100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
praktische vaardigheden levensloop 2.3 €10,49   In winkelwagen

Case uitwerking

praktische vaardigheden levensloop 2.3

 26 keer bekeken  2 keer verkocht

praktische vaardigheden levensloop 2.3

Voorbeeld 4 van de 36  pagina's

  • 31 oktober 2023
  • 36
  • 2020/2021
  • Case uitwerking
  • N.v.t.
  • 9-10
avatar-seller
isaolders
Praktische vaardigheden periode 2.3 Juridisch

Week 1

Werkloosheidswet

Voorbereiding:

- Bestudeer hoofdstuk 5 “Werkloosheid” uit het handboek voorafgaand aan de bijeenkomst.

- Zet, na hoofdstuk 5 te hebben bestudeerd, de relevante begrippen van de Werkloosheidswet op
een rij.

Werknemer:

Referte-eis:

Voorwaarden voor WW-uitkering:

Arbeidsverleden:

Art. 1 WW

a. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

b. UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet
structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

d. Algemeen Werkloosheidsfonds: het Algemeen Werkloosheidsfonds, genoemd in artikel 93 van de
Wet financiering sociale verzekeringen;

e. lichamen: rechtspersonen, maat- en vennootschappen, samenwerkingsvormen zonder
rechtspersoonlijkheid die met verenigingen maatschappelijk gelijk kunnen worden gesteld,
ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen en doelvermogens;

f. sector: een sector als bedoeld in artikel 95 van de Wet financiering sociale verzekeringen;

g. onbetaald verlof: een tussen werkgever en werknemer voor een gedeelte of het geheel van de
arbeidstijd overeengekomen verlof, waarin de werknemer geen arbeid jegens de werkgever verricht;

h. vreemdeling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Vreemdelingenwet 2000;

i. overheidswerkgever:

1°. het orgaan van een publiekrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van
de WPA, dan wel een privaatrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b tot en
met e, van die wet, zoals die bepalingen luidden op de dag voorafgaande aan het tijdstip van aanvang
van fase 2, bedoeld in artikel 53 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen,
dat de overheidswerknemer rechtstreeks ten laste van dat lichaam bezoldigt of beloont;

2°. een privaatrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel f, van de WPA of artikel
2, derde lid, van die wet, zoals die bepalingen luidden op de dag voorafgaande aan het tijdstip van
aanvang van fase 2, bedoeld in artikel 53 van de Wet overheidspersoneel onder de
werknemersverzekeringen, dat zowel op die dag als op dat tijdstip op grond van een van die
bepalingen is aangewezen als lichaam waarvan de werknemers deelnemen in de Stichting
Pensioenfonds ABP, en dat de overheidswerknemer rechtstreeks ten laste van dat lichaam bezoldigt
of beloont;

,3°. Onze Minister van Defensie in relatie tot de in artikel 2, tweede lid, onderdeel f, van de WPA
uitgezonderde personen, zoals die bepaling luidde op de dag voorafgaande aan het tijdstip van
aanvang van fase 2, bedoeld in artikel 53 van de Wet overheidspersoneel onder de
werknemersverzekeringen;

j. overheidswerknemer:

1°. de overheidswerknemer in de zin van artikel 2 van de WPA zoals die bepaling luidde op de dag
voorafgaande aan het tijdstip van aanvang van fase 2, bedoeld in artikel 53 van de Wet
overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen, jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd,
bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet;

2°. de beroepsmilitair in de zin van de Algemene militaire pensioenwet, jonger dan de
pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet;

3°. degene die door de Koning in dienst is genomen om bij de Koninklijke Hofhouding werkzaam te
zijn en die uit dien hoofde onder de Pensioenregeling van de Stichting tot verzorging van de
pensioenen van het personeel van de Koninklijke Hofhouding van het Huis van Oranje-Nassau valt,
jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene
Ouderdomswet;

k. Uitvoeringsfonds voor de overheid: het Uitvoeringsfonds voor de overheid, genoemd in artikel 106
van de Wet financiering sociale verzekeringen;

l. reïntegratiebedrijf: een natuurlijke persoon dan wel rechtspersoon die in het kader van de
uitoefening van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in de arbeid bevordert;

m. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis
opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van
Strafrecht;

n. continentaal plat: de exclusieve economische zone van het Koninkrijk, bedoeld in artikel 1 van de
Rijkswet instelling exclusieve economische zone, voor zover deze grenst aan de territoriale zee van
Nederland;

o. inkomen uit arbeid: loon als bedoeld in artikel 14, met dien verstande dat niet tot het inkomen uit
arbeid worden gerekend:

