Biologie samenvatting 1 t/m 6 + 9 + 10
~ 1. Reageren op je omgeving ~
Als je reageert op je omgeving, werken je zintuigen samen met je zenuwstelsel
en spierstelsel. Als je iets waarneemt gebruik je je zintuigen, deze geven seintjes
af die via zenuwen naar je hersenen gaan. Je hersenen verwerken deze seintjes
en reageren door het afgeven van andere seintjes. Deze seintjes gaan via je
zenuwen naar je spieren, als je spieren zich dan samentrekken kan je iets doen.
Al je zintuigen samen vormen het zintuigenstelsel. In je oren zitten 2 type
zintuigen: gehoorzintuigen en evenwichtszintuigen (veranderingen in
zwaartekracht aanvoelen). In je huid liggen verschillende soorten zintuigen:
warmtezintuigen (reageren wanneer iets warmer is dan je huid),
koudezintuigen (reageren wanneer iets kouder is dan je huid), drukzintuigen
(reageren wanneer er op je huid wordt gedrukt), tastzintuigen (reageren op
lichte aanrakingen van je uit, hoe voorwerpen bijv aanvoelen). Tastzintuigen
liggen in tastknopjes.
Een zintuig is een orgaan dat reageert op invloeden uit de omgeving, zo’n
invloed heet een prikkel. In zintuigen liggen zintuigcellen. Die zijn aangesloten
op zenuwen. Als zintuigen prikkels ontvangen ontstaan in de zintuigcellen
impulsen (soort elektrische signalen). Impulsen worden via zenuwen naar
hersenen geleid.
De kleinste prikkelsterkte die een impuls veroorzaakt, heet de drempelwaarde.
Wordt de prikkel nog sterker, dan neemt de impulsfrequentie toe. De sterkte
van het elektrische signaal is bij een impuls altijd hetzelfde. Elk type zintuigcel
heeft voor elk soort prikkel een bepaalde drempelwaarde. Licht noemen we de
adequate prikkel (een type prikkel waar een zintuigcel speciaal gevoelig voor
is) voor zintuigcellen in je ogen. Voor deze prikkel heeft de zintuigcel een lage
drempelwaarde. Zintuigen kunnen ook niet-adequate prikkels waarnemen.
Hiervoor is de drempelwaarde veel hoger.
Na een voorafgaande sterke prikkel wordt de drempelwaarde hoger. Wanneer
een prikkel enige tijd aanhoudt, ontstaan er in de zintuigcellen soms minder
impulsen, dit heet gewenning.
Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en uit zenuwen. Het
centrale zenuwstelstel bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. De
zenuwen verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen. Je
hersenen verwerken de impulsen die van al je zintuigen afkomen. Daardoor
wordt je je bewust, dan kun je ook bewust reageren. Daardoor ontstaan er
impulsen in je hersenen. Een zintuig reageert op prikkels door impulsen af te
geven. Het zenuwstelsel verwerkt de impulsen die van de zintuigen afkomen en
regelt de werking van de spieren en klieren.
Pijn neem je waar met pijnpunten (uiteinden van bepaalde zenuwen). Er zijn 3
soorten prikkels die pijn veroorzaken: mechanische pijnprikkel = veroorzaakt
door snee of gestoten teen, thermische pijnprikkel = veroorzaakt door hoge of
lage temperatuur, chemische pijnprikkel = veroorzaakt door chemische stof.
, ~ 2. De huid ~
De huid bestaat uit 2 delen: de opperhuid en de lederhuid. De opperhuid
bestaat uit 2 lagen: de hoornlaag (resten dode/verhoornde cellen, beschermt je
lichaam tegen beschadiging/uitdroging/bacteriën) en de kiemlaag (levende
cellen). De onderste laag cellen deelt zich voortdurend, daardoor komen er
steeds nieuwe kiemlaagcellen bij. De kiemlaagcellen daarboven schuiven steeds
op en verhoornen (maken hoornstof). Op sommige plaatsen is de hoornlaag extra
dik, dat noemen we eelt. Door de opperhuid heen steken haren. Een haar is in
de huid omgeven door een haarzakje. In de haarzakjes bevinden zich
talgklieren, die produceren talg (vettig houdt haren en hoornlaag soepel).
In de lederhuid liggen de warmte-, koude-, druk-
en tastzintuigen. Tastzintuigen liggen in
tastknopjes die vlak onder de kiemlaag liggen.
Verder liggen er in de lederhuid zenuwen met
pijnpunten, haarspiertjes, bloedvaten en
zweetklieren. Onder de huid ligt het
onderhuidse bindweefsel. Hierin ligt vet
opgeslagen dat dient als reserve voedsel, vet vormt ook een isolerende laag.
~ 3. De neus en de tong ~
In de neus bevindt zich het reukzintuig. De neusholte is van binnen bekleed met
neusslijmvlies. In het bovenste deel van het neusslijmvlies liggen zintuigcellen
met reukharen.
Elk type reukzintuigcel is gevoelig voor een bepaalde geurstof. Alle
reukzintuigcellen bij elkaar gven een bepaald geurpatroon van impulsen door aan
de reukzenuw.
In het oppervlak van de tong bevinden zich de smaakzintuigen. Over de tong
lopen veel groefjes, aan de zijkanten van die groefjes liggen smaakknopjes. In
de smaakknopjes liggen smaakzintuigcellen. De smaakzintuigcellen kunnen 4
smaken onderscheiden: zoet, zout, zuur en bitter. Bij andere smaken die je
proeft, speelt het reukzintuig een belangrijke rol.
~ 4. De oren ~
Geluiden zijn trillingen in de lucht. De snelheid waarmee geluidstrillingen elkaar
opvolgen, wordt de geluidsfrequentie genoemd, die wordt uitgedrukt in hertz
(Hz). Als de lucht snel trilt, zijn de geluidsfrequentie en toon hoog. Hebben de
trillingen een grote amplitude, dan is het geluid hard. Een geluid dat steeds
hoger wordt, zul je op een bepaald moment niet meer kunnen horen. Welke
toonhoogte dat is hangt af van je leeftijd.
Het volume van een geluid wordt uitgedrukt in decibel (dB). Geluiden vanaf 80
dB kunnen leiden tot gehoorschade en uiteindelijk doofheid. Geluiden vanaf 130
dB veroorzaken hevige oorpijnen.