Week 1
Literatuur
Vermogensrecht:
Het vermogen zijn alle op geld waardeerbare rechten en plichten die iemand heeft. Dit bestaat uit
zowel activa (eigendom, vorderingen) en passiva (schulden).
Objectieve vermogensrecht: Alle regels die onderdeel van een vermogen kunnen zijn van de
subjectieve rechten, want het gaat om objectief ofwel alle erkende rechtsnormen ofwel alle regels
Subjectieve vermogensrecht: Een aan een bepaald persoon toekomend recht dat deel uitmaakt van je
vermogen zoals een eigendom van een huis dat komt je toe en het huis is een vermogen. Je kunt dit
onderscheiden in objectieve vermogensrechten namelijk goederen- en verbintenissenrecht, deze
hebben eigen onderdelen maar blijven onlosmakelijk verbonden.
Goederenrecht:
Persoon-goed relatie. Je kunt je rechten op goederen tegenover iedereen roepen (derde werking).
Vandaar dat het ook wel een absoluut of goederenrechtelijk recht is. Het goed is van jou dus kan je je
er tegenover iedereen op beroepen. Het is een dwingend recht
Verbintenissenrecht:
Persoon-persoon relatie. Je kunt je rechten enkel beroepen tegenover degene met wie je de verbintenis
bent aangegaan, want voor andere mensen is dit niet relevant. Vandaar dat het een
relatief/verbintenisrechtelijk recht is, hierbij komt de schuldeiser een persoonlijke vordering toe. Het is
een aanvullend recht, want in hun verbintenis mogen ze van de wettelijke bepalingen afwijken door
bijvoorbeeld zelf iets anders af te spreken.
Derden:
Een buitenstaander, ieder die niet bij de overeenkomst betroken is. Dus als X en Y een overeenkomst
aangaan, zijn alle andere behalve X en Y derden. Of als je een goed koopt dat X van Y heeft gestolen,
dan ben je ook een derden want je weet nergens van af. Je bent dus een buitenstaander van de situatie.
Net als bij eigendomsrecht is ieder, behalve jij, derden.
Schakelbepaling:
Buiten de schakelbepaling, zijn er andere soort dat ervoor zorgt dat andere wetsbepalingen worden
ingeschakeld door te zeggen dat ze overeenkomstig van toepassing zijn. Zoals als in boek 4 iets staat
over erfpacht, dan moet er in boek 3 gekeken worden naar een betekenis van iets.
Art 3.59 (word)t algemeen) + Art 6:216 (specifiek wordt algemeen)
Verbintenis
“Een vermogensrechtelijke verhouding tussen 2 partijen krachtens welke de 1 is gerechtigd tot een
gedraging die de ander verplicht is t.o.v. hem te verrichten”
Betekenis: Het recht van de 1 op een prestatie waartoe de ander verplicht is. Eigenlijk als je het goed
zou lezen zou bovenstaande zin in juridische taal zijn ‘de bevoegdheid van de schuldeiser op een
prestatie waartoe de schuldenaar verplicht is’.
Vermogensrechtelijke relevantie: de verbintenis moet zich bezighouden met de rechten en plichten.
3 elementen verbintenis:
Boek 3, Titel 11 BW
Art 3:296 BW
,Vorderingsrecht:
Het is relatief aangezien je erop kunt beroepen tegenover 1 persoon en niet tegenover iedereen. Het is
zowel in enge als in ruime zin te bekijken. In enge zin heeft de schuldeiser de bevoegdheid om dingen
te eisen. In ruime zin gaat het ook om het idee dat er een verplichting tegenover staat van de
schuldenaar.
Uitwinbaarheid en draagplicht:
Uitwinbaarheid gaat erom dat als iemand niet aan zijn verplichting voldoet, dan mag je het gaan
verhalen op zijn vermogen. Evenals is er een draagplicht voor de debiteur ofwel degene die uitwinbaar
is. Die voelt het in zijn vermogen dat het wordt afgenomen van hem?
Verbintenissen:
Verbintenissenrecht: Het objectieve recht dat verbintenissen regelt. Als je je rechten als schuldeiser
aan een verbintenis ontleent dan wordt het een subjectief recht.
