De kleine gids kindermishandeling: achtergronden,
signaleren en de meldcode (4de deel)
Deel 1: achtergrond kindermishandeling
1. Geschiedenis van kindermishandeling
Mensen keken met andere ogen naar kinderen, namelijk als onvoorwaardelijk bezit van ouders en als
verzekering voor inkomen en verzorging voor de oude dag. Ingrijpen gebeurde zelfden. In 1898 kwam
er een advies uit onder de naam ‘Het vraagstuk van de verzorging der verwaarloosde kinderen’.
Hierin was een overzicht gemaakt met instellingen en verenigingen die zich met kinderbescherming
bezig hielden, er was een inventarisatie gemaakt van maatregelen en er stonden aanbevelingen in.
Men zag kindermishandeling voor als een bedreiging voor de samenleving. Het mishandelde kind was
een risico voor criminaliteit.
Een eerste poging om het welzijn van kinderen te verbeteren was ‘Kinderwetje van Houten’ uit 1874.
In deze wet was het verboden dat kinderen onder de 12 jaar in de fabriek mochten werken. De
‘Leerplicht wet’ die in 1901 in kracht was gegaan verplichte kinderen van 6 tot 12 jaar naar school te
gaan. Kinderarbeid werd dus verboden. Deze wet lokte een andere kijk op opvoeden uit. Als ouders
hun plichten niet nakomen, mocht de gemeente ingrijpen en ouders hun recht op de ouderlijke
macht stop zetten.
Kinderwetten 1905:
Ouderlijke macht en eventuele instellingen van voogdij
Aanpak van kinderen die een misdrijf gepleegd hadden
Oprichting van instanties
Opvoeden is een plicht, kinderen zijn niet in het bezit van ouders
Tot in de jaren 60 was kindermishandeling nog er verborgen en geheim, maar snel hierna werd er
meer aandacht gevraagd voor kindermishandeling. De eerste grote (sterftegevallen)cijfers van
kindermishandeling werden ontdekt. De overheid stelde in 1969 een onderzoekscommissie in om te
komen tot een aanpak voor kindermishandeling. Dit leidde in 1972 tot de oprichting van het Bureau
van Vertrouwensarts inzake Kindermishandeling (BVA).
Het jeugdzorgbeleid in de jaren 70 en 80 had een betuttelend tintje. Hulpverleners probeerde in het
geheim de problematiek in gezinnen op te lossen. Om tegemoet te komen aan het beroepsgeheim,
kregen artsen de gratie dat hun naam bij een melding niet bekend werd gemaakt. Ook werd het
geheim gehouden wanneer er een melding en onderzoek was gedaan in een gezin waar vermoedens
waren van kindermishandeling. Hulpverleners werkte niet samen met het gezin, maar deden wat zij
dachten wat goed was.
In 1992 werd de Wet op de jeugdhulpverlening ingevoerd. Hulpverlening moest tijdig, in een lichte
vorm, zo kort mogelijk en zo dicht mogelijk bij huis gegeven worden. Het AMK ging zich specifiek
richten op de signalering van kindermishandeling. Hierna is de wet op de jeugdhulpverlening
meerderde malen aangepast.
1
,Savanna-effect: meer alerte beleidsvoering van de jeugdzorg en een toename van het aantal
begeleidingen door gezinsvoogden, waardoor een verbeterde kwaliteit van de aanmeldingen en een
snellere afhandeling door de Raad. Savanna was een meisje dat mishandeld werd door haar moeder
en een gezinsvoogd had. De gezinsvoogd had besloten Savanna weer terug te plaatsen bij haar
moeder, waarna zij daarna is overleden door zware mishandelingen. Dit is het gevolg van de
nalatigheid (betrokken instanties werkte langs elkaar, signalen van mishandeling werden genegeerd
of niet doorgegeven, de voogd heeft te veel naar moeder geluisterd en niet naar Savanna) van de
voogd.
De RAAK-aanpak: (betere preventieve aanpak) de overheid is en blijft probleemeigenaar. Wie zal de
opvoeders opvoeden? 10 stellingen – geweld is ontoelaatbaar; kindermishandeling verplicht melden;
aanpak kindermishandeling gaat boven privacy van ouders; steun bij opvoeding voor elke ouder;
maatregelen bij bedreigde ontwikkeling; werken met kinderen als beroep; het kind is persoon, burger
en leerling; de rechten van het kind in de grondwet; het kind heeft recht op eigen
verantwoordelijkheden; een aparte minister voor jeugdbeleid. Daarnaast heeft elk kind recht op
bescherming, veiligheid, gezondheid en de verantwoordelijkheid hiervan betreft alle leden van de
samenleving. De raak kent vijf niveaus – preventie voor iedereen; preventie voor gezinnen in
risicosituaties, specifieke preventie gericht op ouders en kinderen die op grond van individuele
risicofactoren geselecteerd worden; ingrijpen bij vroege signalen gericht op individuele gezinnen
waarin zich al problemen voordoen; daadwerkelijk bescherming en hulpverlening bij vermoedens of
constatering van kindermishandeling.
In het Actiepan Aanpak Kindermishandeling staan voorkomen, krachten bundelen door
multidisciplinaire aanpak en aanpakken van fysieke mishandelingen en seksueel misbruik centraal.
Er is een Wettelijke meldcode ingevoerd die professionals stapsgewijs helpt ‘hoe te handelen bij
vermoeden van kindermishandeling.
