Capita Selecta Belastingheffing Particulieren.
Hoorcollege 1 – Opfriscollege DGA.
Cursus belastingrecht, inkomstenbelasting, mr. M.L.M. van Kempen (red.), 3.4.3.C.h en 3.4.3.D, a t/m g en
hoofdstuk 4, afdeling 4.1 t/m 4.4 en 4.8 (m.u.v. 4.8.1.G, 4.8.2. en 4.8.3)
DGA:
• Heeft aandelen in een BV van minstens 5% en is daarvan de directeur
• Hij is directeur à dus ook werknemer en verdient dus ook loon
• Rekening-courant/tbs; er kunnen allerlei transacties plaatsvinden tussen de DGA en de BV (geld
lenen, etc).
• Vermomd dividend & informele kapitaalstorting.
• Bedrijfsopvolging voor zowel inkomsten- als successiewet.
• Emigratie naar bijv. België. Wat gebeurt er dan met de AB-aandelen?
• Private equity = investeren in bedrijven.
Onzakelijke transacties tussen DGA-BV.
Kan op twee niveaus:
1. Aandeelhouder
DGA bevoordeelt BV wanneer het gaat om onzakelijke transacties. Er is dan sprake van:
• Informeel kapitaal
• Tbs-regeling
BV bevoordeelt DGA:
• Vermomd/ verkapt dividend
2. Werknemer
• Gebruikelijk loon (12a LB)
Je zou kunnen zeggen dat de DGA geen werknemer is, indien je 100% van de aandelen houdt is er
namelijk geen gezagsverhouding. Toch wordt hij gezien als werknemer op grond van art. 4 wet LB en art.
2a Uitvoeringsbesluit. Dus ook al voldoet hij niet aan de definitie van werknemer (namelijk geen
gezagsverhouding) toch wordt hij als werknemer gezien.
TBS (art. 3.92). Twee soorten TBS in principe:
• Art. 3.91: ondernemer.
• Art. 3.92: AB-ondernemer. Deze regeling bepaalt dat alle vermogensbestanddelen die de
belastingplichtige of met hem verbonden personen (art. 3.91 lid 2 sub b en c) ter
beschikking stellen aan de vennootschap onder het resultaat overige werkzaamheden
vallen.
Doelstelling:
1. Voorkomen belastingarbitrage.
o Tarief winstsfeer (40-46%) en box 3 (30%).
Vanwege box 3 met het forfaitair rendement en een peildatum is er de noodzaak om een tbs-
regeling in te voeren, anders zou op eenvoudige wijze arbitrage mogelijk zijn.
Vermogensbestanddelen die behoren tot de grondslag van box 3 zouden (binnen gelieerde
verhoudingen) ter beschikking kunnen worden gesteld aan een onderneming of een aanmerkelijk
belang vennootschap. Daardoor zouden de kosten ten laste van het ‘hoog belaste inkomen’
kunnen worden gebracht, terwijl de daarmee samenhangende opbrengsten in box 3 tegen het
lagere, proportionele tarief van 30% zouden worden belast.
® Hoog belaste inkomen: het progressieve tarief van box 1 bij terbeschikkingstellingen aan
ib-ondernemers en de cumulatieve druk van inkomsten- en vennootschapsbelasting bij
terbeschikkingstellingen aan verbonden aanmerkelijkbelangvennootschappen.
1
, o Werkelijk rendement vs. forfaitair rendement
In gelieerde verhoudingen kan dit uitnodigen tot het betalen van oneigenlijke hoge vergoedingen
voor het gebruik van vermogensbestandsdelen. Aangezien de werkelijk betaalde vergoedingen
ten laste van het resultaat worden gebracht, zou door het beschreven verschil tussen een reëel
en forfaitair systeem een onevenwichtigheid kunnen ontstaan.
2. Ondernemersparallel.
o De AB-houder heeft de keuze tussen ondernemingsvermogen en privévermogen, maar
een IB-ondernemer heeft de keuze niet omdat deze niks ter beschikking kan stellen (hij is
immers de ondernemer). Hier zit geen juridische huls tussen. De wetgever vond dat
beide gevallen ongeveer gelijk moeten worden behandeld.
Hoofdlijnen:
• Het rendabel maken – al dan niet tegen vergoeding –
• Door terbeschikkingstelling in ruime zin aan de BV
• Door DGA of verbonden persoon
o De TBS-regeling treedt pas inwerking bij een terbeschikkingstelling aan een met de
belastingplichtige verbonden persoon ten behoeve van diens
onderneming/werkzaamheid. De kring van verbonden personen is opgesomd in art. 3.91
lid 2 sub b en sub c & lid 3.
