Kernthema’s van Bestuurs- &
Organisatiewetenschap
Iedere college draait om de bureaucratie en een alternatief
De debatten van Organisatie en Bestuur:
Rationeel/Bureaucratisch VS Sociaal/humanistisch management
Fredrick Taylor Elton Mayo
Rond 1900 Rond 1930
Bureaucratisch model VS De bureaucratische praktijk
Weber Bureaucratiestudies Robert Merton
Eind 19e eeuw Rond 1950
Omgeving bepaald VS Omgeving zelfgemaakt
Mitzberg Karl Weick
1970 1980
Rationeel/bureaucratisch (structuur) VS Culturele sturing
Bureaucratie VS Postbureaucratie
College 1
B&O: Aanvullende perspectieven
Bestuur: Organisatie:
Dicht op bestuurders, beleidmakers, Dicht op managers, professionals,
overheid… uitvoerders (praktijkgericht)
Macro: het systeem, het grote plaatje Meso/micro: interne organisatie, mens +
Richting: wat we willen zijn sores
Voorschrijvend en normatief: hoe ’t zou Inrichting hoe we ’t doen
moeten werken Beschrijvend en begrijpen: hoe ’t feitelijk
werkt
Beide kanten zijn nauw betrokken (1 pot nat)
10 stellingen
1. Organisaties zijn knooppunten in de samenleving en in ons leven
Organisaties zijn overal, je bent altijd op een of andere manier afhankelijk van een organisatie, je hele
leven
Macro en micro bekeken
Op straat lopen we langs elkaar heen, in organisaties komen we elkaar tegen
Ons sociaal leven is altijd geregeld door organisaties
Organisaties zijn dus knooppunten of de spil waar alles op draait: zij ordenen onze contacten,
reguleren onze dag, regeren on leven…
, 2. De rol als spil in de samenleving is in de afgelopen eeuw alsmaar toegenomen: wij leven in
een ‘organisatie-samenleving’
Organisaties zijn cruciale knooppunten, bepalend voor wie wij zijn en wat we doen (1) en die rol is
alleen maar toegenomen (2), maar…
Wat weten we nou helemaal van organisaties en hun werking?
3. Wij weten over het algemeen geen moer van organisaties en hun werking
Want georganiseerd leven is vaak volkomen vanzelfsprekend dat we het niet meer zien.
En verborgen achter een gouden muur
Al die organisaties hebben er baat bij om te voorkomen dat wij gaan nadenken over hun functioneren
4. Organisaties zijn overal, maar wij zie ze niet of krijgen ze niet te zien
5. Werk kan saai zijn, maar werkende mensen bestuderen is juist niet saai
6. Nederlanders (en zelfs studenten KBO) denken dat het om je privéleven draait, maar in
praktijk draai het (minstens evenzeer) om je werk
Privé belangrijker? Misschien, maar waarom werken we dan zo har?
Werk = geld + spullen
= identiteit + status
= uitdaging + betekenis (bijdragen aan de maatschappij)
= sociaal netwerk (deelnemen aan de maatschappij)
= plezier + geluk
Depressie is vaak werk gerelateerd: pesten, werkdruk, baanonzekerheid, etc. We stellen ons
privéleven vaak in dienst van ons werk.
7. Het fenomeen ‘organisatie’ is (net als ‘bestuur’) niet eenduidig. Het is van alles tegelijk… orde
én waarde… proces én product…
Een definitie voor organisatie is dus lastig, maar een antwoord ‘kan’ zijn:
Organization happens when people work together to accomplish some desired end state or goal. It
can happen through intentionally designed activity, spontaneous improvisation, or some combination
of the two, but always depends upon coordinated action. The coordination of human interests and
activities can range from simple tot he massive complex, and it’s goals from the mundane tot he
exotic.
Dus vaststaand ding/ ‘product’? of een proces? Allemaal. Het is niet essentieel of het begrip te
kunnen definiëren.
8. Elke ordening (historisch, theoretisch, thematisch) van het gebied B&O is per definitie
onvolmaakt en onvolledig en dus een tikje willekeurig
Collegethema’s KBO
‘Rationele’ versus ‘humanistische’ sturing 1900-1940, ‘60
De formele versus informele organisatie ’50 - ’60
Organisatie en omgeving ’60 – ‘70
Structuur versus cultuur ’80 – ‘90
Bureaucratie versus postbureaucratie ’90 tot nu
,Bestuur (management)
De B-lijn De O-lijn
Scientific management Bureaucratiestudies
‘Humanistisch’ management besluitvormingsstudie
Cultuurmanagement en zelfsturing Contingentietheorie, institutionele
Postbureaucratie en verandermanagent theorie/ enactmenttheorie
Organisatiecultuur, macht en politie, en
identiteit
Paradigmastrijd in de organisatiewetenschappen
Managerialistisch
Positivistisch Constructivistisch
(organisatie als (organisatie als sociale
rationeel systeem) constructie/leefwereld
Kritisch afstandelijk
Positivisme vs constructivisme
De ‘positivist’ gaat uit van een objectief bestaande, en objectief te observeren werkelijkheid (een
wetenschapper ‘meet’ de ‘objectieve’ kenmerken).