Bron: Wet, want verbintenissen kunnen enkel voortvloeien uit de wet (Art 6:1 BW)
Natuurlijke verbintenis:
Art 6:3 lid 1 BW. Het is rechtens niet afdwingbaar, ofwel het is een vorderingsrecht zonder
rechtsvording en een schuld zonder aansprakelijkheid
Art 6:3 lid 2 BW. Het bestaat uit 2 gevallen die in de wet zijn opgenomen onder a en b
Met morele verplichtingen wordt bedoeld dat de schuldeiser zijn toekomende verplichting moet
nakomen en de schuldenaar moet deze vervulling als nakoming dus voldoening beschouwen.
De afdwingbaarheid kan worden onthouden van wetten zoals spel en weddenschap (Catoochi) of door
een verjaringstermijn (Van Hese/De Schelde)
Als zo’n verbintenis door een rechtshandeling ontstaat, dus dat ze in een overeenkomst dit afspreken
bijvoorbeeld. Dan is het een beoogd rechtsgevolg dus rechtshandeling. Hierbij is er dan sprake van een
gentlemen’s agreement of convenant
Rechtsgevolgen natuurlijke verbintenis:
Algemeen
Art 6:4 BW
De normale bepalingen van overeenkomsten zijn van toepassing.
Geen onverschuldigde betaling
Art 6:203 BW
Er is geen betaling zonder rechtsgrond. Dus er mag niet beroept op worden tegen de
schuldenaar
Geen schenking of gift
Onverplichte rechtshandeling
Verrichten van een rechtshandeling is onverplicht als het uit een natuurlijke verbintenis komt
om die uit te voeren, in de zin van Pauliana?
Niet verrekenen
Art 6:217 lid 2 BW
De schuldeiser kan niet de vordering verrekenen, want een vereisten van een vordering is dat
het afdwingbaar is. Aangezien een natuurlijke verbintenis niet afdwingbaar is, kan de
vordering niet verrekend worden. Het voldoet dan niet aan de eisen van de vordering
Omzetten civiele verbintenis
Art 6:5 BW
Ze mogen het omzetten in een civiele, afdwingbare verbintenis
Het verliest de verbintenis zijn natuurlijke karakter en wordt het civiel
Versterking mogelijk
Kan door derden of schuldenaar, dit kan door borg te stellen of door een recht te vestigen.
Er komt een tweede recht bij naast de natuurlijke dus nu heb je bijvoorbeeld ook het recht op
borgtocht of het recht op een goed
,Hoorcollege 14-11
Systematiek Burgerlijk wetboek:
Boek 1: personen- en familierecht Personenrecht
Boek 2: rechtspersonen Personenrecht
Boek 3: algemeen vermogensrecht Vermogensrecht
Boek 4: erfrecht Personen/vermogensrecht
Boek 5: zakelijk recht (goederenrecht) Vermogensrecht
Boek 6: algemeen verbintenissenrecht Vermogensrecht
Titel 1 + 2 = algemeen
Titel 3+ 4 = onrechtmatige daad en verrijking
Titel 5 = uit overeenkomst
Boek 7: bijzondere overeenkomsten Vermogensrecht
Boek 7a: maatschapen bruikleen (bijzondere overeenkomsten) Vermogensrecht
Boek 8: verkeersmiddelen en vervoer Vermogensrecht
Boek 10: internationaal privaatrecht Internationaal privaatrecht
Boeken in het vermogensrecht zijn gelaagd, want alle andere boeken (6/7/7a/8/9) bouwen voort op
boek 3. Dit is het basis boek, het algemene, de andere zijn hieruit ontstaan. Boek 6 is voortgevloeid uit
boek 3 maar vormt ook weer enige basis voor het bijzonderdere boek 7. Hierdoor krijg je vaak het
geval dat je van boek 3 naar 6 naar 7 moet.
Geschiedenis van het Burgerlijk Wetboek:
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1588-1795)
Dit is de periode van de Gouden eeuw. Hierbij was er sprake van een juridische lappendeken, de 8
gewesten en de afzonderlijke steden hadden eigen recht. Het was een lappendeken aangezien
gewoonte recht bijvoorbeeld werd aangevuld met Room-Hollands recht
Bataafse Republiek/Gemenebest (1795-1806)
Er was een Franse eenheidsstaat. Ze wilden van de lappendeken afkomen, dus werd de commissie van
Twaalf (1798) opgericht. Dit was een poging tot codificatie, waar een geheel van de lappendeken werd
gemaakt. Er zou meer gecentraliseerd worden, dus uniform, maar de autonomie van rechters en
deelstaten namen hierdoor wel af. Toch is dit niet gelukt, maar er was wel een begin.
