Un largo silencio Alles wat inspringt en cursief is, is een flashback!
Hoofdstuk 1: El Regreso
Het verhaal begint met een enorme regenbui die te stad teistert. Het is eind Juni en de Virgen de la
Lluvia komt na 3 jaar terug. Veel blijheden en riquezas. Ook vrouwen uit andere dorpen zijn aanwezig
met bloemen. Het is het eind van de Guerra Civil. Iedereen verzamelt zich bij de bij de boog (arco),
want daar zal de Virgen arriveren. De zee is ruw maar kalmeert ze zingen dit wonder toe met de
Himno de la madre de la lluvia, maar ze kunnen geen maat houden.
Op dit moment komt de trein aan van de familie Vega aan in Castrollano.
Letrita = oma
Merceditas = kind van Alegría
Alegría, Feda en María Luisa = zussen en dochters van Letrita
Ze zijn drie dagen geleden uit Noruega vertrokken bij de tumba del padre (Publio, man Letrita). Feda
denkt aan Simón (haar vriend). Ze zijn boos want ze hebben ‘niks’dankzij hijo de puta de Franco
het geld van de República is niet geldig hier.
2 jaar geleden zijn ze in Oktober (1937) vertrokken. Ze denken dat het huis waar ze woonden
opnieuw verhuurd is door doña Petra, als het huis de bommen überhaupt al heeft overleefd.
Ondertussen heeft Letrita altijd over het huis gepraat alsof het nog steeds van hen was en ze
maakte zich zorgen om de opgestapelde laag stof.
Tía Elisa (zus van Letrita) was in het klooster van leed en kou gestorven.
María Luisa ziet in de spiegel wel eens het gezicht van haar man, Fernando, glimlachend, voordat hij
naar de kerker wordt gebracht. Ze moet vaak op haar hand bijten om op dit moment niet te gillen.
Man met snor en blauw hemd die al de hele reis onaardige dingen tegen zei, raakte met de punt van
zijn koffer de dij van Merceditas. Die zet het op een krijsen en hij wordt boos. ‘Stap uit anders hou je
iedereen tegen.’ Alegría (zonder stemverhef): ‘Je bent walgelijk’. Hij noemt ze hoeren dus Letrita gaat
voor hem staan met María Luisa en Alegría aan haar zijde. Feda houdt Merceditas bij zich. Letrita:
‘Puta lo será tu madre. Cerdo.’ De man wil haar slaan maar dan komen twee soldaten met de
conducteur aan die hem weghalen. Letrita doet de conducteur aan zijn moeder denken. Ze zijn er, het
leven gaat nu op een andere manier beginnen.
Hoofdstuk 2: La Muerte de Publio
De weg van het station was altijd al lelijk, maar is nu echt een rotzooi. Er is niet eens een stoep meer.
Op plaza del Carmen staat de villa van doña Asunción (peettante van María Luisa). Alleen de
achterwand en een deel van de zijkanten staan er nog. In de pianokamer is nog wel een portret
bewaard van de ouders. Merceditas moet huilen: ‘Wat als ons huis ook zo is?’ Maar Letrita ‘weet in
haar hoofd’ dat dat niet zo is.
Aan de cuesta del Sacramento is het huis nog intact. Als ritueel zijnde moet Letrita haar dochters en
kleindochter voorgaan.
Op 19 Juli 1936 hoorde Publio als oudste functionaris in het café roddels dat de staatsgreep
echt ging gebeuren. Hij bleef echter altijd positief.
De buurjongen van de 1e verdieping wilde vrijwillig het leger in. Hij werd door zijn
moeder opgesloten in de wc zodat hij niet weg kon.
Doña Petra viel op de dag van de staatsgreep flauw toen er kogels het huis binnendrongen.
Publio ziet een kind van een jaar of 11 op straat lopen die sterft, hij weet dat dit de eerste van
velen is.
1
, Publio ging even langs bij Petra omdat ze zo geschrokken was. Etelvina doet de deur open,
maar ze lachte niet en wilde niets van hem weten. Ze wil niks van ‘hen’, alleen dat ze hen met
rust laten. Hij sluit zich op in zijn kamer en na een uur vindt Letrita hem als een oude lege
man. (Ze kennen elkaar sinds zij 16 en hij 30 is). Ze ziet dat zijn ziel gespleten is en zal nu de
vadertaak op zich nemen.