1°. uitkeringen op grond van een werknemersverzekering en de Wet arbeid en zorg of wachtgeld als
bedoeld in artikel 6, vijfde lid, tweede zin, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de
Toeslagenwet en de aanvullingen daarop van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking
staat;

2°. hetgeen wordt genoten op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede
hetgeen door de werknemer met een publiekrechtelijke dienstbetrekking wordt genoten op grond
van naar aard en strekking met artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek overeenkomstige
regelingen, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet en de
aanvullingen daarop van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat;

3°. het voordeel van het voor privé-doeleinden ter beschikking stellen van een auto, bedoeld in
artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964;

4°. een uitkering ingevolge een voorziening op grond van een levensloopregeling als bedoeld in
artikel 39d van de Wet op de loonbelasting 1964;

,p. de pensioengerechtigde leeftijd: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid,
van de Algemene Ouderdomswet;

q. uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van de opsporingsdiensten of
inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht aan het UWV, is gebleken dat het gegronde vermoeden
bestaat dat deze persoon zich buiten Nederland bevindt met het doel om zich aan te sluiten bij een
organisatie die is geplaatst op de lijst van organisaties, bedoeld in artikel 14, vierde lid, van de
Rijkswet op het Nederlanderschap.

Werkloosheid: art. 16 WW

1. Werkloos wordt de werknemer die:

a. in een kalenderweek ten minste vijf arbeidsuren minder heeft dan zijn gemiddeld aantal
arbeidsuren per kalenderweek of een aantal arbeidsuren heeft dat ten hoogste gelijk is aan de helft
van zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek; en

b. beschikbaar is om arbeid te aanvaarden.

2. Onder het in het eerste lid bedoelde gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek wordt
verstaan het gemiddeld aantal arbeidsuren in de 26 kalenderweken onmiddellijk voorafgaande aan
de kalenderweek, bedoeld in het eerste lid. Indien de werknemer ten opzichte van zijn gemiddeld
aantal arbeidsuren per kalenderweek minder dan vijf arbeidsuren heeft verloren, wordt bij de
bepaling van het gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek, bedoeld in de eerste zin, mede in
aanmerking genomen het aantal uren waarover de werknemer in de 26 kalenderweken onmiddellijk
voorafgaande aan de kalenderweek, bedoeld in het eerste lid gemiddeld per week werkzaamheden
heeft verricht uit hoofde waarvan hij niet als werknemer wordt beschouwd. Voor de vaststelling van
de periode van 26 kalenderweken, bedoeld in de eerste en tweede zin, worden kalenderweken, tot
een maximum van 78 kalenderweken, waarin de werknemer onbetaald verlof heeft genoten, niet in
aanmerking genomen, tenzij dit leidt tot een lager gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek
dan wanneer die kalenderweken wel in aanmerking zouden worden genomen.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste en het tweede lid regels
worden gesteld:

a. omtrent de berekening van het verlies van arbeidsuren bij een opeenvolgend verlies van
arbeidsuren, waarbij andere perioden voor de berekening van het gemiddeld aantal arbeidsuren in
aanmerking kunnen worden genomen;

b. waarbij voor bepaalde groepen werknemers een kortere of langere periode voor de berekening
van het gemiddeld aantal arbeidsuren geldt.

