100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting 'Het beginsel van de minste pijn' - Loonheffingen €6,49
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting 'Het beginsel van de minste pijn' - Loonheffingen

2 beoordelingen
 546 keer bekeken  41 keer verkocht

Uitgebreide samenvatting van het boek 'Het beginsel van de minste pijn'.

Voorbeeld 4 van de 44  pagina's

  • Ja
  • 13 december 2017
  • 44
  • 2017/2018
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (1)

2  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: ybourazma1 • 2 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: EvaaaFiscaalRecht • 3 jaar geleden

avatar-seller
sterre1909
Samenvatting ‘Het beginsel van de minste pijn’
Hoofdstuk 1 Algemeen
Paragraaf 1.1 De loonheffingen

Loonheffingen = Heffingen naar het loon die bij de bron daarvan worden geheven.
- Belastingen en premies ingevolge socialeverzekeringswetten.
- Worden geheven bij degene die het loon betaalt.

In Nederland kennen we de volgende loonheffingen:
1. Loonbelasting
2. Premie volksverzekeringen
3. Premies werknemersverzekeringen
4. Inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge de Zorgverzekeringswet

Paragraaf 1.2 Oorsprong en geschiedenis van de loonbelasting
Paragraaf 1.2.1 De oorsprong: de bedrijfsbelasting van 1894
De oorsprong en geschiedenis van de loonbelasting in Nederland houdt nauw verband met de wijze
waarop in ons land inkomstenbelasting wordt geheven.

De bedrijfsbelasting was gebaseerd op het bronnenfictiestelsel. Dit hield in dat belasting werd
geheven over het inkomen dat men bij fictie geacht werd in een jaar te genieten. Dit
bronnenfictiestelsel staat tegenover het reële stelsel.
- Op grond van het reële stelsel wordt voor wat betreft de maatstaf van heffing aangesloten bij
het daadwerkelijk in een jaar genoten inkomen.

De belastingplichtigen moesten zelf aangifte doen, waarna vervolgens aan hen een aanslag
bedrijfsbelasting werd opgelegd.

Paragraaf 1.2.2 De Wet IB 1914
De bedrijfsbelasting en vermogensbelasting werden in 1914 vervangen door de Wet IB 1914. Net als
bij de bedrijfsbelasting moesten de belastingplichtigen zelf aangifte doen, waarna door de inspecteur
een aanslag inkomstenbelasting werd vastgesteld.

Paragraaf 1.2.3 De Indische wortels van de Nederlandse loonbelasting
Het beginsel van de minste pijn liet in Nederland voor het eerst echt van zich spreken in 1934, toen in
de Nederlands-Indische Volksraad werd gedebatteerd over het invoeren van een loonbelasting in
Nederlands-Indië.
 Het was in het uitgestrekte Nederlands-Indië namelijk vrijwel ondoenlijk om succesvol
inkomstenbelasting te heffen.
 Het minder democratische gehalte van de politieke besluitvorming maakte het makkelijker een
nieuwe heffing in te voeren.
 Op deze wijze kon ervaring met het heffen van loonbelasting worden opgedaan.

De werkgever was voor de Indische loonbelasting de belastingplichtige. Hij moest de belasting over
het loon berekenen, waarbij hij bevoegd was deze op het loon van de werknemer in te houden.
- De maatstaf van heffing was het loon dat werkgevers verschuldigd waren of uitkeerden aan
binnen Nederlands-Indië woonachtige werknemers.

Paragraaf 1.2.4 Geboorde van de ‘aanspraak’: de reparatiewetgeving van 1936
Met ingang van 1 mei 1937 werd in de Wet IB 1914 het aansprakenregime neergelegd zoals we dat
tot op de dag van vandaag kennen.
De hoofdregel werd dat aan de dienstbetrekking ontleende aanspraken op uitkeringen tot het loon
worden gerekend. Daarop werd vervolgens – toen nog – uitsluitend een uitzondering gemaakt voor
pensioenaanspraken.

