleidelijke ophoping van
bekwaamheid
- Discontinuous development (b) : een ontwikkelingspatroon waarin
plotselinge veranderingen optreden.
Ontwikkeling vindt plaats op specifieke tijden of leeftijden
- Siegler’s ‘overlapping waves’ model (c): suggereert dat kinderen op
een bepaalde leeftijd verschillende strategieën gebruiken bij het denken
en leren. Het gebruik van elke strategie eb en vloedt met toenemende
leeftijd en deskundigheid, en slechts geleidelijk aan voeren de meest
succesvolle strategieën de boventoon.
De ontwikkeling kan vanuit langetermijnperspectief discontinu
lijken, maar bij nader inzien kunnen we geleidelijke kwantitatieve
veranderingen waarnemen in het gebruik van bepaalde manieren
van denken
- Critical period: een periode (leeftijd) waarbinnen gebeurtenissen
noodzakelijk zijn voor een typische ontwikkeling
- Sensitive period: een periode (leeftijd) waarbinnen gebeurtenissen
belangrijk zijn voor een typische ontwikkeling -> maar zonder de
gebeurtenissen kan de typische ontwikkeling alsnog plaatsvinden
- Domain-general: idee dat ontwikkelingen een impact kunnen hebben op
een breed scala aan vaardigheden
- Domain-specific: idee dat de ontwikkeling van verschillende
vaardigheden afzonderlijk plaatsvindt en weinig impact heeft op
vaardigheden in andere domeinen
- Levels of explanation: de manier waarop we ervoor kiezen om
psychologische vermogens te beschrijven (en de ontwikkeling van die
, vermogens) -> niveaus van uitleg kunnen biologisch, gedragsmatig,
sociaal en emotioneel zijn.
PERSPECTIVES ON DEVELOPMENT
Individual characteristics and contextual influences (individuele kenmerken
en contextuele invloeden)
Gekeken naar hoe ontwikkeling in verschillende settings verloopt
Ontwikkeling van individu zien als een interactie tussen genen en
omgeving
Cultural contexts (culturele context)
Het onderzoeken van de ontwikkeling in verschillende culturen geeft
informatie over de variatie in het menselijk potentieel en de expressie
die kan ontstaan in verschillende groeiomstandigheden
Het vergelijken van de ontwikkeling in verschillende culturen is niet
alleen een waardevolle manier om te begrijpen hoe de ontwikkeling
kan variëren, maar geeft ook grote aanwijzingen voor de rol van de
(culturele) omgeving bij de ontwikkeling van onze psychologische
vaardigheden
The biological perspective (biologisch perspectief)
Zonder een biologisch lichaam, hersenen en zenuwstelsel zouden we
ons helemaal niet kunnen ontwikkelen!
The ecological perspective (ecologische perspectief)
Een benadering die, vanuit een psychologisch perspectief, geprobeerd
heeft de invloed van verschillende levenssferen met elkaar te
verbinden
Het ecologische perspectief benadrukt het belang van het begrijpen
van niet alleen de relaties tussen het zich ontwikkelende organisme
(bijv. het kind) en verschillende milieusystemen (bijv. het gezin en de
gemeenschap), maar ook de relaties tussen deze milieusystemen.
Urie Bronfenbrenner: Biedt een theoretisch kader dat de lagen van
milieu- of contextuele systemen beschrijft die de ontwikkeling van het
kind beïnvloeden.
Milieusystemen: variëren van de meest directe of directe
omgevingen in de ervaring van het kind, zoals het gezin of de
groep van leeftijdsgenoten, tot meer afgelegen contexten van
het leven van het kind, zoals de maatschappelijke systemen
van waarden en van de wet.
Het microsysteem is de omgeving waarin het kind leeft en met
de mensen en instellingen die het dichtst bij hem staan in
contact komt.
Het mesosysteem omvat de onderlinge relaties tussen de
componenten van het microsysteem. Zo hebben de ouders
interactie met de leerkrachten en het schoolsysteem, kunnen
beide gezinsleden
Het exosysteem bestaat uit instellingen die de ontwikkeling van
een kind beïnvloeden, maar waarmee het kind grotendeels
indirect contact heeft. Zo kan het werk van een ouder invloed
hebben op het leven van het kind als het vereist dat de ouder
veel moet reizen of laat in de nacht moet werken.
Het macrosysteem vertegenwoordigt de ideologische en
institutionele patronen van een bepaalde cultuur of subcultuur.
Lifespan perspective
Een visie op ontwikkeling als een proces dat doorgaat gedurende de
hele levenscyclus, van kindertijd tot de volwassenheid en ouderdom
, Het levensperspectief omvat ook historische factoren die van invloed
kunnen zijn op de psychologische ontwikkeling. Dit fenomeen wordt
over het algemeen aangeduid als een leeftijdscohort (age cohort)
effect; de term leeftijdscohort betekent een groep individuen die in
hetzelfde jaar of in dezelfde algemene historische periode zijn
geboren. Naarmate cohorten zich ontwikkelen, delen zij dezelfde
historische ervaringen.
Psychology and developmental psychology
Ontwikkelingspsychologie is een van de centrale gebieden van
onderzoek en interesse in de discipline en als gevolg daarvan is er
vaak een symbiotische relatie tussen ontwikkelings- en ander
onderzoek.