§ Verbonden persoon (art. 3.91 lid 2 sub b): partner en minderjarige kinderen van
de belastingplichtige of van zijn partner.
§ Ongebruikelijke tbs (art. 3.91 lid 3): alle bloed- en aanverwanten in de rechte lijn
(naast de partner en de minderjarige kinderen).
Partnerbegripà art. 5a AWR:
- Echtgenoten (waaronder geregistreerde partners).
- Ongehuwde meerderjarigen met een notarieel samenlevingscontract die op hetzelfde woonadres
staan ingeschreven in de BRP.
Dit partner begrip wordt uitgebreid en beperkt in art. 1.2 wet IB.
Onder partner wordt mede verstaan degene die op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat
ingeschreven in de basisregistratie personen en:
a. Uit wiens relatie met de belastingplichtige een kind is geboren.
b. Die een kind van de belastingplichtige heeft erkend.
c. Die voor de toepassing van een pensioenregeling als partner van de belastingplichtige is
aangemeld.
d. Die samen met de belastingplichtige een woning heeft, die hun anders dan tijdelijk als
hoofdverblijf ter beschikking staat op grond van eigendom.
e. Waarbij op dat woonadres tevens een minderjarig kind van ten minste een van beiden staat
ingeschreven.
f. Die in het aan het kalenderjaar voorafgaande kalenderjaar reeds partner van de
belastingplichtige was.
® Bij deze personen geldt dus niet de eis van een samenlevingscontract!
® Aangezien zij als partner kwalificeren, gelden zij ook als verbonden personen voor de
toepassing van de tbs-regeling.
De beperkingen zijn vastgelegd in art. 1.2 lid 4 Wet IB. Deze worden niet als partner aangemerkt:
a. Een bloedverwant in de eerste graad van de belastingplichtige indien deze < 27 jaar.
b. Een persoon die geen inwoner is van Nederland en niet kiest voor behandeling als binnenlandse
belastingplichtige.
• Resultaatbepaling cfm winstregime
2
, • De tbs-regeling geldt niet voor het meegetrokken en fictief AB. De tbs-regeling geldt dus bij
aanmerkelijkbelanghouders in de zin van art. 4.6 Wet IB.
• Wie geniet het resultaat? Art. 3.92, lid 4:
o De HR: de ‘echte’ ter beschikking steller. Wetgever was het hiermee niet eens à wet
o Wetgever (geldt ook voor het AB-regime): indien je getrouwd bent in gemeenschap van
goederen word je geacht de helft van de voordelen te genieten! Een ter beschikking
gesteld vermogensbestanddeel wordt aan beide partners voor de helft toegerekend.
o Dit is anders bij de IB-ondernemer! Hiervoor geldt art. 3.91 wet IB en dan kwalificeert als
genieter degene die bestuur bevoegd is ten aanzien van het vermogensbestanddeel.
Transactie DGA-BV
Er is sprake van verkapt dividend. De DGA krijgt
€10.000 euro aan huur i.p.v. van €5.000 euro. De
‘extra’ €5.000 is dus louter vanwege de
aandeelhoudersrelatie. In de winstsfeer worden alle
transacties naar zakelijk gecorrigeerd.
€5.000 euro mag van de winst worden afgetrokken, de
andere €5.000 vormt een onttrekking en vindt plaats
in de winstsfeer.
Bij de DGA zie je €5.000 euro verkapt dividend (box 2)
en €5.000 euro tbs-inkomsten vallen in box 1.
® Let op er zijn maar 2 maken: kapitaalsfeer of
winstsfeer!
BV DGA
Aftrekpost van €5.000 euro per maand €5.000 tbs-inkomsten (box 1)
€5.000 onttrekking €5.000 verkapt dividend (box 2)
Transactie DGA – BV.
Tbs-regeling: winstregime van toepassing, dus
corrigeren naar zakelijk. De DGA geeft de €5.000 euro
aan als tbs-inkomsten.
De BV trekt de €5.000 euro af als zakelijk huur, maar er
wordt maar €1.000 euro betaald. Dit moet in de BV
gecorrigeerd worden. De andere €4.000 euro per
maand vormen een informele kapitaalstorting. Een
kapitaalstorting in de BV verhoogt de verkrijgingsprijs
van de BV.
