100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Uitgebreide samenvatting literatuur + beantwoording leerdoelen Diagnostiek €7,89   In winkelwagen

Samenvatting

Uitgebreide samenvatting literatuur + beantwoording leerdoelen Diagnostiek

 18 keer bekeken  0 keer verkocht

Een uitgebreide samenvatting van de verplichte literatuur van het van 4.2C Diagnostiek. De samenvatting is aangevuld met niet verplichte literatuur met een * aangegeven en kennis uit de hoorcolleges om antwoord te kunnen geven op de leerdoelen. Ook staat er in speciale vakjes extra informatie aan d...

[Meer zien]

Voorbeeld 4 van de 83  pagina's

  • 6 november 2023
  • 83
  • 2023/2024
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (4)
avatar-seller
ilsestudent
WEEK 1:
INTERVENTIE, PREVENTIE, ONDERSTEUNEN EN EFFECTIVITEIT
Literatuur:

- NJI (2017). Soorten effectonderzoek
- Marc Delsin & Tom van Yperen. (2017). Wat werkt voor wie? De kracht van N=1 onderzoek
(Hfd. 15). In zicht op effectiviteit: Handboek resultaatgerichte ontwikkeling interventies in de
jeugdsector (pp. 331-356).
- Thijs Tuenter, Bram van den Berg en Inge Bastiaanssen. (2021). Effecten van preventie in het
jeugdveld.
- Catherine M Lee and John Hunsly. (2015). Evidence-Based Practice: Separating Science
from Pseudoscience. The Canadian Journal of Psychiatry, 60(12), 534-540.
- Juffer, Femmie, Bakermans-Kranenbrug, Marian J, van IJzendoorn, Marinus H. (2017).
Pairing attachment theory and social learning theory in video-feedback intervention to promote
positive parenting. Current Opinion in Psychology, 15, 189-194.
- Huber, Anna, McMahon, Catherine A., Sweller Naomi. (2015). Efficacy of the 20 week Circle
of Security intervention: Changes in caregiver reflective functioning, representations and child
attachment in an Australian clinical sample. Infant Mental Health Journal, 36(6), 556-574.

Extra:

- NJI – Werken aan effectiviteit: https://www.nji.nl/effectieve-jeugdhulp/werken-aan-effectiviteit
- NJI – Wat is een jeugdinterventie: https://www.nji.nl/interventies/wat-is-een-
jeugdinterventie#:~:text=Een%20interventie%20is%20een%20theoretisch,aanpak%20is
%20planmatig%20en%20doelgericht.
- iAsk.nl
- Movisie – Evidence-based werken is geen keurslijf

Leerdoelen

WAT IS EEN INTERVENTIE? WELKE SOORTEN VAN ONDERSTEUNING BESTAAN ER
(CATEGORIEËN). WAT ZIJN DE VERSCHILLEN MET BEHANDELING EN
ONDERSTEUNING, GEPROTOCOLLEERDE EN NIET-GEPROTOCOLLEERDE
INTERVENTIES?

Antwoord leerdoel:

Een interventie is een theoretische en praktische weldoordachte, systematische aanpak voor
preventie, ondersteuning en hulp bij specifieke risico’s en problemen.


Verschillende soorten van ondersteuning kunnen de generaties zijn, maar ook de geprotocolleerde vs.
niet-geprotocolleerde vormen van ondersteuning.


*NJI – Wat is een jeugdinterventie


Een interventie is een theoretische en praktische weldoordachte, systematische aanpak voor
preventie, ondersteuning en hulp bij specifieke risico’s en problemen. Kenmerken van
jeugdinterventies zijn:

- De aanpak is planmatig en doelgericht

, - Het doel is het bevorderen van de psychische, sociale, cognitieve of lichamelijke ontwikkeling
van kinderen en jongeren als die ontwikkeling bedreigd of belemmerd wordt.
- De aanpak is gericht op het kind of de jongere, de opvoeders of de opvoedingsomgeving.
- De aanpak is afgebakend in tijd, met een omschreven tijdsduur en frequentie.

WAT IS EFFECTONDERZOEK: WELKE VORMEN BESTAAN ER (DESIGNS) EN WAT
BETEKENEN DE VERSCHILLENDE NIVEAUS VAN EFFECTIVITEIT (BIJV. VAN
YPEREN, NJI)?

Antwoord leerdoel:

Effectonderzoek doet onderzoek naar het effect van een interventie. Er zijn verschillende vormen
van onderzoek om de effectiviteit van een interventie te meten:

- Niet-experimenteel kwaliteitsonderzoek
- Niet-experimenteel veranderingsonderzoek
- Casestudies (N=1 onderzoek)
- (Quasi-)experimenteel onderzoek
- Metastudies

Om te bepalen welke vorm van onderzoek het beste is, zijn er 3 kenmerken van een goed
effectonderzoek: een hoge interne én externe validiteit en een ‘follow-up’.

