Boekhouden Geboekstaafd
Hoofdstuk 1: Waarom boekhouden?
Boekhouding is de basis van het jaarverslag, welke wordt gebruikt om het besturen van de
onderneming (intern) en voor het geven van inzicht aan stakeholders (extern):
- Verslag Raad van Bestuur: uitleg over het gevoerde beleid, alsmede vooruitblik
- Jaarrekening: Verantwoording financiën van afgelopen jaar
o Winst- en verliesrekening: opbrengsten en kosten
o Balans: waarde van bezittingen en schulden
o Kasstroomoverzicht: ontvangsten en uitgaven
o Toelichting
Belang van boekhouding:
- Financiële cijfers dienen als managementinformatie
- Wettelijke boekhoudplicht
Hoofdstuk 2: Financiële managementinformatiesysteem van onderneming
Boekhouding dient verschillende doelen:
- Techniek om gegevens vast te leggen (raamwerk)
- Instrument van het management voor het besturen van de organisatie
- Interne (management accounting) en externe verslaggeving (financial accounting)
- Toelichting op strike regelgeving
Boekhouding: verantwoordelijkheid voor bestuurlijke informatieverzorging (PDCA cyclus):
- Vooraf keuzes maken over doelstellingen
- Voortgang bewaken tijdens uitvoering
- Na afloop verantwoording afleggen
Boekhouding voorziet in verkrijgen van informatie binnen het informatieproces:
1. Verzamelen en vastleggen van gegevens
2. Bewerken van vastgelegde gegevens
3. Verstrekken van bewerkte gegevens aan de vragers > informatiebehoefte
Het managementinformatiesysteem (MIS) dient als informatiesysteem voor het management
en hier gaat een informatieanalyse aan vooraf. Informatiebehoefte vloeit voort uit
verschillende managementtaken:
a. Beslissingen voorbereiden en nemen: o.b.v. scenario’s
b. Beheersen van uitvoering van activiteiten: nacalculatie vergelijken met voorcalculatie
c. Verantwoording afleggen over beleid
Het financieel MIS (FMIS) maakt deel uit van het MIS, met balans en WV-rekening als kern.
Boekhouding ontwikkelt zich steeds meer als (geautomatiseerd) informatiesysteem voor big
data, maar wordt aangestuurd door mensen.
Hoofdstuk 3: Balans
Balans: financieel overzicht van waarde van de bezittingen (debet) en wijze van financiering
daarvan (credit) op een bepaald moment.
Vaste activa staan op de balans tegen de huidige waarde op dat moment, door afschrijving:
vaste waardedaling gedurende de gebruiksduur.
Hypothecaire lening (VV): lening met onroerende zaak als onderpand.
,Boekhoudkundige gelijkheid: Bezittingen (B) = Schulden (S) + EV
Activa = vlottende activa (kas, bank, debiteuren, voorraad) + vaste activa (machine, gebouw)
Passiva = KVV (crediteuren, te betalen interest) + LVV (h. leningen) + EV
Het criterium van balansposten wordt bepaald door mate van liquiditeit (activa) of door de
beschikkingsduur (passiva).
Gouden balansregel: Vaste activa en vaste kern van vlottende activa worden gefinancierd met
EV of LVV en overige deel van vlottende activa met KVV.
Het EV is een sluitpost en wordt berekend als het verschil tussen de bezittingen (totale activa)
en de schulden (totale VV). Het EV is als het ware de waarde van de bezittingen waar geen
schulden tegenover staan.
Vennootschap – componenten van EV:
1. Gestort vermogen (GV): totaal van ingelegde bedragen door aandeelhouders
2. Reserve (R): niet uitgekeerde winsten
3. Resultaat boekjaar (R2023): winst of verlies dat gedurende het boekjaar wordt
behaald. Na afloop van het boekjaar wordt bepaald welk deel van dit resultaat wordt
uitgekeerd als dividend en welk deel wordt overgezet naar de post ‘reserve’.
Hoofdstuk 4: Vastleggen van financiële feiten
Verschillende financiële feiten beïnvloeden de balans, waardoor de waarde van de
balansposten verandert. Ieder financieel feit beïnvloedt ten minste 2 balansposten.
Om mutaties (veranderingen) zichtbaar te maken, plaatsen we tussen de beginbalans en de
eindbalans een mutatiestaat, welke de toe- of afname weergeeft per balanspost. Deze kolom
van de mutaties wordt opgesplitst in debet en credit toe- of afnames.
Bezittingen staan op debetzijde, dus een toename van bezit wordt gedebiteerd en een
afname van bezit gecrediteerd.
Schulden en EV staan op creditzijde, dus een toename van schuld of EV wordt gecrediteerd
en een afname van schuld of EV gedebiteerd. Met andere woorden: als een debetpost
toeneemt, debiteer je deze in de mutatiekolom. Als een creditpost toeneemt, crediteer je deze
in de mutatiekolom.
