Samenvatting literatuur tentamen De Ondergang – deeltentamen 2.
Van der Boom – Hoofstuk 11: Gewust?
Na onderzoek van diverse dagboeken is duidelijk geworden dat er een tijdens de Bezetting een breed
gedeelde inschatting bestond van het ‘Oosten’ . Echter kan je hieruit niet opmaken of men wist van
de Holocaust, omdat ‘weten’ impliceert dat er sprake was van zekerheid en dat was in oorlogstijd
moeilijk te verkrijgen. Het is dus mogelijk dat de tijdgenoot wel een voorstelling van het lot van de
Joden had, maar dit niet beschouwde als kennis. Al wisten de mensen van Mauthausen, verhongering
en ziektes in getto’s of vergassing van bejaarden en zieken, wou dit nog niet zeggen dat ze ook wisten
van de Holocaust zoals wij hem nu kennen. Om te achterhalen wat men wist over de Holocaust moet
het opgesplitst worden in:
- Wat men dacht dat de intentie van de Duitsers was
- Hoe deze intentie in de praktijk gebracht werd
- Hoe zeker men hierover was
- In hoeverre men zich de werkelijkheid kon voorstellen
- In welke mate men zich die werkelijkheid wou voorstellen.
Intentie
Wat de intenties betreft onderscheiden de tijdgenoten 3 mogelijkheden:
1. Tewerkstelling werd niet gelooft als belangrijkste drijfveer van de deportaties. Voor
productief werk hoefde je niet naar Polen en dan zouden ook geen zieken en bejaarden
gedeporteerd worden.
2. Deportatie In 1942 verstond men onder deportatie het wegvoeren van burgers bij wijze van
straf. Hierbij ging men uit van gedwongen emigratie.
3. Uitroeiing groot deel van dagboekschrijvers gingen er vanuit dat de Duitsers de intentie
hadden om de Joden te vermoorden. Wel wisselden de invulling hiervan; sommige spraken
over vernietiging van Jodendom, anders uitroeiing van Joden uit NL, maar meeste gingen uit
van genocide.
Dit stond niet op zichzelf, omdat de Duitsers keer op keer dreigden met uitroeiing en
vernietiging. In totaal zag vrijwel niemand het als een onschuldige onderneming. Hierop
reageerde vele Joden met zelfmoord of onderduiken wat aangeeft dat de tijdgenoten
begrepen dat er genocidale intenties achter de deporaties zaten.
Methode: moord
Hoewel wij aan uitroeiing de concrete methode moord verbinden, deden de tijdgenoten dit niet
perse. Niet iedere dagboekschrijver schreef specifiek over de behandeling en omstandigheden daar,
maar van diegene die het wel deden overwoog een groot deel de moord van Joden in het Oosten,
maar wel in diverse varianten.
- Moord van Joden door experimenten
- Moord door massa-executie
- Moord door vergassing dominante verhaal. Dit was gelinkt aan de Duitse
euthanasiepraktijk. Maar; als de tijdgenoot al geloofde dat er Joden vergast werden, dan
hoefde hij daar niet de conclusie aan te verbinden dat het via de ons bekende procedure zich
voltrok.
Men kon zich het doel wel voorstellen, maar niet het middel.
Methode: werk
De tijdgenoten dachten dat de gedeporteerd Joden in meerderheid tewerkgesteld werden; de
vernietiging zou plaatsvinden door werk. Het werk nam wel diverse vormen aan; van slavernij tot
verhalen over lood-, kwik- of zwavelmijnen waar men in korte tijd het loodje legden en je dus
eigenlijk kunt spreken van moord. Zo werd de deporatie onderdeel van een onbegrijpelijke reeks van
,gebeurtenissen waarvan niemand wist wat de uitkomst was. Ons idee van de Holocaust die alle
andere gebeurtenissen overschaduwd was toentertijd niet heersend. Dit kwam omdat ze andere
gebeurtenissen overschatte maar vooral omdat zij de ernst van de deportaties onderschatten omdat
zij het element dat de Joodse deporatie uniek maakte – moord bij aankomst – miskenden.
