H40 Lichaamsbouw van dieren
pagina 925 t/m 950
H40.1 Weefsels en communicatie
De bouw van het lichaam wordt beperkt door een aantal
factoren. Waar rekening mee moet worden gehouden is:
- kracht
- diffusie
- beweging
- warmte(behoud)
Omdat elke cel toegang moet hebben tot nutriënten,
zuurstof enzovoort, is er in de meeste dieren tussen de
cellen de interstitial fluid. Daarnaast is er vaak ook nog
sprake van een circulatoire vloeistof, ook wel bloed, wat
samen met de interstitial fluid zorgt voor de benodigde
stoffen voor een cel.
Cellen zijn georganiseerd waardoor het een weefsel
vormt. Een weefsel is een groep cellen met dezelfde
functie. Weefsels zijn georganiseerd dat het een orgaan
vormt. Een orgaan bestaat uit weefsels met verschillende functies.
Er zijn vier hoofdtypen van dierlijk weefsel:
- epitheel
- steun
- spier
- zenuw
epitheelweefsels bedekken de buitenkant van het lichaam en de lichaamsholtes. De
functies zijn vaak bescherming tegen blessures, uitdroging en pathogenen
Soort Voorkomen Functie Bijzonder
Kubisch Nieren, kliercellen Secretie x
Cilindrisch Bekleed darmwand Secretie of actieve x
absorptie
Eenlagig plat Bloedvaten, longblaasjes Opname en afgifte van x
stoffen
Meerlagig plat Huid, mond, anus en vagina Beschermlaag x
Pseudogelaagd cilindrisch Eerste deel luchtpijp Secretie slijm Bevat cilia voor het
verplaatsen van mucus.
Is enkellaags! Bevat
cellen van verschillende
lengte die niet allemaal
het lumen halen.
Overgangs- Binnenzijde van de Meerekken met de blaas x
urineblaas
, Steunweefsel:
De steunweefsels bestaan uit veel verschillende typen cellen, en hebben altijd een extracellulaire matrix.
Steunweefsel wordt gevormd uit het mesoderm.
Soort Voorkomen Functie Matrix
Los Bijna overal in het Bindt epitheel aan andere Collagene vezels, reticulaire vezels en
lichaam weefsels, houdt organen op hun elastische vezels
plek
Vezelig Pezen en ligamenten Spieren aan bot binden en bot Collagene vezels
aan gewrichten
Bot Skelet Stevigheid Gemineraliseerde matrix van collagene vezels.
* Osteoblasten scheiden collagene vezels uit,
die samen met calcium, magenesium en
fosfaat de extracellulaire matrix vormen. Bot
ontstaat uit osteoblasten (botbouwers) &
osteocyten (cyt = cel), osteoclasten zorgen
voor de botafbraak.
Kraakbeen Vezelig; gewrichten en Sterk en flexibele versteviging Collagene vezels in een
tussenwervelschijven eiwit-koolhydraatcomplex
Hyaline; hele lichaam (chondroitinesulfaat).
Elastisch; huig en oor
*Als chondroblasten (de bouwers van het
complex) geheel omgeven worden door
matrix dan differentiëren zij tot
chondrocyten.
Vet Onder de huid, rondom Isolatie en energie Speciaal soort los steunweefsel. Vetcellen
organen verspreid door matrix
Bloed Bloedvatenstelsel Gas-uitwisseling, afweer, Plasma bestaande uit water, zouten en
bloedstolling opgeloste eiwitten en daarin bloedcellen.
* Bloed vormt zich uit hemocytoblasten;
lymfocyten, leukocyten en erytrocyten.
Deze verschillende weefsels en organen moeten aangestuurd worden. Dit gebeurt d.m.v.
endocrine communicatie of n eurale communicatie.
- endocrine communicatie werkt d.m.v. hormonen die afgescheiden worden aan het
bloed en alleen cellen met de bijbehorende receptoren reageren hierop. De effecten
duren vaak lang.
