Maaike de Kleijn Competitieve kunsten in de Renaissance TL3V14005
Competitieve kunsten in de
Renaissance
Week 2 – Italië van de 15e tot de 16e
eeuw en Frankrijk
College 1: Leon Battista Alberti en Leonardo da Vinci
(Speelman)
Leon Battista Alberti (1404-1472)
Alberti is een homo universalis als kunstenaar, architect, designer, grafisch ontwerper,
pedagoog, humanist, sporter, toneelschrijver en musicus. Hij kwam uit een rijke familie, die
voor Alberti’s geboorte uit Florence werd verbannen. Alberti zelf werd geboren in Genua en
gebruikt het ballingschap vaak als motief in zijn werken, waarin hij schrijft over de relatie
tussen menselijke kwaliteiten en het fortuin. Hij verhuist later naar Rome, waar hij werkt voor
de Paus en voor rijke families, voor wie hij kerken, huizen en loggia’s ontwerpt. Hij was meer
een schrijver dan kunstenaar en keert na de opheffing van het ballingschap terug naar
Florence.
Vasari – Leven van Alberti
Vasari beweert dat Alberti bekender is geworden door zijn geschriften, waarin hij reflecteerde
op architectuur en schilderkunst, dan door zijn werkzaamheden in de praktijk. Hij schreef ook
over zijn familie en bediscussieerde in deze werken vele huiselijke onderwerpen. Hoewel
Alberti veel theoretische kennis bezat, kun je in de ontwerpen zien dat hij weinig
praktijkervaring had. Hij ontwierp kerken, façades en villa’s voor rijke families, en liet deze
ontwerpen uitvoeren door zijn vrienden. Hij grijpt in zijn ontwerpen vaak terug op de
Oudheid, waarmee hij met antieke architecten concurreert. Belangrijk was bovendien zijn
uitvinding om met een instrument natuurlijke perspectieven na te trekken. Ook hield hij zich
bezig met het bestuderen van de schilderkunst. De schilderijen die hij zelf maakte, zijn niet
erg bijzonder. Het lijkt alsof Vasari zichzelf via dit stuk verdedigd, omdat hij ook een betere
schrijver dan schilder was.
Leon Battista Alberti – On Painting
Alberti sluit zich aan bij het idee van Petrarca dat de kunsten vanaf de antieke Oudheid in
verval zijn geraakt, omdat ‘moeder natuur’ oud en moe was. Omdat er nu echter opnieuw
kunstenaars opstaan die de Oudheid proberen na te doen, wordt dit verval gestopt. Deze
kunstenaars bestaan onder andere uit zijn vrienden Brunelleschi, Donatello en Ghiberti. Het
is echter wel moeilijker voor deze kunstenaars om de stijl toe te passen, omdat ze alles
opnieuw moeten uitzoeken en veel informatie verloren is gegaan, terwijl de antieke
kunstenaars hun voorgangers konden imiteren. De Renaissance-kunstenaars zouden dus
meer roem moeten krijgen. Het gaat niet om de gunstigheid van de periode, mar om ijver en
inzet, dan lukt alles! Hij schrijft een boek voor hen, waarin hij vraagt om aanvullingen en
correcties.
1
, Maaike de Kleijn Competitieve kunsten in de Renaissance TL3V14005
Leon Battista Alberti – On Architecture
Zowel de architectuur als de schilderkunst zijn niet opgenomen in de zeven liberale kunsten.
Alberti pleit ervoor de architectuur hier wel in op te nemen en noemt het als één van de
superieure kunsten, omdat het zowel schoonheid bezit, als een noodzakelijke en nuttige
kunstvorm is. Onder een architect verstaat hij iemand die door middel van kennis van de
wetenschap een ingewikkeld en inventief bouwwerk kan ontwerpen. Het belang van de
architectuur ligt hem in het feit dat gebouwen noodzakelijk zijn in het menselijk leven, maar
dat hier door de architect nog vele extra betekenissen aan kunnen worden toegevoegd. Een
gebouw kan door hem macht uitstralen, dienst doen voor een bepaald beroep, veiligheid
bieden, iemand vereren of schoonheid tentoonstellen.
Leonardo da Vinci (1452-1519)
Leonardo da Vinci was een architect, uitvinder, ingenieur, filosoof, natuurkundige,
scheikundige, anatomist, beeldhouwer, schrijver, schilder en componist, waarmee hij tot de
homo universalis behoort. Leonardo werkte veel in opdracht van de kerk, maar kwam hier
ook in aanvaring mee, omdat hij onderzoek op lijken verrichtte om zijn anatomische precisie
te verbeteren. Leonardo noteerde al zijn wetenschappelijke bevindingen als een combinatie
van kunst en wetenschap, maar publiceerde deze boeken nooit. Toch denkt men dat hij een
traktaat heeft willen schrijven over de schilderkunst. Deze is later samengesteld en
uitgegeven.
Leonardo da Vinci – The Literary Works
Leonardo streed voor de acceptatie van de schilderkunst binnen de zeven vrije kunsten en
mengde zich hiermee in het paragone-debat. De schilderkunst is volgens Leonardo
gebaseerd op wetenschap, omdat waarnemingen aan beiden ten grondslag liggen. Deze
waarnemingen leiden tot kennis over datgene wat geschilderd moet worden. Hier is ook
wiskunde voor nodig, omdat verhoudingen, perspectief en geometrie de compositie bepalen.
Ten slotte moet de schilder extra studie doen naar het object dat hij schildert, zodat hij de
diepere lagen ervan herkent. Leonardo paste de empirische methode van werken dus toe op
de schilderkunst.
Schilderkunst en poëzie
Leonardo groeide op in een periode waarin de volkstaal langzaam weer aan het opkrabbelen
was, na ruim een eeuw lang verdwenen te zijn geweest. In deze periode had men zich vooral
bezig gehouden met architectuur, beeldhouwkunst, muziek en schilderkunst, maar was voor
poëzie geen aandacht geweest. Poëzie was alleen bedreven aan het Italiaanse hof in
opdracht en diende vooral ter uiting van lof tegenover de koning of ter entertainment.
Leonardo voelde hierom de noodzaak de schilderkunst te legitimeren, omdat beide kunsten
inspiratie putten uit de natuur en met elkaar concurreren. Leonardo komt met een aantal
argumenten voor zijn stelling, waar ook bezwaren tegenin gebracht kunnen worden:
1. De schilderkunst is het lichaam, waar poëzie de schaduw is. Poëzie ontstaat in de
geest en de verbeelding van de dichter, terwijl schilderkunst zich bezighoudt met de
verheven werkelijkheid. De schilderkunst is dus ‘hoger’, want een schilder kijkt naar
wat hij echt voor ogen heeft en spreekt het oog als edeler zintuig aan. Een schilder
kan gemakkelijk dingen tonen, die een dichter nooit zal kunnen verwoorden. Het is
echter arbitrair om het oog te verheffen boven het oor, want beide zintuigen zijn gelijk.
2. Poëzie is afhankelijk van de interpretatie van de menselijke taal en verbeeldt niet de
werkelijkheid, maar slechts een afspiegeling hiervan. Schilderijen laten wel de
werkelijkheid in zijn meest pure vorm zien. Velen zien hier juist de kracht van poëzie;
2