Vernietiging
In literatuur over dit onderwerp is er sprake van een dichotomie:
- Of men geloofde het vrijwel onschuldige verhaal van de Duitsers
- Of men kende, grofweg, de werkelijkheid.
Dat men zelfmoord pleegde, onderdoken of vluchtten betekend niet dat zij de werkelijkheid kenden
zoals veelal gedacht wordt, maar dat zij de toekomst somber inzagen.
Kennis?
De tijdgenoten hadden dus een beeld van het lot van de Joden: zware dwangarbeid met veel tot
doden tot gevolg, maar in hoeverre zij dit beeld betrouwbaar achtten kun je in twijfel trekken.
Dagboekschrijvers erkenden niet met zekerheid te kunnen stellen wat er eigenlijk gebeurden. Het
idee dat de Joden het zwaar zullen hebben, maar deels overdreven en verzonnen zouden zijn kreeg
ook veel aandacht. De misdaad van de Holocaust was zo groot en bizar dat de bewijslast te zwaar was
voor vele informatiebronnen. Je kunt spreken van een paradox. Dat Duitsers Joden haatten en hen in
Polen goed zullen behandelen was niet voor te stellen, maar massaexecuties en vergassing direct na
aankomst was ook niet plausibel.
Onvoorstelbaarheid
Berichten over de Holocaust stuitten dus op een obstakel: de onvoorstelbaarheid van een industrieel
georganiseerde genocide. Discriminatie, dwangarbeid en een vernietigingsoorlog in de SU was
denkbaar, maar honderdduizenden onschuldigen die door een moordmachine werden vernietigd was
moeilijk te geloven. Een kamp waar men moest werken en woonden was denkbaar, maar een plek
waar men bij aankomst direct werd vermoord kwam simpelweg niet bij men op. Anderzijds was men
zich ervan bewust dat het voorstellingsvermogen van ‘normale mensen’ niet gemeen genoeg was om
de situatie in te schatten.
Slot
De gewone Nederlander was tijdens de Bezetting niet op de hoogte van de Holocaust door het
ontbreken van heldere, frequente en gezaghebbende informatie. De illegale pers sprak wel
regelmatig over uitroeiing en vernietiging, maar die hadden niet de lading die ze nu hebben. De
gewone Nederlander wist niks, maar vermoedde wel van alles. Die verwachting viel binnen een
duidelijk kader: enerzijds door de werkelijkheid van Auschwitz die onvoorstelbaar was en anderzijds
verwachtten het ergste, niet het ondenkbare wat een industriële moord is. Dit betekent niet dat ze de
leugen van reguliere arbeidsinzet geloofde; dat was de andere kant van het kader. Niemand zag de
deporatie van de Joden als een onschuldige operatie waarbij ze het slecht zouden hebben en er op
langer termijn ook doden zouden vallen. Hoe slecht ze het hadden en hoeveel doden er zouden
vallen en op welk termijn was allemaal onzeker.
Van der Boom – Hoofdstuk 12 – Gedrag: de logica van gehoorzaamheid
Het inzicht dat de tijdgenoten niet wisten dat de Joden werden vergast, geeft begrip over waarom de
Nederlandse maatschappij niet in verzet kwam tegen de vervolging die zij wel verafschuwde en veel
omstanders en slachtoffers bleven gehoorzamen.
Onderduik: twijfel
De Joden hadden weinig keus, maar dat gold niet voor iedereen. De handelingsvrijheid was beperkt,
maar niet nul. Indien dit zo was hadden alle Joden zich hetzelfde gedragen en dat was niet het geval.
, Voor de onderduikende dagboekschrijvers was de bereidheid tot onderduiken de beslissende factor
die hen de bevrijding deed halen en die bereidheid sprak niet vanzelf.
