HOOFDSTUK 1 | LUCHTVAARTREGELGEVING
1.1 | INTRODUCTIE EASA EN HET
LUCHTVAARTSYSTEEM
Voor een veilige luchtvaart is het belangrijk dat wereldwijd dezelfde procedures worden
aangehouden. Wereldwijd is de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO; International Civil
Aviation Organization), een onderdeel van de Verenigde Naties, hiervoor verantwoordelijk. Op
Europees niveau is het Europees Agentschap voor de Veiligheid van de Luchtvaart (EASA; European
Union Aviation Safety Agency) hiervoor verantwoordelijk. Het EASA is een agentschap van de
Europese Unie (EU) en verzorgt in opdracht van de EU de wet- en regelgeving voor een veilig verloop
van de luchtvaart binnen Europa. Houd er rekening mee dat niet alle Europese landen lid zijn van de
EU. Deze landen zijn echter wel lid van het EASA, maar de EU kan hen geen dwingende regels
opleggen. Ook landen buiten Europa, zoals China en Australië, hebben een binding met het EASA
door middel van zogenaamde ‘Working Arrangements’.
Een grote stap in de Europese luchtvaart is het uitgeven van de Uitvoeringsverordening (EU)
923/2012. Deze verordening is een vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en
operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten. Deze verordening heet de SERA-
verordening (Standardized European Rules of the Air). De SERA is met name van toepassing op
luchtruimgebruikers en luchtvaartuigen die actief zijn als civiel luchtverkeer (dus geen militaire
operaties of trainingen) binnen het Europese luchtruim en op Europese luchtvaartuigen buiten het
Europese luchtruim.
1.2 | ACCEPTABLE MEANS OF COMPLIANCE EN
GUIDANCE MATERIAL
Tijdens het vormen van regelgeving moeten alle lidstaten van de EU instemmen met deze regels. De
verordening die daarna wordt afgegeven is vervolgens voor elk EU-lidstaat bindend. Het EASA geeft in
zo’n geval zogenaamde Acceptable Means of Compliance (AMC) en Guidance Material (GM) uit. Dit
zijn richtlijnen voor het implementeren van de regelgeving binnen de nationale wetgeving. Het EASA
stelt deze AMC’s en GM’s in overleg met lidstaten en de sector vast. Voldoet men aan een AMC, dan
wordt voldaan aan de regelgeving. Bij afwijking van de AMC moet de aanvrager bij de desbetreffende
nationale autoriteit altijd vooraf aantonen dat het veiligheidsniveau minimaal gelijkwaardig is. Er is
dan sprake van een alternatieve AMC. Binnen de lidstaten zijn bepaalde ministeries verantwoordelijk
voor de uitvoering en handhaving van de luchtvaartwetten en -regels, maar ook voor de
implementatie van de richtlijnen zoals beschreven in een AMC en een GM.
1.3 | DE EUROPESE REGELS
De gemeenschappelijke regels voor wat betreft onbemande luchtvaartuigen zijn vastgelegd in twee
stukken regelgeving, de zogenaamde Verordening (EU) 2019/945 en Verordening (EU) 2019/947.
Verordening (EU) 2019/945 behandelt de voorwaarden voor een onbemand luchtvaartuig en de
vereisten voor ontwerpers, fabrikanten, importeurs en distributeurs. Het is nodig eisen vast te stellen
om de risico’s die met de vluchtuitvoeringen met een onbemand luchtvaartuig gepaard gaan, te
,beheersen. De eisen omvatten essentiële voorschriften om risico’s op het gebied van veiligheid van
de vlucht, privacy, bescherming van persoonsgegevens, beveiliging en milieu te beheersen.
Verordening (EU) 2019/947 stelt gedetailleerde bepalingen vast voor de exploitatie van onbemand
luchtvaartuigen, met inbegrip van de piloten en overige betrokken organisaties.
1.4 | OPEN-CATEGORIE
De Open-categorie binnen de EASA-wetgeving is onderverdeeld in drie subcategorieën: A1, A2 en A3.
De verdeling is gebaseerd op basisvluchtbeperkingen, vereisten voor de piloot en de technische
vereisten van het onbemande luchtvaartuig. De algehele regels die gelden binnen de Open-categorie
zijn weergeven in deze afbeelding.
1.4.1 Subcategorie A1
De vluchtuitvoeringen in subcategorie A1 moeten aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:
- Een onbemand luchtvaartuig mag niet over groepen mensen vliegen. Daarnaast wordt
verwacht dat er over geen enkele persoon wordt gevlogen die niet direct bij de operatie is
betrokken. Mocht er onverwacht toch over een niet-betrokken persoon worden gevlogen,
dan dient de piloot de duur van de vlucht zoveel als mogelijk te beperken.