Paragraaf 1.2.5 Het voorontwerp van 1939
In het kader van een algehele belastingherziening werd onder andere voorgesteld in Nederland een
loonbelasting in te voeren.
De geschetste vorm van loonbelasting is nooit ingevoerd. Redenen zijn de spanningen op het
Europese continent en het later uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.

,Paragraaf 1.2.6 Het Besluit op de Loonbelasting 1940
Tot het daadwerkelijk invoeren van een loonbelasting kwam het onder de Duitse bezetting. Op 1
januari 1941 trad het Besluit op de loonbelasting in werking. Deze loonbelasting was naar Duits model
opgezet.
Het was een voorheffing op de inkomstenbelasting en kon daarmee dan ook worden verrekend.
 De heffing vond plaats door middel van inhouding op het loon.

Paragraaf 1.2.7 Serieuze stappen op weg naar coördinatie: de Belastingherziening 1953
Belangrijke herziening van het Besluit op de Loonbelasting 1940. Doel:
1. Deze herziening vloeide voort uit de wens de loonbelasting en de premieheffing meer op
elkaar af te stemmen.
2. De heffing van de verschillende socialeverzekeringspremies werd onderling gecoördineerd.

Paragraaf 1.2.8 De Wet op de loonbelasting 1964
De Wet LB komt grotendeels overeen met het Besluit van 1940. Het karakter van de loonbelasting
bleef onveranderd dat van een voorheffing van de inkomstenbelasting.
- Op het punt van de begrippen ‘werknemer’ en ‘werkgever’ werden verdere stappen gezet.
- De reikwijdte van de loonbelasting werd fors uitgebreid door hierin de mogelijkheid vast te
leggen om loonbelasting te heffen over lijfrenten en andere aan de inkomstenbelasting
onderworpen periodieke uitkeringen.

Paragraaf 1.2.9 De Tweeverdienerswetgeving
Deze herziening behelsde hoofdzakelijk een wijziging van de tariefstructuur. Zo werden de
tariefgroepen waarbij het van belang was of men een gehuwde vrouw dan wel een gehuwde man was,
afgeschaft en vervangen door tariefgroepen die los stonden van de sekse of huwelijkse staat.

Paragraaf 1.2.10 De Oort-wetgeving
Bij de belastingherziening 1990 werd de tariefstructuur van de loon- en inkomstenbelasting
vereenvoudigd doordat het aantal tariefschijven drastisch werd verminderd.
De manier waarop de premie volksverzekeringen werd geheven, werd vrijwel volledig afgestemd op
die van de loonbelasting.
- De loonbelasting en premie volksverzekeringen worden gezamenlijk onder de titel
‘loonheffing’ geheven.
- Voor zover de premie volksverzekeringen tot die datum van de werkgevers werd geheven,
kwam deze in het vervolg ten laste van de werknemers.

Paragraaf 1.2.11 De herziening van 1997
Vanaf 1 januari 1997 werd de eindheffing bij wijze van specifieke loonsomheffing in de Wet LB
opgenomen.
Ook werd de mogelijkheid gecreëerd om voor de loonbelasting vrijwillig in dienstbetrekking te gaan.

Paragraaf 1.2.12 De Belastingherziening 2001
De wijzigingen op grond hiervan waren veruit het meest ingrijpend op het punt van de
inkomstenbelasting.
Voor wat betreft de loonsfeer was de meest principiële wijziging dat de mogelijkheid voor werknemers
om beroepskosten in aftrek te brengen, kwam te vervallen.

Over de hele linie werden de tarieven verlaagd en de belastingvrije sommen werden vervangen door
heffingskortingen.

Paragraaf 1.2.13 De WALVIS-wetgeving: integratie van de loonheffingen
De WALVIS-operatie had als doel de loonbelasting en de premieheffing beter op elkaar af te stemmen
en berustte op een viertal wetten.
- Zo is met deze wetgeving voor wat betreft het loonbegrip voor de premieheffing principieel bij
dat van de loonbelasting aangesloten.
- De wijze waarop de premies werknemersverzekeringen worden geheven is volledig
afgestemd op de regels die op dat punt voor de loonbelasting gelden.
- Nieuw is de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge de Zorgverzekeringswet.