Onderduik: afwijzing
Sommige Joodse dagboekschrijvers wezen onderduiken welbewust af. Diverse redenen worden
aangedragen waarom onderduiken, ondanks aandringen van vrienden, werd afgewezen. Anderen
overwogen het niet eens. Onder de slachtoffers bestond de wijdverbreide twijfel over de wijsheid van
onderduik of vlucht.
Voorbereiding op deportatie
Veel Joden accommodeerden waarbij hun ingepakte rugzak een treffend symbool vormt. Deze rugzak
staat voor de veronderstelling dat deporatie waarschijnlijk onvermijdelijk was en kon worden verzacht
door de instructies van hogerhand te volgen. Daarnaast lag hierin een gedeeld belang van Joden en
Duitsers: Duitsers wilden blijkbaar ook dat de Joden daarginds een goede deken zouden hebben en
behoorlijke werkschoenen.
Angst voor straf
Er zijn diverse redenen aan te dragen waarom men niet onderdook of vluchtten; familie niet in de
steek willen laten, opzien tegen gevangenschap of het gevaar waaraan ze eventuele helpers
blootstelden en sommige zagen onderduiken als laf. Desondanks was het grootste gevaar de angst
voor straf. Dit raakt een cruciaal belang van de inschatting van het Oosten: de inschatting dat
deportatie wellicht de dood betekende, maar op termijn. Doodwerken kost immers tijd en het was
maar de vraag of de Duitsers deze tijd hadden. Onderduiken vormde een gevaarlijke gok; als het goed
ging was je beter af dan een gedeporteerde, maar als het fout ging was je wellicht wel slechter af en
kwam je terecht in een strafkamp zoals Mauthausen. Het was dus denkbaar dat de overlevingskansen
van deportatie beter waren dan die van onderduik. Joden kozen veelal voor risicomijdend dan
risicovol gedrag: wie niet wist wat te doen koos veelal voor gehoorzamen wat dan weer een
sneeuwbaleffect had op het grootste gedeelte van de Joden. Het feit dat Joden geen zekerheid
bezaten over het lot dat hun in het Oosten wachtten is onmisbaar voor een verklaring van hun
gedrag. Ze handelden vanuit de gedachte dat op verzet een straf stond en op medewerking een
premie. Ze gehoorzaamde omdat zij zich niet realiseerden dat er ‘erger’ was.
Omstanders
Het is denkbaar dat dit gebrekkige begrip van de gevaren van deporatie eveneens een rol speelde in
de houding van omstanders. Hierbij zal ook de invloed van antisemitisme een rol hebben gespeeld.
De verzuiling zal hierbij ook een rol gespeeld hebben, want een verplichting jegens onbekende zal
weinig voorgekomen hebben. Je voelt je allereerst verantwoordelijk voor geestverwanten, dus de
mensen uit eigen zuil. Antisemitisme bestond en dit zal ongetwijfeld solidariteit in de weg hebben
gestaan. Daar staat tegenover dat de Joden nadrukkelijk werden gezien als Nederlanders en
onschuldig en de vervolgers als verdorven en barbaars. De gehoorzaamheid van de omstanders kwam
dus niet voort uit instemming met het Duitse project, maar uit een gevoel van machteloosheid.
Wanneer het aankwam op het bieden van een onderduikadres moesten de onderduikgevers kosten
en baten afwegen en voelde dit als een ingewikkeld vraagstuk. Evenmin als de slachtoffers hadden de
omstanders een idee over de gevolgen van onderduik enerzijds en deportatie anderzijds.
Redders
Tijdgenoten zagen onderduik als een optie met voor- en nadelen, voor alle betrokkenen en niet zoals
wij het nu zien: als een morele plicht. Vandaar dat zij vonden dat ze zelf ook eisen mochten stellen
zoals een goede relatie met de onderduiker of een redelijke betaling. Doordat cruciale informatie
ontbrak kon een kleinigheid bepalen dat zij iemand geen onderduik boden. Dit verklaart waarom
mensen die zeer met de slachtoffers meeleefden, toch kozen voor gehoorzaamheid.
Medeplichtigen