Om de effectiviteit van een interventie duidelijk te maken, kan het aangeduid worden met een
effectladder. Een voorbeeld is de effectladder van Van Yperen:

- Trede 1: voorwaardelijk
- Trede 2: veelbelovend
- Trede 3: doeltreffend
- Trede 4: plausibel
- Trede 5: werkzaam



NJI - Soorten effectonderzoek


Professionele interventies zijn theoretisch goed onderbouwd en met onderzoek op hun effect getoetst.
Voor dergelijk onderzoek zijn verschillende methoden ontwikkeld:

- Niet-experimenteel kwaliteitsonderzoek  de vraag die centraal staat is wat de kwaliteit
van de interventie is, zonder vergelijking met een andere cliënt of groep bij wie geen of een
andere interventie is toegepast. Deze vorm wordt in de praktijk vaak uitgevoerd.
o Voorbeelden: hoe tevreden zijn de cliënten, in welke mate zijn de doelen van de
interventie bereikt, in welke mate voldoet de interventie aan kwaliteitsstandaarden,
welk percentage van de deelnemers haakt af
- Niet-experimenteel veranderingsonderzoek  kenmerken van de cliënt worden voor en na
de interventie gemeten. Het verschil tussen deze meetmomenten geeft een eerste indicatie
van de effectiviteit van de interventie. Een bijzondere variant hierop is veranderingsonderzoek
waarvan de uitkomsten worden vergeleken met een externe norm (ook wel ‘normgerelateerd
veranderingsonderzoek). Dit soort studies kunnen belangrijke eerste aanwijzingen leveren
voor de effectiviteit van interventies.
o Voorbeeld normgerelateerd veranderingsonderzoek: de resultaten van het nieuwe
trainingsprogramma worden vergeleken met de uitkomsten van experimenteel




Extra uitleg normgerelateerd onderzoek

Normgerelateerd onderzoek is het vooraf (voorafgaand aan het implementeren van een
interventie) bepalen van normen en dan via gegevensverzameling na afloop concluderen of de

, effectonderzoek bij soortgelijke trainingsprogramma’s die als ‘bewezen effectief’ te
boek staan.
De laatste jaren ontstaan er varianten waarbij er gezocht wordt naar een verband tussen de
uitkomsten in een groep en bijvoorbeeld:
o De duur van de interventie (geldt de regel: hoe meer contacten, hoe beter de
resultaten?)
o Het soort activiteiten dat in het kader van de interventie bij iedere cliënt afzonderlijk is
uitgevoerd (zijn kinderen beter af als hun ouders huiswerkopdrachten hebben
gemaakt?)
o De demografische kenmerken van de groepsleden (heeft de interventie minder of juist
meer effect bij cliënten in een achterstandsbuurt?)
Als een dergelijke studie bedoeld is om vooraf voorspelde verbanden te toetsen, dan spreekt
men van het zogeheten 'Veranderingstheoretisch onderzoek'. Dat kan sterke aanwijzingen
opleveren voor de effectiviteit van een interventie, zeker als verschillende studies consistent
dezelfde verbanden aantonen.
- Casestudies (N=1 onderzoek)  dit is een aparte vorm van veranderingsonderzoek.
Kenmerkend is dat de toestand van 1 onderzoeksobject (bijv. een kind, ouder, leerkracht,
school, wijk) op verschillende momenten wordt beschreven. Dit wordt gedaan voor en tijdens
de interventie en wanneer er veranderingen optreden. Meestal wordt dit meerdere keren
gedaan. Een variant hierop is een herhaalde casestudie, daarin toets de onderzoeker de
resultaten uit een eerdere studie door het onderzoek te herhalen bij nieuwe gevallen. Als het
dan dezelfde resultaten oplevert, is dat een sterk bewijs voor de effectiviteit.
- (Quasi-)experimenteel onderzoek  de interventie waar het onderzoek over gaat (de
experimentele conditie) wordt vergeleken met een andere interventie of met een groep waarbij
geen interventie is toegepast (controlegroep). In het ideale geval zijn de proefpersonen
willekeurig verdeeld over de experimentele- en de controlegroep. Zo’n onderzoek is een
‘randomized controlled/clinical trail’ (RCT). Het komt soms ook voor dat bij groep X
interventie A is toegepast en bij groep Y interventie B, dit noem je quasi-experimenteel
onderzoek.
- Metastudies  zetten resultaten van verschillende studies op een rij. Zo wordt duidelijk of
een interventie over het algemeen wel of niet effectief is.

