Werkgroep Europees Recht Week 1 (Bevoegdheden)
Introductie
1. Een van de belangrijkste motieven achter de integratie acht ik de poging om een
interne markt tot stand te brengen met zo weinig mogelijk
concurrentiebelemmeringen. Dit kan worden gerealiseerd door geharmoniseerde
wetgeving (hetzij direct, via verordeningen, hetzij indirect, via richtlijnen).
Harmonisatie bevordert de grensoverschrijdende handel en reduceert de kosten
die dit voor partijen met zich brengt.
In de tweede plaats kan de Unie correctief werken en bijdragen aan de
totstandkoming van een ruimte van vrijheid, vrede en veiligheid. Het
oorspronkelijke doel van de EGKS was immers ook het scheppen van een
supranationale autoriteit om de kolen en staalindustrieën (van Duitsland en
Frankrijk) te beheren, om daarmee een nieuwe oorlog te voorkomen.
Een ander motief achter de integratie is de versterking van de positie van Europa
op het wereldtoneel. Door eensgezind en als eenheid naar buiten te treden kan de
invloed van Europa in de internationale politiek en economie toenemen. Ook kan
de integratie bijdragen aan het systematisch en gestructureerd oplossen van
wereldwijde problemen als terrorisme en vluchtelingenstromen.
2. Deze idee is terug te vinden in de specifieke beleidsterreinen die de Verdragen
omvatten, maar in algemene zin ook in de doelstellingen van de Europese Unie
zoals verwoord in art. 3 VEU. Zo hebben leden 1 en 2 betrekking op de vrede,
vrijheid en veiligheid binnen de Unie en ziet lid 3 op de creatie van een interne
markt. Zie ook lid 6 die betrekking heeft op de verwezenlijking van de
doelstellingen overeenkomstig de toegekende bevoegdheden (vgl. art. 2 en 3
VwEU).
3. De trias politica is in zekere zin terug te vinden in de institutionele structuur van
de Unie. Uitgaande van de gewone wetgevingsprocedure, berust de wetgevende
macht overwegend bij de Raad en het Europees Parlement (art. 14 en 16 VEU jo.
294 VwEU). De Commissie is belast met uitvoeren van het Uniebeleid, wordt
gecontroleerd door het Parlement (art. 234 VwEU) en ziet toe op de toepassing
van primair en secundair Unierecht (art. 17 VEU), zodat deze instelling kan
worden gezien als de ‘uitvoerende macht’. Tot slot vervult het Hof van Justitie als
geschilbeslechter en toetser van rechtshandelingen aan verdragen de positie van
‘rechterlijke macht’ (art. 19 VEU jo. 251 e.v. VwEU).
a) Het VEU en het VwEU, welke verdragen voorzien in verschillende
besluitvormingsprocedures die elk een verschillende betekenis toekennen
aan de instellingen van de Unie. Daarbij draagt art. 13 lid 2 VEU de Unie
instellingen op tot loyale samenwerking.
b) Het Parlement vervult een (mede)wetgevingstaak en controleert en
adviseert voornamelijk de Commissie (art. 14 VEU jo. 234 VwEU). Ook
kiest het de voorzitter van de Commissie en keurt het Parlement de
begroting goed (art. 314 VwEU).
c) De Europese Raad geeft de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de
Unie en bepaalt de algemene politieke beleidslijnen (art. 15 VEU). Ook
speelt de Europese Raad een rol op het terrein van de ruimte van vrijheid,
veiligheid en recht (art. 21 en 22 VEU). Voorts speelt de Europese Raad
blijkens art. 48 VEU een rol bij de verdragsherzieningsprocedure.
3
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit Groningen
, Europees Recht Werkgroepen
d) De Raad oefent samen met het Parlement de wetgevingstaak en de
begrotingstaak uit (art. 16 VEU). Voorts speelt ook de Raad een rol bij de
verdragsherzieningsprocedure (art. 48 VEU), definieert de Raad de
beleidslijnen voor de Unie (en deels voor de lidstaten) en vervult de Raad
een beperkte bestuurstaak.
e) Het Hof is belast met het verzekeren van de eerbiediging van het
Unierecht bij de uitlegging en toepassing van de verdragen (art. 19 VEU).
Zo beslecht het Hof geschillen waarbij Unierecht in het geding is. Geeft
het Hof uitleg over (de interpretatie) van het Unierecht en toetst het de
geldigheid van secundair Unierecht (art. 251 e.v. VwEU).
f) De Commissie bevordert het algemeen belang van de Unie en heeft het
exclusieve recht van initiatief voor wetgeving (art. 17 VEU). De Commissie
houdt toezicht op de toepassing van het Unierecht en voert de begroting
uit. Verder heeft de Commissie coördinerende, uitvoerende en
beheerstaken die in het Werkingsverdrag worden geconcretiseerd
(bijvoorbeeld inzake het mededingingsrecht). Tot slot vertegenwoordigt de
Commissie de Unie extern, behalve voor wat betreft het
gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (daarvoor is de Hoge
Vertegenwoordiger, zie art. 18 VEU).
4. Nee. Alleen de in art. 13 VEU genoemde entiteiten zijn instellingen van de Unie.
Wel betreft het een orgaan of instantie van de Unie. Afhankelijk van deze
terminologie zijn bepalingen uit het Unierecht wel of niet op het Economisch en
Sociaal Comité van toepassing.
Beginselen aangaande bevoegdheidsverdeling
5. Het attributiebeginsel (art. 5 lid 1 jo. 4 VEU) houdt in dat de (organen van de)
Unie alleen mogen optreden als daarvoor een bevoegdheid is te vinden in de
verdragen (uitgewerkt in art. 3 e.v. VwEU, zie ook Van Gend en Loos). Dit
beginsel kent een inhoudelijke component en een procedurele component.
Eerstgenoemde brengt mee dat een maatregel niet mag worden gegrond op een
rechtsgrondslag terwijl het doel van de maatregel niet met die rechtsgrondslag
correspondeert en het de Unie eigenlijk verboden is ten behoeve van het
werkelijke doel van de maatregel op te treden (vgl. Tabaksreclamerichtlijn).
Laatstgenoemde brengt mee dat niet voor een andere rechtsgrondslag mag
worden gekozen als daarmee procedurevoorschriften (zoals een
meebeslissingsbevoegdheid van het Europees Parlement) worden omzeild (vgl.
Bosbeschermingsverordeningen). Als er twee grondslagen van toepassing zijn,
dan moet voor de rechtsgrondslag worden gekozen die het best het doelstelling en
de inhoud van de maatregel weergeeft. Als een dergelijk zwaartepunt niet kan
worden gevonden, moeten beide rechtsgrondslagen worden gebruikt (cumulatie
van rechtsgrondslagen), tenzij deze niet met elkaar verenigbaar zijn (vgl.
Titaandioxide).
6. a. Een rechtsgrondslag is een bepaling uit de Verdragen die invulling geeft aan de
bevoegdheden van de Unie (art. 3 e.v. VwEU) en de specifieke bevoegdheid schept
tot het verrichten wetgevingshandelingen. Voorbeelden zijn art. 114 lid 1 VwEU,
art. 18 VwEU en art. 192 VwEU. Een rechtsgrondslag geeft de actoren, de
procedure, het doel en soms ook het soort handeling die de actoren mogen
verrichten.
4
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit Groningen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper edwin7788. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.