Stappen bij het vastleggen van financiële feiten:
1. Welke balansposten worden gemuteerd
2. Welke bedragen worden de balansposten gemuteerd
3. Nemen de balansposten toe of af
4. Worden de balansposten gedebiteerd of gecrediteerd
Soorten financiële feiten:
- Operationele activiteiten: komt voort uit dagelijkse activiteiten, zoals betalen van
loon, ontvangst debiteur, contante verkoop, betalen van interest
- Investeringsactiviteiten: Aanschaf of verkoop van vaste activa (machines, gebouw)
- Financieringsactiviteiten: aantrekken en afstoten van vermogen, zoals
aandelenemissie, aflossen lening, dividenduitkering.
Hoofdstuk 5: Winst- en verliesrekening
WV-rekening: overzicht van opbrengsten en kosten in bepaalde periode
, Het EV dient als indicator van de waarde van de onderneming. Financiële feiten kunnen
gevolgen hebben voor de 3 componenten van het EV, maar dat hoeft niet. Een contante
inkoop van voorraad heeft enkel betrekking op de activa (bank en voorraad), niet op het EV.
Een verkoop (met winst) heeft wel invloed op het EV, namelijk op het ‘Resultaat boekjaar’.
- Als operationele activiteiten invloed hebben op EV, is dat op het ‘Resultaat boekjaar’
- Als financieringsactiviteiten invloed hebben op EV, is dat op Gestort Vermogen (GV)
via een aandelenemissie, of op Reserve (R), via een dividenduitkering (onttrekking).
- Investeringsactiviteiten hebben helemaal geen invloed op het EV.
Het verschil in EV= Winst/verlies (=wijziging balanspost ‘Resultaat boekjaar’) + stortingen
(=wijziging balanspost GV) – onttrekkingen (=wijziging balanspost reserve (R)).
Onder resultaat verstaan we de winst of verlies uit operationele activiteiten. Winsten en
verliezen zijn het verschil tussen opbrengsten en kosten, waarin opbrengsten de toenamen
zijn van het EV uit operationele activiteiten en kosten de afnamen daarvan. Het resultaat
wordt dus alleen bepaald door operationele activiteiten en dus niet door aandelenemissie of
dividenduitkering. Het verkoopresultaat wordt bepaald door verkoopactiviteiten en door
betalingen van loon en interest (operationele activiteiten).
Nettowinst wordt berekend door de brutowinst (= opbrengst verkopen – inkoopprijs vd
verkopen) minus betalingen aan interest en loon (=bedrijfskosten).
Aan het eind van het boekjaar staat de winst over gehele jaar gecumuleerd op de balanspost
‘Resultaat boekjaar’, waarna het totaalbedrag overgezet wordt op de post Reserve. Dan kan
besloten worden een deel van de post R als dividend uit te keren (winstverdeling). Dividend
is dus ook geen kostenpost, maar winstbestemming.
Op de WV-rekening staan opbrengsten credit en kosten debet, omdat door opbrengsten het
EV toeneemt en het EV staat credit op de balans. Omdat de WV-rekening betrekking heeft op
een periode wordt het resultaat het perioderesultaat genoemd. De WV-rekening vormt dus
als het ware een tussenstap voor het boeken van de opbrengsten en kosten op de balanspost
‘Resultaat boekjaar’.
Hoofdstuk 6: Grootboekrekeningen en de kolommenbalans
Grootboekrekening: overzicht van alle mutaties van een bepaalde balanspost of van een post
op de WV-rekening die zich gedurende een bepaalde boekingsperiode voordoen. Net als op
een mutatiestaat wordt het begin- en eindsaldi bijgehouden op de grootboekrekening.
1. Rekeningen van bezit: bijv. Bank (eindsaldo komt debet op eindbalans)
2. Rekeningen van schuld: bijv. Crediteuren (eindsaldo komt credit op eindbalans)
3. Rekeningen van EV: bijv. ‘Resultaat R2021’, GV of R (eindsaldo komt credit, vaak
via R2021 op Reserve op eindbalans)
4. Resultaatrekeningen of hulprekeningen van EV: Specificatie / uitsplitsing van de
verschillende opbrengsten en kosten voor de post ‘Resultaat boekjaar’: opbrengsten
verkopen – inkoopprijs verkopen – loonkosten – huur/interestkosten – onderhoudskosten)
Kolommenbalans: samenvattend overzicht van de saldi van alle activa, passiva, kosten en
opbrengsten in een boekingsperiode. Activa en passiva worden met haar eindsaldi van de
saldibalans overgezet naar de balans (=balansrekeningen), terwijl kosten en opbrengsten van
de saldibalans worden over gezet naar de WV-rekening (= resultaatrekeningen). Op de WV-
rekening wordt vervolgens de tussenstap gemaakt met het boeken van de opbrengsten en
kosten om daarmee het eindsaldo voor ‘Resultaat boekjaar’ te berekenen voor op de balans.