Neurowetenschappen deel II
Het motorische systeem
Hoorcollege perifeer motorisch neuron
Motorneuronen: centraal en/of perifeer. Centrale zitten in motorcortex, terwijl de perifere in de
hersenstam zitten of in de ventrale hoorn van het ruggenmerg. Vanuit de motorcortex gaan signalen
naar de motorneuronpool via de corticospinale baan, of de signalen gaan via de corticobulaire baan
naar de hersenstam en vervolgens via de bulbospinale baan naar de motorneuronpool. Wanneer
deze motorneuronen beidden uitvallen kan er ALS
ontstaan.
Perifere motorneuronen:
In ventrale hoorn van ruggenmerg liggen de perifere
motorneuronen. Ze krijgen synaptische input vanuit
verschillende andere interneuronen. Ze vormen een
klein deel van het totaal aantal neuronen in het CZS.
Ieder motorneuron innerveert een deel van een spier,
en niet de hele spier. Het innerveert dus de spiervezel.
Één motorneuron kan meerdere spiervezels
innerveren. Axon eindigt in een motoreindplaatje:
MEP. Hiervoor gebruiken ze acetylcholine als nt.
Nicotinereceptor is de receptor hiervoor.
Vanuit motorneuron komt 1 axon en verdeelt zich over verschillende MEP’s. Totaal aan motorneuron
dat een spier aanstuurt, noem je een motor neuron pool.
Motorneuronen zijn per spier verschillend verdeeld in de segmenten in het
ruggenmerg. Er is een groep motorneuronen die één spier innerveert. Uitval van
een deel van het ruggenmerg heeft dus meer of minder effect per spier.
Binnen het ruggenmerg is er mediaal en lateraal onderscheid. Hoe meer lateraal,
hoe distaler de spieren liggen die worden aangestuurd. Mediaal liggen de spieren
die dicht bij de lichaamsas liggen.
Spieren die meer effect hebben op mediaal gelegen spieren, hebben meer
interactie met dezelfde spieren aan de andere kant van het ruggenmerg omdat ze
belangrijk zijn voor de balans.
Grote motorneuronen hebben dikke axonen, kleine motorneuronen hebben dunne
axonen. Evenredig met de snelheid.
,Alfa motorneuronen kunnen skeletspieren innerveren. Skeletspieren kunnen bestaan uit rode en
witte spiervezels. Rode spiervezels zijn vezels voor de lange duur prestaties. Witte voor de explosieve
sprintprestaties en bestaan in type a, x en b. Deze vezels gebruiken aerobe verbranding
en verbruiken veel bloed en dus rood. Gebruiken dus ook veel mitochondriën. Witte
spiervezels gebruiken weinig bloed en zijn dus wit.
De kleine alfa motor neuronen hebben lage drempelwaarde en innerveren langzame
oxidatieve (rode) vezels. Grote alfa motoren neuronen hebben hogere drempelwaarde
en innervere snelle witte vezels.
Proprioceptie: sensorische informatie vanuit spieren, pezen en kapsels.
Spierspoeltjes zitten in een spier en zijn spiervezeltjes waar een zenuw omheen is
gewonden. Omdat ze omgeven worden door sensibele zenuweinden kunnen deze
neuronen iets zeggen over de spanning in de spier. Groep 1a afferent axonen reageren
op langzame lineaire rek, golvende rek en op een tik door verhoging van
vuurfrequentie. Groep 2 afferent axonen reageert op een ontspanning door verhoging
van de vuurfrequentie.
Spierspoeltjes zijn bedoeld om houding bij te stellen na langdurige belasting. Een alfa motorneuron
stuurt een spier aan. Dit zorgt ervoor dat de belasting gehanteerd kan worden. Spierspoeltjes
registreren spanning en geven dit door zodat er eventueel bijgesteld kan worden. Wanneer belasting
vergroot wordt, neemt een spierspoeltje dit weer en via mono-synaptische link wordt dit
doorgestuurd naar de sier die meer aanspant.
Spierspoeltjes zelf zijn ook spiervezels en moeten ook geïnnerveerd worden. Dit doen de gamma
motorneuronen. Zo worden de spierspoeltjes gelijk verkort met de spiervezels en dus dezelfde lengte
wordt als de spier. De gamma motor neuronen worden dus ook geactiveerd door spierspoeltjes. Dit
noemen we co-activatie.
Eenvoudige reflexen. Voornamelijk activiteit van de spierspoeltjes kun je meten door de
peesrekreflexen.