- neurale communicatie werkt d.m.v. neurotransmitters die worden doorgegeven via
axonen en werken via één pathway. De effecten duren vaak kort.
H40.2 Feedback en Homeostase
Een hele hoop dingen moeten geregeld worden in je lichaam. Veel van die dingen kunnen
maar bij een bepaalde temperatuur of bepaalde hoeveelheid werken. Dit wordt gereguleerd
door feedback.
Een dier wat zijn interne milieu laat beïnvloeden door het externe milieu (koudbloedig
bijvoorbeeld) noem je een conformer. Een dier wat zijn interne milieu in staat houdt terwijl
het externe milieu veranderd, noem je een regulator. Let wel op dat lang niet alles van een
, conformer wordt geconformeerd. Een koudbloedig dier moet wel nog een bepaalde
hoeveelheid suiker in zijn bloed hebben, onafhankelijk van de waarde in het externe milieu.
Het in staat houden van zo’n waarde binnen bepaalde grenzen heet Homeostase. Het gaat
er niet om dat de variabele exact de waarde houdt, maar wel dat deze binnen de grenzen
blijft. Denk maar aan je lichaamstemperatuur (<38o en >35o).
Alle deze processen die binnen de homeostase vallen worden gereguleerd door feedback:
een grenswaarde wordt ingesteld, wanneer de variabele boven of onder de grenswaarde
komt, wordt de verandering een stimulus en deze wordt waargenomen door een sensor.
Een controle centrum wordt door de sensor geactiveerd wat zorgt voor een respons.
Er zijn twee typen feedback:
- positieve feedback zorgt voor het vergroten van de stimulus en dus het vergroten
van de respons, waardoor de reactie blijft lopen. Dit heeft als doel een proces te
voltooien.
- negatieve feedback zorgt voor het verkleinen van de stimulus en dus het
terugbrengen van de variabele binnen de grenswaarden.
De grenswaarden van een homeostase kunnen veranderd worden. Veel van deze
verandering noem je regulated changes en zijn gereguleerd door het lichaam, zoals de
extreme hormoonwaarden tijdens de puberteit. Daarnaast zijn er cyclic changes welke vaker
voorkomen en ook worden geregeld door het lichaam, zoals de maandelijkse
menstruatiecyclus. Nog zo’n cyclus is het circadiaanse ritme, een set veranderingen
binnen 24 uur. Hierdoor wordt er een verandering in lichaamstemperatuur en hoeveelheid
melatonine gereguleerd. De laatste vorm van verandering noem je acclimatiseren. Dit
proces wordt niet in gang gezet door je lichaam, maar door een verandering van het externe
milieu. Het proces houdt in dat door een verandering van buitenaf er binnen in op aangepast
wordt. Bijvoorbeeld een eland die een berg oploopt. Het zuurstof daalt en dus de pH in z’n
bloed stijgt. Hierdoor zorgt zijn lichaam voor meer terugresorptie in de nieren voor een
lagere pH.
H40.3 lichaamstemperatuur
Het behouden van een lichaamstemperatuur binnen bepaalde grenzen noem je
thermoregulatie. Dit gebeurt bij zowel endotherme als bij ectotherme dieren. E
ctotherme
dieren zijn vooral afhankelijk van warmtebronnen in de omgeving en regelen hun
lichaamstemperatuur d.m.v. gedrag. Door bijvoorbeeld in de schaduw of juist de zon te gaan
zitten. Ze kunnen hierdoor vaak minder eten omdat ze anders te veel opwarmen.
Endotherme dieren zijn afhankelijk van warmte gegenereerd door metabolisme.
Veel dieren hebben een (redelijk) constante lichaamstemperatuur (homeotherm) maar
poikilotherme dieren hebben een gevariëerde lichaamstemperatuur, afhankelijk van de
omgeving. Let op dat niet elke Ectotherm poikilotherm is. Daarnaast hebben ectotherme
dieren vaak een hogere temperatuur dan endotherme dieren.
Het regelen van de lichaamstemperatuur
(thermoregulatie) hangt af van vier factoren:
- straling