Probleem 4
I: Wat is het effect van verschillende soorten drugs op je lichaam? Wanneer ben je verslaafd en
waarom?
Effecten van stimulerende drugs op Dopamine Synapsen .
Algemene effecten zijn: opwinding, oplettendheid, verhoogd humeur,
verlaagde vermoeidheid en soms verhoogd motorische activiteit.
Stimulerende middelen verhogen activiteit van dopamine receptoren, ook
in de nucleus accumbens. Receptoren D2, D3 en D4 zijn gevoelig voor
versterkende effecten, D1 is meest
gevoelig voor verhoogde motorische activiteit (Harris, 1992).
Verschillende soorten stimulerende drugs:
1. Amfetamine: stimuleert dopamine synapsen door dopamine
vrijlating te verhogen vanuit de presynaptische spleet De
presynaptische spleet verzorgt normaal gesproken de heropname
van de vrijgelaten dopamine Amfetamine draait werking om en
zorgt voor meer vrijlating.
2. Cocaïne: blokkeert de heropname van dopamine, norepinephrine en
serotonine, dus versterkt en verlengd hun effect. Maar cocaïne zou
voornamelijk dopamine effect verhogen.
Amfetamine en cocaïne verhogen dopamine activiteit lijdt tot zelfde
gedragingen. De verhogingen zijn kort, maar intens. Overtollige dopamine
wordt geconstateerd door autoreceptoren en worden opgeruimd (North,
1992). Resultaat is dat binnen enkele uren na het nemen van amfetamine
of cocaïne de gebruiker depressief kan worden.
Effecten van cocaïne nemen na tijd af laat steeds minder dopamine vrij,
maar meer dynorphin die versterkende werking van cocaïne tegenwerkt
(Carlezon 1998). Drug wordt dus minder “attention getting”.
3. Extacy “methylenedioxymethamfetamine / MDMA”; in lage
dosering stimuleert het de vrijlating van dopamine. In hoge dosering
stimuleert het ook de serotonine synapsen en produceert het
hallucinerende effecten. MAAR extacy stimuleert niet alléén maar
maakt de synapsen ook kapot. Daarom moeten ervaren gebruikers
meer pillen slikken om hetzelfde effect te behalen.
Stimulerende drugs staan bekend om korte termijn effect, maar langdurig
gebruik van hoge doseringen kan leiden tot permanente verstoring in
hersenfuncties: cocaïne gebruikers bijvoorbeeld verstoring metabolisme in
de hersenen en bloedstroom. Hierdoor grotere kans op beroerte, epilepsie
en vermindert geheugen.
4. Marihuana: bevat stof THC (delta-9-tertahydrocannacinol) die
opgenomen wordt bij roken of eten van de plant. THC zou gekoppeld
zijn aan GABA. Marihuana versterkt sensorische ervaringen, en geeft
illusie dat tijd langzamer gaat. Gaat soms gepaard met vermindering
van aandacht, leren en geheugen. Verlaagd ook lichaamsvetten en
gaat zeer langzaam het lichaam weer uit. Geeft zelden
onthoudingsverschijnselen i.t.t. cocaïne en opiaten. Bijna geen kans
op overdosering, maar hoge dosering lijdt wel tot verslechteren van
ademen en hartslag.
, Receptoren voor marihuana zitten in hippocampus, basale ganglia, en
cerebellum. MAAR: afwezig in medulla en brain stem hierdoor ook geen
interferentie met ademen.
Tevens verlaging van pijn en vermindering van misselijkheid.
5. Cafeïne: o.a. in koffie, thee en frisdranken. Beïnvloedt functioneren
hersenen op twee manieren (a) verhoogd harstslag en verweid
bloedvaten naar hersenen dus bij stoppen met cafeïne kan dit
leiden tot hoofdpijn. (b) beïnvloedt werking van neurotransmitter
adenosine vermindert normaal vrijlating van dopamine en
actylcholine maar cafeïne zorgt voor verhoging vrijlating van
dopamine en acetylcholine.
6. Alchohol: alchohol vermindert stroom van sodium-natrium (van NK
pomp college 2) naar het membraam en verminderd serotonine
activiteit, versterkt GABA, en blokkeerd glutamaat (meest
voorkomende stimulerende neurotransmitter) receptoren en
verhoogd tevens dopamine activiteit vandaar dat effecten van
alcohol zeer divers zijn.
7. Nicotine: bevind zich in tabak, en stimuleerd acetylcholine
receptor / nicotine receptor. Hebben effect op dopamine vrijlating in
de nucleus accumbens, nicotine verhoogd vrijlating dopamine.
Tevens activeert het bijna dezelfde cellen als cocaïne doet in de
nucleus accumbens.
Langdurig gebruik van nicotine leidt tot vermindering gevoeligheid van de
cellen voor nicotine. Afkickverschijnselen zijn slapeloosheid, rusteloosheid
en angst. Net als bij cocaïne enz is er een lager level van dopamine in de
nucleus accumbens.
Extra:
8. PCP “phencyclidine / angel dust”; bij lage dosering heeft het
hetzelfde effect als alcohol. Bij hogere dosering heeft het
hallucinerende effecten, gedachte verstoring, verlies van geheugen
en emoties, lijkt op schizofrenie symptomen.
De drug verhoogt ook de activiteit van dopamine synapsen PCP inhibeert
glutamaat receptoren o.a. in de nucleus accumbens glutamaat axonen
convergeren op dezelfde postsynaptische cellen als dompaine axonen
versterkende werking door verminderde activiteit van de cellen door
vergoging dopamine of dus verlaging glutamaat.
9. Opiaten: komen uit de opiumpapaver, o.a. morfine, heroïne en
methadon. Opiaten hebben relaxend effect op mensen, en
verminderd gevoeligheid voor pijn. Opiaten zijn erg
verslavingsgevoelig. Verslaving is echter niet alleen effect van de
drug, maar hangt sterk af van de persoon die gebruikt (redenen voor
gebruik, dosering en sociale status).
Pert en Snyder (1973) vonden dat opiaten zich bonden aan specifieke
receptoren, die endorfine bevatten. Hierdoor ontstaat tevens vermindering
pijn in het lichaam, en regulatie van emoties. Endorfine synapsen
inhiberen neuronen die GABA vrijlaten (neurotransmitter die dopamine
vrijlating inhiberen). Dus bij gebruik van opiaten is ook verhoging van
dopamine.