Op de 15e dag komt Miguel met Margarita en de kinderen, hij komt de vrouwen ophalen, dus
Letrita sluit het huis af alsof ze een paar weken op vakantie gaan. Ze gaan naar tío Joaquín
(die naar de kerk z’n schuld een alleenstaande maniak is. Miguel gaat vervolgens met de
soldaten mee in de trein. Ze lijken echter meer op vakantiegangers.
Hierna neemt Letrita alle beslissingen en er komt een taakverdeling: Alegría & Merceditas
doen boodschappen en Feda doet de post. María Luisa zit in Madrid, maar wil naar
Barcelona. Ze bestuurt naast het werk ook een tram in het weekeinde. Fernando vecht in
Extremadura.
Het huis van tío Joaquín is een burgerlijk huis uit eind vorige eeuw. In de visserswijk: half
ruïne, bedrieglijke straten en veel hoerenhuizen. Uitzicht over zee. Letrita kijkt van balkon en
snel verlaten ze het huis, zonder waardevolle spullen, en vertrekken naar de binnenstad. Zo
ver mogelijk van de haven (daar is een dreigende boot aangemeerd?). Alegría blijft bij de
oudjes terwijl de rest voorgaat. Ze zijn nu voor het eerst sinds vertrek van elkaar gescheiden.
Ze horen kanonschoten en gaan naar het huis van Carmina Dueñas (oude vriendin van
Letrita). Na 9 dagen is de aanval voorbij. Het huis van tío Joaquín is in duizend stukjes. Het
enige wat over is, is een portret van de trouwerij van de ouders. Letrita moet huilen omdat ze
op de foto lachen, maar ze is blij. Want dit verliezen is als je geheugen verliezen. Ze wil het
verleden niet idealiseren.
Hoofdstuk 3: María Luisa en Fernando
Letrita draagt de sleutel om haar nek en het hek protesteert niet. Alles lijkt hetzelfde als 2 jaar geleden.
Alleen bij aankomst bij de voordeur is het houten naambordje van Publio vervangen door een gouden
naamplaatje van Edelmiro Jiménez. Letrita moet even zitten. In haar hoofd gaat ze alle kamers af en
opent ze de deuren. Ze dacht altijd dat als zij het huis niet verliet, het huis haar ook niet zou verlaten.
Dit was haar enige connectie tot het leven van eerst (zo na de dood van Publio, Fernando in de
gevangenis en Miguel die dood is). Het huis zou haar energie geven. María Luisa probeert de sleutel,
maar die past niet meer. Letrita klopt aan, de schoonmaakster zegt dat ze moeten tot er iemand thuis is
(8 uur. Ze zijn naar de Virgen).
Dan komt Doña Petra (in het zwart gekleed). Ga weg, ik wil geen rooien! De spullen die je komt halen
zijn gejat! María Luisa moet tussenbeide komen.
Enkele maanden later belt een vieze jongen aan en vraagt naar mooie blonde Vega. Hij heeft pakketje
met een brief voor María Luisa van Jiménez. Het zijn liefdesbrieven die te mooi waren om weg te
gooien. Brieven van Fernando voor hun huwelijk.
Zomer 1932. Hij speelt piano, maar ze vond hem lelijk. Toch ging ze na theatervoorstelling
met smoesje terug om hem te zoeken. Toen ze hem zag was haar eerste reactie haast
overgeven door knoop in haar maag. Die nacht waren ze op het strand, nog maar 22 jaar, niet
klaar voor een serieuze relatie. Hij wilde kinderen betere mensen maken. Hij zou zijn werk
moeten opgeven voor de liefde. Na een lange kus op het station begon een relatie van brieven.
Na de bruiloft ging María Luisa in Madrid wonen. In haar vrije tijd ging ze met Fernando mee
dorpen bezoeken. Ze waren ervan overtuigd dat ze de wereld konden veranderen. Ze werden
vaak bespot, maar ook gewaardeerd. Een dag kregen ze een man aan het huilen die Bach
hoorde, men lachte hem uit, maar het boeide hem niet omdat hij gelukkig was.
2
, Ze denkt aan Fernando als hij in de cel zit. Zijn brieven zijn nu kort: alles goed, niks nodig.