4. In afwijking van het eerste lid is tevens werkloos de werknemer die voldoet aan het eerste lid,
onderdeel a, doch niet voldoet aan het eerste lid, onderdeel b, wegens het enkele feit dat hij
voorafgaand aan of aansluitend op het arbeidsurenverlies deelneemt of gaat deelnemen aan een
naar het oordeel van het UWV noodzakelijke opleiding of scholing, als bedoeld in artikel 76. Voor de
toepassing van artikel 16a, tweede lid, wordt een werknemer op wie de eerste volzin van toepassing
is beschouwd als een werknemer die voldoet aan de voorwaarden van het eerste lid.

5. In afwijking van het eerste lid is gedurende de periode dat de voor de werknemer rechtens
geldende opzegtermijn langer duurt dan de opzegtermijn, bedoeld in artikel 64, eerste lid, onderdeel
b, tevens werkloos de werknemer waarvan de werkgever het loon niet voldoet omdat hij verkeert in
een toestand als bedoeld in artikel 61.

, 6. Indien bij een beoordeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen of een beoordeling als bedoeld in artikel 19ab, eerste lid, van de Ziektewet is
vastgesteld dat de werknemer voor een geringer aantal uren belastbaar is dan gezonde personen
met soortgelijke opleiding en ervaring als bedoeld in artikel 1 van de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen, doch minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wordt onder het in het tweede lid
bedoelde gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek verstaan: het aantal uren dat die
werknemer belastbaar is, tenzij dit leidt tot een hoger aantal arbeidsuren.

7. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen is de maandag de eerste
dag van de kalenderweek.

8. Een recht op uitkering dat is ontstaan en direct eindigt op grond van artikel 20, eerste lid,
onderdeel c, wordt geacht niet te zijn ontstaan indien het inkomen is genoten uit werkzaamheden als
werknemer.

WW-uitkering: WW-uitkering staat voor Werkloosheidswet-uitkering. Op basis van de
Werkloosheidswet kunt u in aanmerking komen voor een uitkering, omdat u door het verlies van uw
baan minder inkomsten heeft.

De duur van de uitkering varieert van 3 tot 24 maanden. Hoe lang iemand recht heeft op een WW-
uitkering, hangt ervan af of hij voldoet aan de wekeneis en jareneis.

De wekeneis houdt in dat de werknemer in de laatste 36 weken voordat hij werkloos werd, minstens
26 weken ten minste één arbeidsuur per kalenderweek had. Indien de werknemer aan deze
wekeneis voldoet, dan krijgt hij een uitkering van drie maanden.

De werknemer moet overigens uiteraard ook aan de andere voorwaarden voor een WW-uitkering
voldoen om in aanmerking te komen voor de uitkering.

De jareneis houdt in dat de werknemer in de laatste vijf jaar voordat hij werkloos werd, minstens vier
jaar voldoende gewerkt (waarvoor hij loon heeft ontvangen) moet hebben. Als hij aan de jareneis
voldoet, heeft hij recht op een WW-uitkering van minimaal drie maanden tot maximaal 24 maanden,
te rekenen vanaf de eerste dag waarop het recht op uitkering is ontstaan.

De totale WW-duur is maximaal 24 maanden. Hoe lang iemand een uitkering kan krijgen is
afhankelijk van de persoonlijke situatie. Het UWV maakt voor het bepalen van de duur van de
uitkering gebruik van de wekeneis en de jareneis. Als de werknemer aan de wekeneis voldoet, komt
hij in aanmerking voor een WW-uitkering van 3 maanden. Als hij aan de jareneis voldoet heeft hij
langer recht op een WW-uitkering. Hoe lang is afhankelijk van het arbeidsverleden.

- Lees de studentinstructie door.

- Bestudeer de casus voor het beroepsproduct en maak aantekeningen.

Zorg dat je de wettenbundels en het handboek ‘Sociale zekerheidsrecht begrepen’ bij de hand hebt
tijdens de bijeenkomst.

Tijdens de bijeenkomst krijg je gelegenheid om de casus in de projectgroep (voor het
beroepsproduct) te maken.

Doel van de bijeenkomst: kennis en toepassing van begrippen Werkloosheidswet

Inhoud van de bijeenkomst:

1. De toets-opdracht bespreken en controleren of de groepen zijn samengesteld

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper isaolders. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 75323 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€10,49  2x  verkocht
  • (0)
  Kopen