,Sinds 2006 worden de loonbelasting, de premie volksverzekeringen, de premies
werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge de Zorgverzekeringswet
gezamenlijk de loonheffingen genoemd.

Paragraaf 1.2.14 De Paarse krokodil
Wijzigingsplan ‘Paarse krokodil’. Kenmerkend voor deze vereenvoudigingen was dat tot uitgangspunt
werd genomen het voorkomen van ‘irritaties’ die de administratieve lasten voor de
inhoudingsplichtigen met zich meebrengen.

Paragraaf 1.2.15 De Wet uniformering loonbegrip
Daarbij zijn de meeste verschillen tussen de verschillende loonbegrippen verdwenen. Bovendien werd
op grond van deze wet alle premies werknemersverzekeringen en de bijdrage Zvw rechtstreeks van
de werkgevers geheven waarbij voor al deze heffingen eenzelfde grondslag geldt.

Paragraaf 1.2.16 De werkkostenregeling
Met ingang van 1 januari 2011 is de werkkostenregeling ingevoerd, zij het met een ruime
overgangsregeling. Met ingang van 1 januari 2015 geldt de werkkostenregeling voor alle
inhoudingsplichtigen.

Uitgangspunten:
- Het loonbegrip voor de loonheffingen is aangepast.
- Alle wettelijke bepalingen inzake vrije vergoedingen en verstrekkingen zoals deze van kracht
waren, incl. de daarop berustende uitvoeringsbepalingen, zijn komen te vervallen.
- De regels voor de waardering van loon in natura zijn aangepast.
- Vergoedingen en verstrekkingen kunnen onder voorwaarden door de inhoudingsplichtige als
eindheffingsloon worden aangewezen.
- Bepaalde vergoedingen en verstrekkingen die onder de eindheffing worden gebracht zijn
‘gericht vrijgesteld’ en tellen daardoor feitelijk niet mee voor de 1,2%-toets.

Paragraaf 1.3 De ambivalente loonbelasting
Het uitgangspunt van de loonbelasting is dat het een bronbelasting is die wordt geheven op basis van
dezelfde draagkrachtbepalende factoren als de inkomstenbelasting.
 Op deze wijze kan de loonbelasting als voorheffing van de inkomstenbelasting dienen en ook
als eindheffing.

Beginsel van de minste pijn = Belasting wordt geheven op zodanige wijze dat dit in psychisch opzicht
zo weinig mogelijk pijn veroorzaakt.

Uitgangspunt van LB als voorheffing op de IB = De inhoudingsplichtige is gerechtigd de verschuldigde
LB op de werknemer te verhalen (art. 27 lid 1 Wet LB).
Uitzonderingen:
- Formele zin = Eindheffing van art. 27a Wet LB.
 De eindheffing is verschuldigd door de inhoudingsplichtige en kan niet op de werknemer
worden verhaald.
- Materiële zin = Tweetal situaties die zich in de praktijk met grote regelmaat voordoen:
 Het komt regelmatig voor dat werkgevers en werknemers zogenoemde
nettoloonafspraken maken.
 Wanneer aan de inhoudingsplichtige een naheffingsaanslag wordt opgelegd, blijft de LB,
tegen de oorspronkelijke bedoeling daarvan in, voor rekening van de inhoudingsplichtige.

Ambivalente karakter van de LB = Enerzijds is deze belasting bedoeld als subjectieve voorheffing op
de IB die ten laste moet komen van de werknemer. Anderzijds neemt het aantal situaties toe waarbij
deze heffing formeel en feitelijk voor rekening van de inhoudingsplichtige komt.

Vlaktax = Een heffingspercentage waarbij individuele draagkracht geen rol meer speelt.

, Paragraaf 1.4 De relatie van de loonbelasting met de inkomstenbelasting
Paragraaf 1.4.1 De loonbelasting als voorheffing op de inkomstenbelasting
Paragraaf 1.4.1.1 Voorheffing versus eindheffing
Voorheffing = LB wordt geheven over het loon en kan worden verrekend met een aanslag IB (art. 9.2
Wet IB).