Elk kind heeft recht op een gezonde en veilige jeugd. Door de decentratie (=verantwoordelijkheid
nieuwe inrichting, financiering en uitvoering) van de jeugdhulp hebben gemeenten de opdracht
gekregen om maatregelen om kindermishandeling en huiselijk geweld te bestrijden en om voor
kinderen die hulp nodig hebben als gevolg van kindermishandeling een passend
hulpverleningsaanbod te organiseren. Zo wordt er o.a. gewerkt aan de samenwerking van Veilig thuis
met de sociale wijkteams, politie, Openbaar ministerie en scholen.
Sociale kaart = overzicht van alle hulpverleningsmogelijkheden en betrokken instanties.
Jeugdhulp – ondersteuning van hulp en zorg; bevorderen van deelname aan het maatschappelijke
verkeer van zelfstandig functioneren; ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het
gebied van persoonlijke ondersteuning. Problemen: psychische problemen en/of stoornissen,
psychosociale problemen, gedragsproblemen, verstandelijke beperking, opvoedproblemen, adoptie
problemen, somatische problemen, lichamelijke problemen en zintuigelijke problemen.
2. Wettelijk kader
VN-verdrag inzake de Rechte van het Kind (IVRK) is een juridische weerslag van pedagogische
notities hoe er met kinderen dient te worden omgegaan. De rechten houden in – goede en gratis
basisonderwijs, en bereikbare gezondheidszorg, opvang en plekken om te spelen (provision);
bescherming tegen mishandeling, verwaarlozing, kinderarbeid, oorlogsgeweld, handel en slavernij
(protection); deelname aan de samenleving (participation). Er liggen vijf basisprincipes ten grondslag
– geen discriminatie; belang van het kind dient een eerste overweging te zijn; recht op leven en
ontwikkeling; respect voor de mening van het kind.
2
, Wetgevende en andere maatregelen om seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen te
voorkomen en beschermen:
Check van professionals die met kinderen werken niet zijn veroordeeld tot seksuele uitbuiting
of seksueel misbruik
Kinderen moeten worden voorgelicht over de gevaren en middelen tot bescherming
Strafbaarheidsstelling
Houden van publiekcampagnes
Een geheimhoudingsplicht mag niet in de weg staan om te melden
Ouders moeten het belang van het kind als uitgangspunt in de opvoeding nemen. Ouders moeten
kinderen passende leiding en begeleiding geven en daarbij rekening houden met de capaciteiten van
het kind. Verplichtingen zijn – opvoeding, levensonderhoud en uitoefen van ouderlijkgezag.
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo): ‘alle aanbieders zijn verplicht te werken met de
meldcode’. De Wmo vormt de basis voor de aanpak van huiselijk geweld; gemeentes krijgen de
opdracht om beleid te voeren ter bestrijding van huiselijk geweld en opvang van slachtoffers.
De Wet Publieke Gezondheid: gemeente hebben de verantwoordelijkheid over de
jeugdgezondheidszorg en bieden een basispakket aan. De Jeugdgezondheidszorg (JG) draagt bij aan
veilig opgroeien van kinderen.
In 2015 trachtte de nieuwe Jeugdwet in. Dit betekende dat alle jeugdzorgvoorzieningen onder
gemeentelijke verantwoordelijkheid en regie zijn gebracht. Ook werd de nieuwe definitie van
kindermishandeling opgenomen. De gemeente moet vanuit e Jeugdwet ervoor zorgen dat een
kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van verschillende vormen van jeugdhulp beschikbaar is.
Er wordt plaats gemaakt voor de socialewijkteams/jeugdteams en/of Centra Jeugd en Gezin (CJG).
Bureau Jeugdzorg is verder gegaan als zogenaamde gecertificeerde instelling en voert de
ondertoezichtstelling (OTS=kinderbeschermingsmaatregel), de voogdij en de
jeugdreclasserigsmaatregel uit. De gemeenten dragen zorg voor de afstemming van de zorg met de
domeinen – onderwijs; zorg; maatschappelijke ondersteuning; werk en inkomen; politie en justitie.
Dit bied mogelijkheden voor integrale hulp voor gezinnen.
AMK wordt Veilig thuis (VT) en fungeert als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk
geweld of kindermishandeling en dient naar aanleiding van een melding te onderzoeken of er sprake
is van kindermishandeling en zo nodig hulpverlening in te schakelen. Wanneer VT de conclusie is dat
het voor het kind een onveilige situatie is, dan schakelen zijn De Raad voor de Kinderbescherming in
en wordt het onderzoek overgedragen.
Professionals hebben het recht om vermoedens van kindermishandeling te melden bij VT en
informatie te delen; ook als ze geen toestemming van ouders of/en het kind hebben. De meldplicht
spoort professionals aan om te melden, professionals zijn sneller geneigd om te melden en er zijn
veel drempels die het melden verhinderen. Nadelen zijn – risico dat cliënten de professional gaan
mijden, zonder afweging alles melden uit angst voor strafrechtelijke vervolging; de kwaliteit van de
meldingen is vaak niet goed waardoor meldingen niet altijd worden onderzocht; na de melding blijft
de verantwoordelijkheid nog steeds bestaan.
De meldcode omschrijft wat een professional moet doen bij (vermoedens van) kindermishandeling.
Het is wettelijk verplicht dat jeugdinstellingen deze meldcode hebben en hanteren.
3