I: Welke processen spelen een rol bij het hebben van honger/trek?
Prosessen in het lichaam
Spijsverering: afbreken van voedsel:
- Spijsverteringsysteem: breekt voedsel op tot kleine moleculen die cellen kunnen gebruiken.
- Proces begint bij de mond, mixt met speeksel (afbraak carbohydraat) slokdarm maag (afbraak
proteïne), hieronder “sphincter spier” die voedsel in kleine hoeveelheden doorlaat naar de
darmen dunne darm (afbraak vet, carbohydraat) laat voedingsstoffen door naar bloedbaan
dikke darm (absorbeert water en mineralen) uiteindelijk overblijfselen in vorm van
uitwerpselen. Vagus nerve: bevat info over het uitrekken van maagwanden. Splanchnic nerve:
bevat informatie over een voldaan gevoel.
- Duodenum: deel van de dunne darm naar de maag. Als dit uitzet krijg je een vol gevoel.
Suiker veroorzaak in de duodenum sneller een voldaan gevoel dan vet, daarom kun je van vet
eten meer op.
o Exp: Bij mensen waar voedsel direct in duodenum werd
ingebracht voelde zich ook voldaan (Lavin, 1996)
- Cholecystokinin (CCK): hormoon dat vrijkomt wanneer het duodenum genoeg
voedingsstoffen heeft binnengekregen. Hormoon zorgt voor sluiting van de spincter spier.
-
Voedsel wordt afgebroken in energie in 3 vormen:
1. Lipiden (vetten, 85%)
2. Aminozuren (eiwitten, 14.5%)
3. Suiker (0.5%)
Energie kan worden omgezet in:
1. Vet (1 gram vet kan net zoveel veel energie vasthouden als 2 gram glycogeen, daarom meer vet)
2. Glycogeen
3. Proteinen
Glycogeen kan worden omgezet in:
- Glucose: vrijwel al ’t verteerde voedsel dat in de bloedstroom wordt opgenomen, doet dit in
de vorm van glucose. Belangrijke energiebron voor het hele lichaam en vooral voor het brein.
Glucose niveau in ’t bloed blijft ongeveer hetzelfde, doordat de lever opgeslagen
voedingsstoffen in glucose kan omzetten om ’t niveau op peil te houden. Wat wél varieert is
de hoeveelheid glucose die de cellen bereikt. Hangt af van 2 hormonen uit de alvleesklier
(insuline en glucagon). Glucose wordt alleen voor lichaamscellen gebruikt, niet voor
hersencellen.
o Insuline: zorgt ervoor dat glucose in cellen komt, om ze van benodigde energie te
voorzien of om glucose als vet of glycogeen op te slaan. Men produceert meer
insuline tijdens, maar ook vóór het eten. Hierdoor wordt het lichaam voorbereidt om
meer glucose de cellen in te laten en om wat overblijft op te slaan als vetten. Mensen
met obesitas produceren meer insuline dan normale mensen. Hierdoor wordt bij hen
meer vet opgeslagen en krijgen zij dus sneller weer honger.
o Glucagon: tegenovergestelde effect van insuline. Stimuleert lever om opgeslagen
glycogeen om te zetten in glucose. Glucose niveau in bloed stijgt dan. Glucagon zet
vet om in aminozuren. Deze worden omgezet in eiwitten. Glucagon promoot gebruik
van vrije vetten. Deze worden omgezet naar ketonen, die vooral in spieren gebruikt
worden.
Na maaltijd: insuline omhoog veel glucose naar cellen trek neemt af. Na verloop van tijd:
glucose niveau daalt alvleesklier geeft meer glucagon en minder insuline af terugkeer honger. Na
maaltijd bereikt insuline zelf ook de hersenen en werkt daar dan als een “voldoeninghormoon”.
Honger neemt ook hierdoor af. Hoog insuline niveau voor langere periode lichaam blijft glucose in
het bloed naar de cellen voeren niveau van glucose in bloed daalt hierdoor krijg je snel weer
honger en blijf je aankomen.