De ‘constructivist’ gaat uit van een werkelijkheid die door mensen wordt geconstrueerd (een
wetenschapper bestudeert hoe mensen hun wereld interpreteren en construeren)
Managerialisten vs critici
‘Managerialisten’ richten zich op de vraag hoe organisaties effectiever zijn te bestuderen (zij hebben
dezelfde belangen en belangstelling als managers).
‘Critici’ blijven op kritische afstand en schrijven over, in plaats van voor, management en organisaties.
Vaak zijn zij ook partijdig door sympathie voor wie wordt ‘gemanaged’, waarbij sommigen een
organisatie neerzetten als instrument van onderdrukking/ overheersing.
9. Theorie is de landkaart, niet het landschap
Theory, or any other truth claim, ‘… works by making sense of times and situations for readers and
audiences but, because this always involves rhetoric, it is a matter of words, not worlds; of maps, not
territories, and of representations, not realities.‘
De theorie is niet de werkelijkheid, het is het perspectief van dat persoon (olifant voorbeeld)
10. Wees verschillig
Kern college:
In grote lijnen wat het vak Kernthema’s van Bestuurs- en Organisatiewetenschappen inhoudt
Dat KBO een algemene basis legt voor bestuurs- en organisatiewetenschappelijk denken
, College 2 De opkomst van de organisatie-samenleving & ‘de
bureaucratie’
Bureaucratische beheersing Humanistische beheersing
Scientific management (Taylor) Human Relations School (Maya)
Science of Administration (Fayol) Revisionisme (McGregor e.a.)
Organisatie is een rationeel ontworpen, Organisatie is een sociaal verband
efficiënte machine: beheersing van waarin mensen de doorslag geven:
formele aspecten beheersing informele aspecten
Vastleggen regels en procedures (motivatie, groepsprocessen)
(standaardisatie) en taken & posities Taakverbreding/ verrijking, decentraal/
(differentiatie) participatief i.p.v. hiërarchisch
Mensbeeld: theorie X (dus: Mensbeeld: theorie Y (dus: sociaal
prestatieloon) beleid)
Harde sturing door dwang, controle, Zachte sturing door inspraak,
straf participatie
Management is een technische Management is een sociale vaardigheid
vaardigheid
Geschiedenis van de organisatie in een notendop
Van kleine bedrijfjes naar Big Business
Begin 19e eeuw Kleine bedrijven van Kleine productie voor lokale
baaseigenaar markten
1850 – 1930 Opkomst Grote bedrijven onder leiding Massa productie voor grote
1930 – 1970 Bloei van professionele bestuurders markten: ‘Big Business’
1970 – nu ‘Nieuwe’ organisatie? (niet log, Maatwerk voor decentrale
niet-star) markten
Van moeder die dekblad sorteert, zoon stript omblad, vader maakt bosjes naar PDK machines,
bosjesmaken, persen, keren en drogen, alles in 1 machinegang.
Kenmerken organisatie van de 20e eeuw: ‘Big Business’
Snelle, forse groei en dus grote gebouwen, veel personeel etc.
En grote complexe organisaties met verregaande differentiatie van taken
Horizontale en verticale integratie van de markt: samenwerking, fusies en overnames tussen
concurrenten (horizontaal) en tussen leveranciers, producenten en distributeurs (verticaal)
en, daardoor, het ontstaan van conglomeraten: ondernemingen actief in diverse markten
Aangedreven doordat eigenaren minder persoonlijk risico lopen: bedrijven extern
gefinancierd (banken, beurs)
Oligopolie: markt beheerst door enkele ondernemers
Minder de ‘onzichtbare hand van de markt’, meer de zichtbare hand van het management:
‘managerial revolution’
Industriële revolutie
Van landbouw industrie verstedelijking versnelling
Opkomst kapitalistisch systeem met kapitaalbezitters en arbeiders
De versnelling werd versterkt door de opkomst van het kapitalistisch systeem met kapitaal bezitters
en arbeiders. De ordening van de samenleving werd om gehusseld. De adel betekende steeds minder
en lagere klassen kregen een kans om zich omhoog te werken.