Welk onderzoek is beter?
Goed effectonderzoek vertoont 3 kenmerken:

- Een hoge interne validiteit  het onderzoek moet zo zuiver mogelijk het effect van de
interventie vaststellen, zonder allerlei storende invloeden. 'Randomized controlled trials'
voldoen vaak aan dit criterium.
- Een hoge externe validiteit of representativiteit  de onderzoekssituatie is dan een
betrouwbare afspiegeling van de toepassing van de interventie in de praktijk. Casestudies en
niet-experimenteel onderzoek hebben vaak dit kenmerk.
- Een 'follow-up'  de effecten moeten niet alleen direct na het beëindigen van de interventie
gemeten zijn, maar ook in de periode daarna, om te bezien of de resultaten beklijven.


*NJI – Werken aan effectiviteit


Tom van Yperen en Jan Willem Veerman hebben een kader opgesteld om de effectiviteit van een
interventie te beoordelen. Deze kent 5 niveaus van bewijskracht die aangeven hoe effectief een
interventie is. Hieraan voorafgaand, als het ware op niveau 0 van de effectladder, is er sprake van een
interventie die ‘in de hoofden’ van de uitvoerders zit.

, - Trede 1: voorwaardelijk  de interventie staat op papier. De aandacht gaat vooral uit naar
het doel van de interventie, de doelgroep, de aanpak en de randvoorwaarden voor de
uitvoering.
- Trede 2: veelbelovend  hier gaat het om een aannemelijk verhaal dat de interventie kan
werken. Als daarbij gerefereerd wordt aan algemeen aanvaarde en met onderzoek
ondersteunde theorieën komt de interventie nog sterker te staan.
- Trede 3: doeltreffend  het meten vormt de kern van deze trede. Er zijn cijfers beschikbaar
die bijvoorbeeld laten zien dat de doelgroep wordt bereikt, waarom sommige cliënten
voortijdig afhaken, dat de cliënten tevreden zijn, dat de doelen van de interventie worden
gerealiseerd of dat er positieve veranderingen zijn op een relevante uitkomstmaat.
- Trede 4: plausibel  Als een onderzoek is bedoeld om vooraf voorspelde verbanden te
toetsen, bijvoorbeeld tussen de duur van de interventie en de uitkomsten in een groep, dan
spreekt men van 'veranderingstheoretisch' onderzoek. Als zo'n voorspelling uitkomt, kun je
spreken van goede aanwijzingen voor effectiviteit.
- Trede 5: werkzaam  wanneer de gemeten verbetering is toe te schrijven aan de gebruikte
interventie. Op deze trede is er sprake van een goed omschreven, theoretisch onderbouwde
en in de praktijk getoetste aanpak, waarbij bovendien is aangetoond dat de interventie beter is
dan 'geen interventie' of 'een andere interventie'. Daarvoor is een vergelijking nodig met een
controlegroep die geen hulp heeft ontvangen of die de interventie niet gekregen heeft maar
wel een ander aanbod.

WANNEER IS EEN INTERVENTIE EVIDENCE-BASED EN/OF EFFECTIEF EN WAAR
KIJK JE DAN NAAR? WAT IS HET VERSCHIL TUSSEN THEORETISCH ONDERBOUWD
OF EMPIRISCH ONDERBOUWD?

Antwoord leerdoel:

Een interventie is evidence-based als deze wordt ondersteund door wetenschappelijk onderzoek,
consistente bevindingen uit meerdere onderzoeken en populaties aantoont, is gepubliceerd in
peer-reviewed tijdschriften, zich houdt aan gevestigde richtlijnen en een consensus onder
deskundigen heeft die de effectiviteit ervan ondersteunt.
Effectiviteit verwijst naar de mate waarin een interventie de beoogde resultaten in de praktijk
bereikt.

Bij theoretische onderbouwde interventies, wordt er alleen naar de theorie gekeken en is het nog
niet verder in de praktijk onderzocht. Bij empirische onderbouwde interventies is er alleen naar de
analyse van de resultaten gekeken en wordt er geen rekening te houden met de bijpassende
theorie.



Lee – Evidence-Based Practice: Separating Science From Pseudoscience


Evidence-Based Practice (EBP)
In de psychiatrie wordt al heel lang de nadruk gelegd op het belang van wetenschappelijk bewijs. De
vraag bij interventies blijft bestaan: wanneer is er bewijs dat het echt werkt.

1 model voor het kiezen van psychotherapieën is vergelijkbaar met het model dat gebruikt wordt voor
het evalueren van medicijnen: stel methodologische criteria op voor het evalueren van studies, maak
lijsten van behandelingen die aan deze criteria voldoen en promoot deze behandelingen. Deze manier
werd gebruikt om empirically supported treatment (EST) te genereren. ESTs vereisten voldoende
onderzoek (meerdere RCTs) om als werkzaam geclassificeerd te worden. Men zou verwachten dat
iedereen nu ESTs zou gaan gebruik in de praktijk, maar dit bleek niet zo te zijn. Critici hebben hun

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ilsestudent. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,89. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67474 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€7,89
  • (0)
  Kopen