Bij wijze van uitzondering mogen deze vluchtuitvoeringen, wanneer de Follow-Me- modus
actief is, plaatsvinden tot op een afstand van 50 meter van de piloot.
De vluchten worden verricht door een piloot die vertrouwd is met de gebruikershandleiding
van de fabrikant van het onbemande luchtvaartuig.
Voor vluchtuitvoeringen met een onbemand luchtvaartuig van klasse C1 dient de piloot met
succes een onlineopleiding te hebben afgerond, inclusief examen. Deze opleiding en het
examen moeten door een erkende autoriteit worden georganiseerd.
De vluchten binnen deze categorie moeten worden uitgevoerd met een onbemand luchtvaartuig dat:
- een maximale startmassa heeft van minder dan 250 g, lading inbegrepen, en een maximale
vliegsnelheid van minder dan 19 m/s, in het geval van een door particulieren gebouwd
onbemand luchtvaartuig.
- is gemarkeerd als klasse C0 en voldoet aan de eisen van die klasse.
- is gemarkeerd als klasse C1 en voldoet aan de eisen van die klasse en wordt geëxploiteerd
met actieve en up-to-date gebrachte systemen voor directe identificatie op afstand en Geo
Awareness.
1.4.2 Subcategorie A2
De vluchtuitvoeringen in subcategorie A2 moeten aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:
- Er wordt niet over niet-betrokken personen gevlogen.
- De vluchten vinden plaats op een veilige horizontale afstand van minstens 30 meter van de
niet-betrokken personen in het geval van een drone met C2-keurmerk. Voor een drone
zonder Cx-keurmerk geldt 50 meter.
- De piloot mag de horizontale veiligheidsafstand ten opzichte van niet-betrokken personen
verkorten tot 5 meter. Dit mag echter uitsluitend als er een vakkundige evaluatie van
weersomstandigheden, prestaties van het onbemande luchtvaartuig en de afstand tot
obstakels heeft plaatsgevonden. Daarnaast moet het onbemande luchtvaartuig met een
snelheidsbeperking vliegen.
, - De vluchten worden verricht door een piloot die vertrouwd is met de gebruikershandleiding
van de fabrikant van het onbemande luchtvaartuig.
- De piloot moet houder zijn van een vaardigheidscertificaat dat door de bevoegde autoriteit is
afgegeven.
Een piloot ontvangt het A2-certificaat wanneer aan alle onderstaande voorwaarden, in de
aangegeven volgorde, is voldaan:
- De piloot heeft een onlineopleiding afgerond en is voor het online theorie-examen geslaagd
- De piloot heeft een praktische zelfopleiding afgerond
- De piloot heeft verklaard de praktische zelfopleiding te hebben afgerond en is geslaagd voor
een aanvullend theorie-examen. Dit examen bestaat uit minstens 30 meerkeuzevragen die
gericht zijn op het beoordelen van de kennis die de piloot heeft van de technische en
operationele maatregelen ter beperking van risico’s op de grond, evenwichtig verdeeld over
meteorologie, vliegprestaties van het onbemande luchtvaartuig en technische en
operationele maatregelen ter beperking van risico’s op de grond.
De vluchten in deze categorie worden verricht met een onbemand luchtvaartuig dat gemarkeerd is als
klasse C2 en dat aan de eisen van die klasse voldoet. Daarnaast moet dit onbemande luchtvaartuig
worden geëxploiteerd met actieve en up-to-date gebrachte systemen voor directe identificatie op
afstand en Geo Awareness.
1.4.3 Subcategorie A3
De vluchtuitvoeringen in subcategorie A3 moeten aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:
- De vlucht wordt uitgevoerd in een gebied waar volgens de piloot niet-betrokken personen
tijdens de gehele duur van de vlucht geen gevaar lopen.
- De vlucht wordt uitgevoerd op een veilige horizontale afstand van ten minste 150 meter van
niet-betrokken personen, woon-, handels-, industrie- of recreatiegebieden.
- De vlucht uitgevoerd door een piloot op afstand die met succes een onlinetraining heeft
gevolgd en geslaagd is voor een onlinetheorie-examen.