Hoofdstuk 2: (college 1) Theories in
Developmental Psychology
Ontwikkelingspsychologie heeft twee doelen: (1) beschrijven en (2) verklaren van
veranderingen in de ontwikkeling door middel van theorieën.
Functie van theorieën:
1. Informatie organiseren en integreren tot een geheel.
2. Voorspellingen doen die op empirische wijze getest kunnen worden.
Theorieën blijven lang bestaan…:
- Als ze uitspraak doen op een breed gebied (1 onderzoek ondermijnt niet hele
theorie)
- Als ze een heel nieuwe verklaringswijze introduceren
Voor de 20e eeuw
- John Locke: een baby wordt geboren als een ‘tabula rasa’. (Eind 19e eeuw nam
William James deze positie in en was dit idee invloedrijk)
- Rationalistische filosofen (Leibniz, Descartes): kinderen worden geboren met
een vaardigheid om hun wereld te ordenen.
Behaviorisme
- Een school voor psychologie die prominent aanwezig was in het begin van de
20e eeuw. - - Het benadrukte de rol van leren in menselijk gedrag en probeerde
om gedrag in dergelijke termen te beschrijven.
Richtten zich op het leren van gedrag bij dieren en mensen
Wie? : John B. Watson, Edward Lee Thorndike, Ivan Pavlov en B.F. Skinner
- Classical conditioning = een type leren waarbij twee stimuli
herhaaldelijk samen worden gepresenteerd totdat individuen leren
reageren op de onbekende stimulus op dezelfde manier waarop ze
reageerde op de bekende stimulus (Pavlov)
Watson en Rayner (1920) gebuikte Pavlov's concept van klassieke conditionering
om te onderzoeken of ander gedrag, en zelfs emoties zoals angst, bij kinderen
geconditioneerd konden worden (little Albert)
Rat Rat + Hamer Rat
(geen angst) (angst) (angst)
- Operant conditioning = is een vorm van leren waarbij nieuw gedrag
wordt aangeleerd als reactie op een specifieke stimulans. Belangrijk is dat
, operante conditionering wordt gestuurd door een manipulatie van de
gevolgen van het gedrag (Edward Thorndike en B.F. Skinner)
Maturational theory
Tegenhanger van behaviorisme.
Een benadering om ontwikkeling te verklaren in termen van tijdschema’s voor
rijping, vooraf bepaald door genetische overerving.
De 'Maturationisten' stelden dat, verre van volledig gevormd te worden
door ervaring het ontstaan van de capaciteiten van zuigelingen en
kinderen in grote mate bepaald wordt door onze genetische erfenis.
Waarnemend dat vaardigheden zich in bepaalde orden lijken te
ontvouwen, stelden zij dat deze 'biologische tijdschema's' van de
ontwikkeling op voorhand zijn vastgelegd door de genen van onze soort.
Evolutie geeft ons een ‘biologische agenda’ in ons DNA Door deze
‘agenda’ zullen vaardigheden vanzelf tevoorschijn komen in een
vaste volgorde.
Gesell & McGraw ontdekten: ontwikkeling voltrekt volgens een vast
patroon (tweeling kreeg beide andere behandeling. Veel motorische
stimulatie en ander geen. Toch ontwikkelden ze beide even snel
motorische vaardigheden).
Gesell & Ames (1940) De Maturational Theory van Gesell richt zich op
fysieke en mentale ontwikkeling, en Gesell zag bij ontwikkelingspatronen
dat erfelijkheid een grote rol speelt.
Wie? : Darwin, Arnold Gessell en Myrtle McGraw
Psychodynamica
- Begin 1900 introduceerde Sigmund Freud zijn theorie van de psychodynamica
Freuds psychodynamische theorie probeert, in plaats van zich te richten op
bepaalde gedragingen en vaardigheden, de meer interne motivaties en
persoonlijkheden van individuele mensen te onderscheiden en te
beschrijven.
Hij was van mening dat de motivaties en persoonlijkheden van
volwassenen voor een groot deel gevormd zijn door de ervaringen van de
kleuter- en kinderjaren
- Voor Freud bestaat de zich ontwikkelende persoonlijkheid uit drie onderling
samenhangende delen: het id, het ego en het superego
Id: Instinctieve driften. nastreven van genot. (lustprincipe)
Ego: Rationeel & controlerend. Probeert driften (Id) op sociaal acceptabele
wijze te bevredigen (vrede tussen id en superego)
Superego: Geweten. Bevat onze normen en waarden. (ik-ideaal)
De rollen van deze drie componenten van de persoonlijkheid veranderen in
de loop van de ontwikkeling als het kind, dat grotendeels onder de
controle is van het id, of instinctieve drijfveren, geleidelijk aan meer
gecontroleerd wordt door het ego
Fase Leeftijd Ontwikkelingstaak
Orale Fase 0-1 Focus op eten en dingen in de mond stoppen
Ego is ontwikkeld. Kind merkt dat het niet overal mag poepen.
Anale Fase 1-3
Plezier door poepen/ poep ophouden
Fallische 3-6 Plezier uit genitalien. Seksuele aantrekking tot ouder van
Fase andere geslacht. Jaloezie tov ouder met hetzelfde geslacht