, - Diabetes: insuline niveau is extreem laag. Glucose niveau kan 3x zo hoog zijn als normaal,
weinig komt echter in cellen terecht. Diabeten eten meer dan normale mensen, omdat hun
cellen “verhongeren”. Glucose wordt echter niet gebruikt, dus vermageren ze.
Energy Metabolism; chemische veranderingen waardoor energie beschikbaar wordt voor een
organisme om te gebruiken. 3 fasen:
1. Cephalice Phase: voorbereidende fase. Begint door het zien of ruiken van eten en eindigt als
voedsel wordt opgenomen in het bloed. Veel insuline, weinig glucagon.
2. Absortive Phase: absortieve fase. Periode waarin de energie in het bloed is opgenomen en
voldoet aan de directe behoefte van het lichaam. Overtollig energie wordt opgeslagen. Veel
insuline.
3. Fasting Phase: vastende fase. Periode waarin alle niet-opgeslagen energie van de vorige
maaltijd is gebruikt, en het lichaam energie uit de reserves gaat gebruiken om aan de energie
eisen te voldoen. Deze fase eindigt wanneer de volgende cephalic fase begint.
De energiestroom tijdens de 3 fases wordt geregeld door insuline en glucagon. Tijdens de cephalic en
absorberende fase veel insuline en weinig glucagon. Insuline doet 3 dingen:
1. Vergroot gebruik van glucose als belangrijkste energiebron van het lichaam.
2. Vergroot omzetten van brandstoffen in het bloed in vormen die opgeslagen kunnen worden.
Bijv; Glucose glycogeen en vet. Aminozuren Proteïnen
3. Vergroot de opslag van glycogeen in de lever en spieren, vet in vetweefsel en proteïnen in
spieren.
Tijdens de fasting fase veel glucagon en weinig insuline. Lage levels insuline zorgt voor
gluconeogenesis; proteïne en glycogeen worden omgezet in glucose. Veel glucagon zorgt voor de
release van free fatty acids: ....
Processen in Hypothalamus
Schade aan bepaalde delen van hypothalamus kunnen leiden tot onder of
overeten:
1. Laterale Hypothalamus (LH); als hier schade optreedt, dan heeft men geen
trek meer in eten. (=aphagia). En stimulatie van de LH leidt in dieren tot
versterkt gedrag tot eten zoeken. Maar hoe draagt LH mee aan voeding?:
o Axonen van de LH gaan daar de NTS (nucleus tractus solitarius) in
de medulla, het deel voor smaakreceptie. Informatie van de LH
verandert activiteit van NTS cellen m.b.t. verschillende
smaakpercepties of verhoging van speekselproductie.
o Axonen van LH lopen uit naar het “voorbrein” die leiden tot slikken
en opname voedsel. En leiden tot verhoging response van corticale
cellen m.b.t. smaak, geur of zicht van voedsel.
o Laterale hypothalamus activeert een circuit dat cellen opwekt
die dopamine
bevatten. Hierdoor wordt bepaald aangeleerd gedrag gestart
of versterkt.
o Laterale hypothalamus stuurt axons naar het ruggenmerg.
Controleert dus
autonome responsen (bijv. afscheiden van uitwerpselen).
2. Vetromediale hypothalamus (VMH); Defecten hierin leiden tot overeten en
gewichtstoenamen of overeten (=hyvervagia). Bijv schade door tumoren.
Maar schade moet niet alléén in VMH zijn, maar ook in omliggende
gebieden, wil het leiden tot gewichtstoename e.d.
o Dynamische fase: na schade bij bewustzijn komen. Veel eten = veel
aankomen. Steeds meer gaan eten
o Statische fase: nog steeds veel eten, echter niet steeds meer. Blijft
stabiel. Obesitas
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper michellevanderstelt. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.