Operaties in deze categorie worden uitgevoerd met een onbemand luchtvaartuig dat:
- een maximale startmassa heeft van minder dan 25 kg
- in het geval van een particulier gebouwd onbemand luchtvaartuig, is gemarkeerd als klasse
C4, voldoet aan de eisen van die klasse, en wordt geëxploiteerd met actieve en
geactualiseerde systemen voor directe identificatie op afstand en Geo Awareness
- als klasse C3 is aangemerkt, voldoet aan de eisen van die klasse en wordt geëxploiteerd met
actieve en geactualiseerde systemen voor directe identificatie op afstand en Geo-Awareness
- is ingedeeld in klasse C4 en voldoet aan de eisen van die klasse.
1.5 | REGISTRATIE VAN OPERATORS
Iedereen die straks met een onbemand luchtvaartuig (zwaarder dan 250 gram of met een camera)
vliegt, wordt aangemerkt als operator. Je dient je hiervoor aan te melden bij de desbetreffende
instantie. Om je als operator te kunnen aanmelden, moet aan een aantal eisen worden voldaan en
moet een vaste procedure worden gevolgd. Deze procedure start met het aanmelden via een
elektronisch aanmeldingssysteem. Andere lidstaten krijgen twee weken de tijd om tegen deze
aanmelding bezwaar in te dienen. Is dit niet gedaan, dan wordt een identificatienummer toegekend.
De commissie beheert deze lijst met identificatienummers en houdt deze actueel.
, 1.6 | VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN EEN
OPERATOR
Als operator moet je aan diverse voorwaarden voldoen. Het ontwikkelen van vluchtuitvoering
procedures is hierbij cruciaal. De procedures dienen te worden afgestemd op het type vlucht en het
daarmee gepaard gaande risico. De operator is verantwoordelijk voor de piloten en andere
personeelsleden die bij een operatie betrokken zijn. Ook zij moeten kennis hebben van onder meer
de procedures en de gebruikershandleiding van het desbetreffende onbemande luchtvaartuig. Verder
dient de piloot over passende vaardigheden te beschikken om een operatie te kunnen uitvoeren.
Daarnaast moet de operator ervoor zorgen dat alle vluchtuitvoeringen gebruikmaken van het
radiospectrum en moet deze het efficiënte gebruik ervan ondersteunen, zodat de risico’s beperkt
worden. De operator actualiseert de informatie in het Geo Awareness System wanneer deze relevant
is voor de plaats van de geplande vluchtuitvoering en zorgt ervoor dat:
- het onbemande luchtvaartuig vergezeld gaat van de EU-conformiteitsverklaring, inclusief de
verwijzing naar de desbetreffende klasse
- het geëigende etiket met de vermelding van de klasse op het onbemande luchtvaartuig is
aangebracht.
Bij een vluchtuitvoering is het van belang dat de operator ervoor zorgt dat alle betrokken personen
die in het gebied van de vluchtuitvoering aanwezig zijn op de hoogte zijn gesteld van de risico’s en er
uitdrukkelijk hebben mee ingestemd om deel te nemen.
1.7 | VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE PILOOT
De piloot heeft tijdens de vlucht een grote verantwoordelijkheid over het onbemande luchtvaartuig
en het gebied waarin het onbemande luchtvaartuig zich bevindt. Dit gaat gepaard met veel regels en
procedures. Piloten in de Specific-categorie moeten onder andere voldoen aan de vastgestelde
vaardigheidsvereisten en hebben daarnaast zowel verantwoordelijkheden voorafgaand aan de vlucht
als tijdens de uitvoering van de vlucht.
Voorafgaand aan de vlucht
De piloot moet voorzien zijn van alle geactualiseerde informatie die relevant is voor de voorgenomen
vluchtuitvoering en die betrekking heeft op alle geografische zones die zijn afgebakend. Verder dient
de piloot te waarborgen dat de operationele omgeving verenigbaar is met de beperkingen van de
vergunning of verklaring en te waarborgen dat het onbemande luchtvaartuig in zodanige technische
staat is dat de vlucht veilig kan worden uitgevoerd. Als laatste moet de piloot iedere relevante
belanghebbende voorzien van de informatie over de vluchtuitvoering. Denk hierbij aan de relevante
luchtverkeersdiensten, andere luchtruimgebruikers of belanghebbenden.
Tijdens de vluchtuitvoering
Gedurende de vlucht moet de piloot nuchter zijn en Fit to Fly en dient hij/zij altijd de beperkingen en
voorwaarden van de vergunningen na te leven. De door de operator opgestelde procedures worden
nageleefd en de piloot vermijdt te allen tijde het risico op een botsing en zal de vlucht stopzetten als
de veiligheid niet te waarborgen is. Verder dient de piloot zich te houden aan alle regels en
procedures die door de operator zijn opgesteld. Daaronder wordt ook verstaan dat er niet dichtbij of