BV DGA
Aftrekpost van €5.000 euro per maand €5.000 tbs-inkomsten (box 1)
€4.000 als informele kapitaalstorting
AB:
• Wie is AB-houder? Wanneer je geen AB-houder bent dan zit je waarschijnlijk in box 3.
• Voordelen uit aanmerkelijk belang.
• Echte en fictieve vervreemding. Uiterlijk bij vervreemding ga je alles belasten. Het is dus
belangrijk om te weten wanneer er sprake is van een vervreemding.
Wie is aanmerkelijkbelanghouder?
• Hoofdregel: art. 4.6 = aandeelhouderschap van 5% of meer.
• Gelijkstellingsbepalingen art. 4.3 t/m 4.5a
3
, o Art. 4.3 Wet IB: beperkt gerechtigden worden gelijkgesteld met aandeelhouders.
§ Sub a: de genotsgerechtigde tot de aandelen, bijv. de vruchtgebruiker.
§ Sub b: de genotsgerechtigde tot de winstbewijzen.
o Art. 4.4 Wet IB: koopopties op aandelen of op winstbewijzen worden gelijkgesteld met
een aandeel (behalve bij art. 4.6, 4.7 en 4.8).
§ Let op! De gelijkstelling is enkel bedoeld voor de werking van de
meesleepregeling (art. 4.9 Wet IB) en de meetrekregeling (art. 4.10 Wet IB).
§ Dus indien een belastingplichtige 4% van de aandelen heeft en voor 2%
koopopties voor diezelfde aandelen, dan heeft hij geen AB ondanks hij wel een
economisch belang heeft van 6% à logisch??
• Soort aanmerkelijk belang: art. 4.7
• Meesleepregeling: art. 4.9
• Meetrekregeling: art. 4.10
• Fictief aanmerkelijkbelanghouder: art. 4.11
à deze volgorde aanhouden!
Hoofdregel (art. 4.6)
Art. 4.6: 5% of meer (vanaf 5% wordt je gezien als een ondernemer, bij minder dan 5% is er meer sprake
van een belegger) al dan niet tezamen met zijn partner, direct of indirect. Dit kernbegrip breidt zich
vervolgens uit in aantal ringen:
• Het gaat niet enkel om kapitaalvennootschappen, ook andere rechtsvormen (fondsen,
coöperaties) kunnen een ab opleveren.
• Het gaat niet alleen om aandelen, ook andere vermogenstitels (winstbewijzen, opties,
genotsrechten) kunnen een ab vormen.
• Een ab bezit magnetisme. Het kan vermogenstitels die op zich geen ab vormen, meeslepen in een
ab van de belastingplichtige.
• Dit magnetisme van het aanmerkelijk belang strekt zich ook uit tot andere subjecten. Ook
vermogenstitels van bloed- en aanverwanten kunnen tot ab bestempeld worden.
• Een ab dat op zich niet langer aan de criteria voldoet, kan toch een ab blijven
Hoofdregel (art. 4.6)
1. De belastingplichtige is voor ten minste 5% van het geplaatst aandelenkapitaal aandeelhouder
(economisch belang).
o Buitenlandse rechtsvormen: besluit 11 december 2009, BNB 2010/58
o Direct of indirect aandelen te verwerven: opties.
2. De belastingplichtige heeft winstbewijzen die recht geven op ten minste 5% van de jaarwinst.
3. De belastingplichtige heeft koopopties (4.4) om direct of indirect aandelen teer verwerven tot
tenminste 5% van het geplaatste aandelenkapitaal.
4. De belastingplichtige heeft ten minste 5% stemrecht in een coöperatie.
® Je moet in iedere categorie 5% hebben. Dus je kunt de onderlinge categorieën niet
bij elkaar optellen.
• Al dan niet tezamen met partner
• Vruchtgebruik = aandeel (art. 4.3) àje hebt geen eigendom, maar je geniet wel alle
vruchten. Voor de blote eigenaar geldt het 5%-criterium ook, hiervoor is rechtstreek art.
4.6 Wet IB van toepassing.
• Direct of indirect. Wie heeft een aanmerkelijk belang?
o Indirect: via een andere onderneming. Dus wanneer de aandeelhouder bijv. via
een houdstervennootschap zeggenschap heeft over de aandelen in de
dochtermaatschappij.
o Direct: aandeelhouder is zelf eigenaar van de aandelen.
4