Spierspoeltjes spelen ook een rol bij ruggenmergreflexen zoals een pijnreflex, waarbij verschillende
effecten optreden. Het doel hiervan is bescherming van het lichaam. De nociceptoren zijn afferenten.
Spierspoeltjes moeten bij de reflex mee reageren, omdat de spieren moeten blijven functioneren
wanneer er een reflex is zonder dat de spierspoeltjes dit tegen gaan.
Golgi peeslichaampjes zijn gevoelig voor toegenomen spierspanning en bevinden zich in een pees. Ze
zijn verbonden met Ib afferente vezels. Ze hebben een hele hoge drempelwaarde, waardoor het lang
duurt voordat ze actief worden. Deze lichaampjes zorgen ervoor dat er geen schade wordt
aangedaan aan de spier. Wanneer de belasting groot wordt, wordt de eigen spier wordt lamgelegd,
om bijvoorbeeld spierscheuring te voorkomen. Ze zorgen ook door hogere of lagere negatieve
feedback voor juiste spierspanning.
Er zijn ook andere structuren betrokken bij proprioceptie. Dit zijn bijvoorbeeld ligamenten en
gewrichtskapsels. In ligamenten zitten ook structuren die spanning kunnen registreren. Lichaampjes
van ruffini en golgi bijvoorbeeld die in de ligamenten in de knie zitten. Vanuit deze sensoren is ook
een feedback systeem naar spieren die ook afhankelijk is van de stand van de knie. Vanuit je
kruisband kan dus ook een activatie van je spieren komen. Bij een scheur in je kruisband raak je dus
vaak ook een stukje proprioceptie kwijt.
,Supraspinale controle van motorneuronen. Meeste descenderende neuronen eindigen op
interneuronen en niet direct op de spier.
Er is een ritme in motorpatronen. Een beweging van aan agonist, heeft een reactie op een antagonist
tot gevolg. Deze interactie leidt tot ritmische beweging. Het is een reactie op de uitrekking van de
spieren, wat gesensord wordt door spierspoeltjes. Hiervoor is geen afferente informatie nodig. zelf
gegenereerd ritme met principe van reciproke inhibitie. Sensoriek is alleen voor aanpassing.
Ritmegeneratoren zijn slechts een paar neuronen in aantal. Hebben mogelijk wel eigen
feedbackloops voor adaptatie van het ritme. Patroongeneratoren bestaan uit neuronale netwerken,
die verantwoordelijk zijn voor het maken van volledige patroon van activiteit van agonisten en
antagonisten, inclusief afstemming in kracht en tijd. Is wat complexer dan ritmegenerator.
Patroongeneratoren zijn circuits in het ruggenmerg essentieel om te lopen. Excitatie of inhibitie van
neuronen. Onafhankelijk van afferente/perifere input voor het opstarten. Eigen oscillatoire
pacemaker neuronen of specifieke verbindingen in non-oscillatoire interneuronen. Proprioceptie
voor fijnstemming van het patroon. Hogere hersencentra hebben een faciliterende rol.
Zelfstudie en werkcollege
Zelfstudie 9 Beantwoord de volgende vragen door de betreffende stof uit het boek (Purves) te
bestuderen.
1. Geef een overzicht van de neuronale systemen die betrokken zijn bij de aansturing van
bewegingen. Geef van ieder gebied aan welke specifieke taak het voor zijn rekening neemt.
a. Lagere motorneuronen en de circuit neuronen. De eerste sturen de skeletspieren aan en
de tweede zijn een bron voor synaptische input voor alle lagere motorneuronen.
b. Bovenste motorneuronen/motorcortex. Deze zijn belangrijk voor vrijwillige bewegingen.
c. Basale ganglia. Voorkomt dat de bovenste motorneuronen ongewenst bewegingen gaan
veroorzaken.
d. Cerebellum. Geeft informatie over de proprioceptie van het lichaam.
2. Wat verstaan we onder een motor neuron pool en wat onder een motorunit?
a. Alle motorneuronen die een enkele spier innerveren worden een motorneuron pool
genoemd. Een motorunit is het totaal aan spiervezels dat door 1 motorneuron wordt
geïnnerveerd. Hoe groter de motorunit, hoe groter de kracht die geleverd kan worden,
maar hoe groter de drempel ook is voordat het actief wordt. Bij een groter neuron heb je
een grotere stimulus nodig van kanalen, omdat de depolarisatie verder doorgegeven
moet worden door het cellichaam dan bij kleinere neuronen.
3. Op welke manier kan de kracht, die een spier genereert, gevarieerd worden? Welke rol spelen
verschillen in motorunits daarbij?
a. Door het vergroten of verminderen van de motorunit grootte/activiteit. In elke spier
zitten motorunits en spiervezels van verschillende grootte.