Eindheffing in materiële zin = Een aanslag IB en daarmee de verrekening van de LB blijft achterwege
(art. 9.4 Wet IB)
 De LB verliest feitelijk het karakter van een voorheffing op de IB.
 Als de LB als voorheffing toereikend is om de verschuldigde IB te voldoen.

Eindheffing in formele zin = LB wordt in een bepaald aantal in de Wet LB limitatief opgesomde
situaties door middel van eindheffing geheven (art. 27a Wet LB).
 Het betreffende loonbestanddeel wordt aangemerkt als eindheffingsbestanddeel (art. 31 Wet
LB).
 Dergelijke loonbestanddelen zijn vrijgesteld voor de IB (art. 3.84 lid 1 Wet IB).

Gevallen verplichte aanslag IB:
- De verschuldigde IB overtreft het voorheffingssaldo met meer dan €45.
- Voor of in de loop van het kalenderjaar is een voorlopige teruggaaf vastgesteld.
- De belastingplichtige heeft binnen een bij ministeriële regeling te stellen termijn aangifte
gedaan (aanslag op verzoek, art. 9.4 Wet IB).
 Een aanslag op verzoek leidt tot een teruggaaf als de voorheffingen de verschuldigde
belasting met meer dan €14 te boven gaat.

Paragraaf 1.4.1.2 De loonbelasting als zelfstandige heffing
De LB vervult ten opzichte van de IB een zelfstandige rol = De vraag of heffing van LB plaatsvindt is
niet afhankelijk van de vraag of IB zal worden geheven.
- Zo is het mogelijk dat aan heffing van IB niet wordt toegekomen omdat de termijn van 3 jaar is
overschreden waarbinnen een aanslag IB moet zijn opgelegd (art. 11 lid 3 AWR) = Aan
verrekening van LB wordt niet toegekomen, eindheffing in materiële zin.
- Bepaalde inkomensbestanddelen worden voor de LB als loon gezien, terwijl deze voor de IB
als winst uit onderneming moeten worden aangemerkt.
 De geheven LB kan in zo’n situatie wel worden verrekend.

Paragraaf 1.4.1.3 Het verrekenen van loonbelasting met inkomstenbelasting
Alleen geheven LB kan als voorheffing worden verrekend. Ingehouden LB wordt in beginsel als
geheven LB aangemerkt.
Inhouden = Het van een brutobedrag van het loon afzonderen van een bedrag met het oogmerk dat
op de aangifte als LB af te dragen.

Twee mogelijkheden hoe een werknemer kan weten of de inhoudingsplichtige het oogmerk had om
het bedrag dat deze op zijn loon in mindering heeft gebracht als LB af te dragen =
1. Dit oogmerk bestond bij de inhoudingsplichtige. De werknemer kan verrekenen.
2. De werkgever had dit oogmerk niet, maar de werknemer kan toch verrekenen mits hij te
goeder trouw is.
 De werknemer meende en ook bij inachtneming van de door hem, gelet op de
omstandigheden, te betrachten zorgvuldigheid redelijkerwijze mocht menen dat de
werkgever aan zijn verplichting tot inhouding zou voldoen.

De LB die door middel van een naheffingsaanslag wordt geheven wordt als geheven beschouwd. Het
maakt daarbij niet uit of de naheffingsaanslag aan de inhoudingsplichtige is opgelegd, dan wel aan de
werknemer.
Van geheven LB wordt ook gesproken als de inhoudingsplichtige de LB heeft voldaan, ook zonder dat
sprake is geweest van inhouding en zonder dat hem ter zake een naheffingsaanslag is opgelegd.

Paragraaf 1.4.2 Verschillen op het punt van het heffingssubject
Heffingssubjecten voor de LB zijn volgens art. 1 LB:
- Werknemers of hun inhoudingsplichtige.
- Artiesten, beroepssporters en buitenlandse gezelschappen.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper sterre1909. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 56326 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€6,49  41x  verkocht
  • (2)
In winkelwagen
Toegevoegd