De stilte alarmeert haar. Ze wil hoe dan ook naar hem toe (Bajadoz). Eigenlijk is bezoek
zonder aanvraag niet toegestaan, maar ze neemt een pak van ‘rouw’ meenemen om de
directeur te overtuigen.
Het is nu herfst. Ze doet alsof het mannelijk gezag van de directeur haar imponeert, maar hij
kan ‘niets voor haar doen’. Ze zegt dat er iets met zijn moeder is, en dat ze het persoonlijk aan
de ‘artiest’ moet vertellen, omdat hij zich speciaal voelt. Dus is ze een uitzondering.
Eerst herkent ze Fernando niet. Hij is vies en heeft open wonden. Zijn ogen stralen dood uit.
Ze mag hem niet aanraken en ze moeten hard praten zodat de bewakers alles horen. ‘Je
moeder is dood.’ Bewakers moeten natuurlijk wel hetzelfde verhaal aan de baas vertellen. Ze
zeggen verder niks, alleen bij vertrek: ‘Vertrouw me, ik hou als altijd van je.’
Ze gaat terug naar het kantoor en de baas doet vieze dingen bij haar. Ze moet ook nog op
haar knieën, maar daarvoor wil ze dat Fernando wordt overgeplaatst naar Castrollano. Dat
mag alleen als ze hem ‘goed doet’. Niemand zag haar daarna kotsen.
Een maand later was Fernando gevangene 1213 in Castrollano. Ze praatte er nooit over en
heeft er nooit spijt van gehad.
Hoofdstuk 4: Alegría
Als ze beneden zijn noemt Merceditas Petra een heks, maar dan met snor en baard. Alegría gaat
nadenken of ze niet meer voor zichzelf moet opkomen. Dat deed ze ook al niet toen haar man Alfonso
zich op het bed dwong wanneer hij stonk naar alcohol of haar pijn deed. Ook niet toen de tweeling
stierf door de klappen en de dokter zei dat het van tyfus kwam. Ook niet toen hij een pistool op z’n
slaap hield als ze niet ging schoonmaken. Ze vluchtte toen hij in dronkemanslaap was. Ze bleef een
aantal dagen bij monniken, het kind was hiervan gelukkig geen getuige. Ze trouwden alleen omdat hij
knap was, verder wist ze niks van hem.
Ze leerden elkaar in 1928 op het strand kennen. Ze kletsten veel alsof ze elkaar al veel langer
kenden. Ze zagen elkaar elke dag. Zij was 18 en hij veel ouder, bijna 30, en had groene ogen.
Ella era Alegría porque él quería que lo fuese. Hij werkte als agent en schreef haar veel. Na 2
maanden kwam hij naar Castrollano om haar ouders te ontmoeten. Publio en Letrita
respecteerden haar gevoelens, maar vonden dat ze wel moest nadenken over de relatie. Het
was iets ondefinieerbaars. Soms schoot ineens de spanning in zijn handen en werd zijn blik
hard, dat zat ze niet zo lekker.
Op zijn tweede bezoek vroeg hij haar ten huwelijk waar ze elkaar leerden kennen. Hij wilde
als hij genoeg gespaard had een banketbakkerij in Castrollano openen. Ze zei ja, en haar
ouders probeerden haar af te remmen omdat ze elkaar zo kort kenden, maar ze deed het toch.
Op huwelijksnacht twijfelde ze omdat hij niets liefs zei en direct erna ging slapen. Twee dagen
erna begon de hel. Ze trok bij hem in Pontevedra in een kil huis in, en hij gaf direct orders. Ze
mocht niet naar buiten zonder toestemming. Geen ruimte voor discussie, klagen of huilen.
Daarna was hij wel altijd weer heel erg lief. In de brieven naar huis liet ze niks merken omdat
ze ze niet wilde teleurstellen.
Ze ging ineens naar de kerk, omdat ze genoot van de mensen en de omgeving. Ze wilde
biechten over haar relatie, maar respons was vaag: sommige huwelijken zijn nu eenmaal zo
omdat de man hard werkt. Ze moest geduldig zijn. Hij raadde aan een kind te nemen en ze bad
dat het niet zou komen, maar het kwam. Zwangerschap was gelukkige tijd, alleen Alfonso
kwam steeds meer dronken en slecht gehumeurd thuis. Hij wist zeker dat het een jongen was.
3