4. Beschrijf de werking van de kniepeesreflex. Welk type receptoren en welke neuronale banen
spelen hierin een rol? Waar liggen de cellichamen van alle betrokken neuronen? Kan je de reflex
willekeurig remmen?
a. Reflexhamer slaat op kniepees Bovenste dijbeenspier rekt iets uit Hierdoor rekt het
spierspoeltje uit en maakt een impuls De impuls gaat via de dendriet van een sensorische
zenuwcel De impuls gaat via de axon van een sensorische zenuwcel Impuls gaat door het
ruggenmerg Impuls gaat via motorische zenuwcellen Impuls komt aan in motorisch
eindplaatjes Bovenste dijbeenspier trekken samen en onderste dijbeenspier ontspant.
Mono-synaptische signaal. Dus sensorische informatie gaat direct op het stimulerende
, neuron van de agonist (quadriceps). Ook schakelt hij over op een interneuron die het
motorneuron voor de hamstrings ontspant.
5. Wat is het verschil tussen alfa en gamma motorneuronen? Wanneer worden gamma
motorneuronen geactiveerd?
a. Alfa neuronen zijn de grote lagere motorneuronen. Ze innerveren dwarsgestreepte
spiervezels/skeletspiervezels die krachten genereren die nodig zijn voor postuur en
beweging.
b. Gamma neuronen zijn de kleinere lagere motorneuronen. Ze innerveren speciale
spiervezels die, in combinatie met de zenuwvezels die ze innerveren, zijn eigenlijk
sensorische receptoren die parallel lopen met de dwarsgestreepte spiervezels. Het zijn
de neuronen die de spanning van de spierspoeltjes detecteren.
6. Beschrijf de werking van de Golgi peeslichaampjes, inclusief de feedback regeling van
spieractiviteit. Waarin verschillen ze van spierspoeltjes?
a. Golgi peeslichaampjes zijn gekapselde afferente zenuweinden die in een gewricht van
een spier en een pees zitten. Ieder lichaampje wordt geïnnerveerd door een groep Ib
sensorische axonen. Wanneer een spier aanspant, werkt de kracht direct op de pees, wat
leidt tot verhoogde spanning op de collageenvezels in het peeslichaampje en hiermee
zorgt het ook voor compressie van de sensorische zenuwuiteinden. Activatie van de
mechansensitieve ionkanalen in de zenuwuiteinden van het golgi peeslichaampje
resulteert in een actiepotentiaal die doorloopt langs de Ib axonen naar he ruggenmerg.
De Ib axonen vanuit de golgi peeslichaampjes maken contact met GABAergic inhibatoire
schakelneuronen in het ruggenmerg die overschakelen op de alfa motor neuronen die
dezelfde spier innerveren. Zo remmen ze deze dus.
7. Beschrijf de sensorische informatie, paden en ruggenmerg circuits
die betrokken zijn bij een 'flexie-reflex' als gevolg van pijnstimuli.
a. Stimulatie van nociceptieve sensorische vezels leidt tot
terugtrekken van de ledematen door de excitatie van
ipsilaterale flexor spieren en reciprocale remming van
ipsilaterale extensor spieren.
Werkcollege
Een 52-jarige hardloper is bezig met een trailrun (bosloop) in een
heuvelachtig gebied. Het is warm die dag en hij heeft al veel gezweet.
Bij het beklimmen van een heuveltje gaat het mis: Hij voelt een snel
opkomende pijn in zijn kuit, waardoor het binnen een paar minuut
onmogelijk wordt om nog op dat been te staan, laat staan de berg
verder oprennen. Hij hinkt naar beneden. Door zijn ervaring en kennis
weet hij, dat het geen spierscheur is, maar spierkramp.
1. Welke oorzaken en mechanismen zijn geopperd voor
inspanningsgerelateerde spierkramp? Elektrolyten depletie en
dehydratatie. Eindstand is minder bloed, waardoor er minder
voedingsstoffen aanwezig zijn voor de spieren.
2. Waarom zou het rekken van de verkrampte spier de kramp kunnen
tegengaan? Geef zoveel mogelijk een mechanistische verklaring. Is
statisch rekken beter of dynamisch bij het behandelen van spierkramp? Helpt het spierkramp
voorkomen als je bij je warming-up je spieren rekt? Tijdens de oprekking maak je de spier weer
langer, waardoor de spierspoeltjes dit ook doen. Hierdoor gaat er een signaal lopen dat de