GC college, blok 2.2
Week 1
Chronische ziekte en longpathologie
Cijfers chronische ziekte
Bijna de helft van de Nederlanders lijdt aan een chronische ziekte. De leeftijd waarop dat gebeurd
wordt steeds lager, steeds vaker worden jonge mensen chronisch ziek.
Chronische patiënt
Verstoring van de identiteit
Verstoring van zelfbeeld. Je hebt een bepaald idee over hoe je wilt zijn, maar opeens zitten
daar beperkingen aan door die chronische ziekte. Negatief gevolg voor het zelfbeeld.
Zelfacceptatie bij verwerking. Eruit halen wat eruit te halen valt, je moet het er maar mee
doen
Wanneer mensen beseffen dat zij chronisch ziek zijn, gaan mensen dat reguleren. Dat gebeurt vaak
onbewust. Hoe gaat de patiënt om met het feit dat hij/zij chronisch ziek is?
Regulatiemechanismen
Rijpe afweermechanismen: kosten niet veel energie, en er zijn niet veel nadelen voor de
persoon. Vaak wel van korte duur
o Altruisme – behulpzaam zijn. Patiënten krijgen de versterkte neiging om andere
mensen te gaan helpen.
o Humor
o Sublimatie – vorm van handelen dat je negatieve gedachtes/behoeftes/niet-ethische
ideeën omzet in acceptabele dingen. In plaats van slaan, gaan schoonmaken
Neurotische afweermechanismen: tussenvorm, niet al te lastig afweermechanisme. Moet je
niet constant doen. Kübler & Ross (rouwverwerking). Er niet continu aan willen denken. Het
kan helpen.
o Verdringing
o Rationaliseren – emoties eraf halen
o Somatisatie – onbewust proces. Overal last krijgen, fysieke klachten ergens anders
krijgen. Iets minder zorg krijgen over je longen. Je gedachten gaan dan daarheen naar
al die andere dingen.
Onrijpe afweermechanismen: deze wil je liever niet, onplezierig voor patiënt en omgeving
o Projectie – alles wat iemand doet wordt geprojecteerd op anderen. Soms lastig,
vooral in relatie van hulpverlener en patiënt
o Splitting – zwart-wit denken, het is goed of slecht. Er is geen middenweg meer. Lastig
in de communicatie.
o Passieve agressie – constant agressief reageren. Lastig in relatie van hulpverlener en
patiënt. Moeite met omgaan dat hij/zij chronisch ziek is.
Secundaire gevolgen
Gedragsstoornissen o.a. vermijding
Angst om te slapen
Sociaal isolement: heel groot probleem voor chronische patiënten
Onzekerheid over beloop: hangt af van de ziekte die je hebt.
Angsten/onzekerheid vanwege mogelijk beperkende levensduur
, Afhankelijkheid: mantelzorg. Hebben ook vaak negatieve effecten. Zelfredzaamheid moet
ingeleverd worden. Kan leiden tot stress, wat kan leiden tot depressie.
Depressieve gevoelens
Psychosociale aspecten en COPD
Prevalentie in Nederland: 20,4 per 1000 volwassenen
Verwijzing naar fysiotherapie
o 42% verwijzing door huisarts
o 28% verwijzing door medisch specialist
o Nu directe toegankelijkheid, maar bij hart- en longpatiënten worden ze vaak
verwezen.
Oorzaak
80-85% van de reguliere rokers krijgen COPD
Er moeten medebepalende factoren zijn voor het ontstaan van de ziekte
o Endogeen: aanleg bijvoorbeeld enzymtekort
o Exogeen: blootstelling risicostoffen. Speelde vroeger voornamelijk een rol, bijv.
kolenmijnen etc. Nu is dat veel beter.
Psychosociale aspecten
Kortademigheid: minder bewegen, afname conditie
Hoesten: pijn, vermoeidheid, schaamte, isolatie
Gewicht: afname of toename (prednison) – afname van spiervolume. Gewicht kan toenemen
door ontstekingen. Vocht vasthouden door prednison.
Beperking activiteiten
Isolatie: door passief roken te vermijden
Angst: voor benauwdheid, toekomst, achteruitgang
Conflicten: ziekte niet altijd waarneembaar
Onvoorspelbare karakter van aandoening kan leiden tot gevoelens van boosheid en
machteloosheid
COPD patiënten vaker negatief zelfbeeld
Angst voor controleverlies, door toenemende afhankelijkheid
Angst om te stikken
Depressie
Sociale rol: van gezond naar ziek
Neuropsychologisch dysfunctioneren
o Geheugen- en concentratiestoornissen (heeft met name te maken met afname van
het zuurstofgehalte)
Onvoldoende informatie, gebrek aan vaardigheden om klachten te hanteren en onvoldoende steun
luxerende rol
COPD – ASTMA
Progressiviteit van COPD in tegenstelling tot reversibiliteit van astma ander
levensperspectief
Angst, depressie en sociaal isolement significant meer aanwezig bij COPD dan bij de
astmapatiënt
Lage histaminedrempel, door een plotselinge reactie worden je luchtwegen dichtgeknepen
Anamnese
, Inzicht krijgen in
Hulpvraag
Verwachtingen
Motivatie
Informatiebehoefte
Belasting/belastbaarheid
Copingsstrategie
Locus of control
Participatieproblemen
Kwaliteit van leven
Therapeutisch proces (psychosociaal) gericht op
Voorlichting omtrent de pathologie
Coping, zelfmanagementtraining (meer verantwoordelijkheid nemen in de besluitvorming
omtrent de longklachten)
Verbeteren kwaliteit van leven middels: cognitieve gedragstherapie (afleren van de angst om
te bewegen, verminderen van vermijdingsgedrag, leren omgaan met stress)
Mentaliteit/gedragsverandering (roken, aanleren gezonde leefgewoonten)
Ontspanningsoefeningen
Aspecten
Overbelasting: kijken wat je groep aan kan
Onderbelasting: kijken wat je groep aan kan
Gemoedstoestand (rouwverwerking)
Accepteren van aanpassingen (gezichtsverlies, rouwverwerking)
Veilige omgeving bieden
Rouwverwerking Kübler – Ross
Vooral COPD patiënten opeenvolging van verlieservaringen
Ontkenning
Onderhandelen
Depressie, verdriet
Agressie, verzet, opstandigheid
Acceptatie, intrapsychisch evenwicht
Heftige emoties kunnen kortademigheid luxeren
Signalen van niet optimale acceptatie
Teveel aandacht schenken aan zaken die in conflict zijn met de beperking
Ervaren dat je slechter af bent sinds de gebeurtenis
Sterke negatieve emoties
Vermijding van confrontatie met de beperking
Wanhopig naar hulp zoeken
Lage therapietrouw
Verwerking
Positieve invloed bij de volgende omstandigheden
Open communicatie
Eerder goed reagerend op calamiteiten
Goede huwelijks- en gezinsrelatie