College 6-2-23 Morfologie en morfologische stoornissen
Intuïtie en creativiteit
Tafel is 1 morfeem
Wijzer is 2 morfemen (stam wijs (base/root), + uitgang, iets of iemand wijst (-er))
Token: elk woord in een tekst
Type: elk verschillend woord in een tekst
Lexeem: woordfamilie inclusief grammaticale varianten (doorgaans één lemma in een woordenboek)
Inflectie: grammaticale varianten
- SG/PL
- Tijd en aspect, participium
- Persoon (1/2/3)
- Geslacht
Derivatie: woordvorming die relevant is voor het lexicon
- leven [V] levendig [A] levendigheid [N]
- nieuwe woorden maken met affixen
Woorden in je hoofd
- Mentaal lexicon
- Woordvormingsregels (inflectie en derivatie)
Bestaande woorden in een taal(gemeenschap)
Potentiële woorden in een taal
Mentale lexicon: semantische associaties, niet alfabetisch (t.o.v. woordenboek)
Woordenboek heeft meer woorden dan mentale lexicon. Mentale lexicon kent woorden die niet in
het woordenboek staan
Nonce = woord wat maar één keer gebruikt is
Mountweazel = niet-bestaand woord dat gebruikt kan worden om plagiaat bij andere (woorden)
boeken te identificeren
Lexicale leerstrategieën
- Hoeveel woorden kennen mensen?
- Leersnelheid
- Gavagai-probleem
Fast mapping
Lexical contrast principle
Whole object principle
Mutual exclusivity principle
College 8-2-23
Woord = kleinste eenheid die onafhankelijk kan worden gebruikt
Morfeem = kleinste eenheid die betekenis draagt (vrij of gebonden)
,Vrij morfeem = morfeem wat ook een woord kan zijn
Gebonden morfeem = morfeem wat niet zelfstandig kan voorkomen (-tje)
Affix = gebonden morfeem die niet de semantische kern van een woord is (suffix of prefix)
Lexeem = woordfamilie van inflectionele vormen
Base/root = iets met een semantische kern (vrij of gebonden)
Stam = woord waar je alle inflectie vanaf hebt gesloopt (ook voor zelfstandig naamwoord)
Voor werkwoorden: stam kan groter zijn dan de root (Latijnse werkwoorden, dicimus, dic = root, dici
= stam
Compound = met twee of meer bases erin, twee lexicale betekenissen
Verkleinwoord valt niet onder inflectie
Samenstellingen (compound): f
- Attributief, coördinatief (blauw-groen), subordinatief
- Root compound vs synthetisch (horlogemaker) (deverbaal)
- Endo- vs exocentrisch (sufkop; is niet letterlijk een hoofd)
College 13-2-23
Allofonen = verschillende fonetische realisaties van hetzelfde foneem (verschillende soorten
realisatie van de r)
Allomorfen = verschillende vormen van hetzelfde morfeem
- DIM: -je, -tje, -pje, -kje
- PAST: -te, -de
- NEG: in-, il-, ir-
- interfix: s, 0 nulallomorf
Onder productiviteit als morfologisch fenomeen verstaan we de voor taalgebruikers bestaande
mogelijkheid door middel van het morfologisch procedé dat aan de vorm-betekeniscorrespondentie
van sommige hun bekende woorden ten grondslag ligt, onopzettelijk een in principe niet telbaar
aantal nieuwe formaties te vormen
Productief is scala begrip; iets is meer of minder productief
Wanneer is affixatie een meer of minder productief procedé?
Factoren:
- Transparantie van de afleiding (hoe transparanter, hoe meer productief)
> is er klankverandering en/of klemtoonverschuiving
> is er een compositionele betekenis (geen lexicalisatie)
- Semantische en pragmatische bruikbaarheid van de compositie
, - Restricties op de basis
> categoriale restricties
> fonologische restricties
> semantische en pragmatische restricties
> etymologische restricties
Compositie
On- ‘tegenovergesteld/niet’
Onlogisch = niet logisch transparant compositioneel
Onaardig = niet aardig
Onweer ≠ geen weer lexicalisatie (minder productief), klemtoonverschuiving naar on
Onmens ≠ geen mens klemtoonverschuiving naar on
Hoe meer klankverandering, hoe minder productief
Productief bij adjectieven
Minder productief bij zelfstandige naamwoorden
verder onderzoeken
Klankaanpassing
Illocutie
Irrationeel
Inactief
Imperfect
Fantasie
Fantastisch
Restricties: categoriaal
Eetbaar, strijdbaar, breekbaar (alleen V A)
Dapperheid, hoogheid, bezigheid, moedigheid (A N)
Eenheid, veelheid, mensheid, nabijheid (… N)
Ontlopen, ontnemen, ontglippen (V V)
Ontcijferen, ontmannen, ontaarden, ontknopen (N V)
Ontbloten, ontmoedigen (A V)
Restricties: syntactisch
-baar (Vtrans N)
Eetbaar, aaibaar, opruimbaar
*arriveerbaar, *valbaar (onaccusatief)
Loopbaar, dansbaar, springbaar, ??snurkbaar (onergatief?? alleen met transitieve
interpretatie)
Blokkering (blocking) (onregelmatige vorm blokkeert de regelmatige afleiding)