, Napoleon (1806-1813)
Napoleon was in het koninkrijk Holland de koning, maar Nederland was nog steeds een lappendeken.
Vandaar heeft Napoleon het ‘wetboek Napoleon, ingericht voor het koninkrijk Holland’ (1809)
ingevoerd. Dit is de aangepaste versie van code Napoleon, want hij wilde het in Nederland anders
doen. Het idee erachter was dat burgers zelf hun rechten en plichten moesten kennen, denk aan het
verlicht denken en machtscentralisatie. Maar in 1810 werd Nederland een onderdeel van Frankrijk,
waardoor we de Franse Code Civil (=Code Napoleon) terugkregen (1807).
Onafhankelijke Nederlanden (1813)
Napoleon is verslagen, dus Nederland is vrij. Er is een eigen koninkrijk gecreëerd. Het ging van
vorstendom (1813), naar verenigd koninkrijk (1815) naar koninkrijk (1830) – der Nederlanden. Lijkt
op het land dat we nu kennen. De Code Civil uit Frankrijk is nog steeds van toepassing, maar het was
kwam niet helemaal tot zijn recht. We moesten ons eigen Hollandse wetboek hebben. In 1814 was er
een codificatiecommissie door Willem I, maar pas na de onafhankelijkheid van België (1830) lukte dit
pas echt. Het was lastig om vast te stellen welke richting we op wilden met het BW, wat grotendeels
op het Code Civil is gebaseerd.
Oude Burgerlijk wetboek volstaat niet meer
De systematiek klopte niet meer, net als de inconsistente terminologie, wat veel onderwerpen niet
regelde. Ofwel de inconsistente terminologie is dat het lastige woorden waren en zonder systeem.
Iedereen hoort het gecentraliseerde recht toe te passen, volgens het BW, maar dit gebeurt in deze tijd
niet meer. Rechters gingen zelf rechtspreken, dus de taakverdeling van wetgever en rechter werd
hierdoor ook willekeurig. Vandaar dat er een nieuw BW is gemaakt, die wel weer impact zou hebben
en zou worden toegepast.
Nieuwe Burgerlijk wetboek
Eduard M. Meijers heeft dit ontworpen. Het is een Leidse hoogleraar die na de WOII (1947) een
nieuw BW heeft ontworpen. Maar dit is enkel het begin, de basis, want hij is plots overleden in 1954.
Waarna het is opgepakt door anderen, in samenwerking. Dit ging echter mis want de
coördinatieprobleem en vertragingen waren het gevolg
Opbouw en uitgaven:
1970 Boek 1
1976 Boek 2
Het leek erop dat het vermogensrecht, boek 3 en verdere vertakkingen, realiteit werd door de nieuwe
aandacht in de politiek. Maar in de jaren ’80 bleek dit toch niet zo te zijn want er was sprake van
politieke vertraging (iedereen wilde inspraak). Ook is er veel kritiek op de gelaagde structuur en
nieuwe terminologie, wat leidt tot veel bezwaren. Als laatste is er angst voor de schok voor de
rechtspraktijk en (tijdelijke) rechtsonzekerheid.
1992 Boeken 3 + 5 + 6 + deel 7 (vermogensrecht)
Waarom codificatie van het burgerlijk recht:
Ideologisch
Eigen identiteit, soevereiniteit, nationalisme
Rechtspolitiek
Centralisatie van de macht, ook herbezinnen op taakverdeling wetgever en rechter
Cultureel-filosofisch
Verlichtingsdenken, eenieder moet rechten kunnen kennen, zelf lezen
Praktisch
Zekerheid verschaffen dus geen willekeur, meer onderwerpen regelen
Wetenschappelijk/dogmatisch
Ordeningsgedacht, consistente systematiek en terminologie, alles volgens vaste systeem
opstellen etc met de ordeningsgedachte erachter