Samenvatting DM2 tentamen
Thema’s dit blok:
- Staat, burgers en maatschappij (Scott)
- Nationalisme (Anderson)
- Kapitalisme, globalisering en ongelijkheid (Li)
Volgend blok (blok 3):
- Etnografie van rampen en wederopbouw (Adams)
Wat is historisch comparatieve sociologie?
Het historiseren van global-local processen. Een comparatieve benadering van sociale
veranderingsprocessen in historisch perspectief.
- Lokaal-historische ontwikkelingen in een wereldwijde context;
- Vergelijking vanuit ‘cases’ en diversiteit (bijv. local articulation of global processes → dit
doe Li heel sterk in haar boek: hoe kapitalisme wereldwijd op verschillende manieren
vorm krijgt);
- Problematiseren van vergelijkingen tussen ontwikkelingen in het westen en het
niet-westen;
- Benadrukken van onderlinge verbanden (dus niet verschillen!) tussen Noord en Zuid →
afhankelijkheidsrelaties, contrasten, samenhang.
→ Denk aan waar de tekst vandaan komt, waar auteurs hun informatie vandaan halen en
sociale feiten op het moment van schrijven.
De 3 kernpunten van vergelijkende sociologie en antropologie:
1) Het probleem van ongelijkheid (klasse, status, macht) (Li)
2) Het probleem van cohesie (samenwerking, solidariteit, herverdeling,
verbindingen/relaties tussen mensen, conflicten, vertrouwen, sociaal kapitaal)
(Anderson)
3) Het proces van rationalisering (toenemende dominantie door technologische,
bureaucratische, calculerende en professionele regimes) (Scott)
Scott - Seeing Like a State (19 pagina’s)
Scott - Seeing Like a State
→ Bouwt voort op Europe and the People without History (Eric Wolf). Eric Wolf:
- Historische benadering: samenlevingen zijn onderhevig aan processen.
- Vergelijkende/comparatieve benadering: alles is interconnected →
globaliseringsprocessen bestaan al meer dan duizend jaar.
- Kritisch op vooruitgangs- en ontwikkelingsdenken: enerzijds omdat ontwikkeling ook
altijd verliezers produceert, anderzijds omdat samenlevingen niet allemaal hetzelfde
traject volgen.
Wolf onderscheidt grofweg 3 tijdsvakken:
, 1) Period 1: industrialisatie → general theory focused on the west (19th - 20th century).
- There was a broad orientation, with a main focus on developments in Central Europe.
- There was some attention to developments outside of Europe as well, but only in
comparison to the west.
- Europe was a model; it was being used to teach evolution and stages of development.
- Anthropologists at that time: ‘armchair’ scholars.
- Examples: Karl Marx and Max Weber.
→ Echoes of period 1 in contemporary discussions:
- Criticisms of globalization, the free market, (neo)liberalism → these are echoes from
Marx.
- The ‘Calvinist/Protestant work ethic’ → these are echoes from Weber.
- Ideas on ‘backward’ civilizations or minorities, who just need to ‘catch up’ → these are
echoes from Morgan.
2) Period 2: dekolonisatie → regional specialists (mid-20th century - 1980s). Er komen
meer regionale case-studies en gespecialiseerde onderzoekers (op een bepaald gebied).
Specialisatie onder academici.
- There came a growing interest in the non-west between the 1960s and 1980s, with a
strong emphasis on country and regional specialities.
- Anthropologists started doing more empirical research (field work, case studies).
- Separation of different disciplines, such as history, anthropology, sociology (Eric Wolf
talks about this period in his book).
- Example: Anderson.
→ Echoes of period 2 in contemporary discussions:
- ‘Multicultural’ debate in the Netherlands until 2001: migrants were entitled to preserve
their ‘own culture’.
- ‘Bubble Economy’: the rise of Asia (China and Japan in particular) as a world power: fear
of Asia ‘overtaking’ the west.
- Area studies programs and departments at universities: Middle Eastern Studies, African
Studies, Asian Studies etc.
3) Period 3: building theory by comparing case studies (1980s - now). Came during the late
20th en 21st century.
- There was a renewed interest in the comparative approach.
- More knowledge about the non-west from an historical perspective.
- There came an increase in scholars from the global South.
- There came more criticism of the binary of west versus non-west.
- Example: our books in DM2.
In deze cursus gaan we casussen vergelijken, bijv. issues on gender, development etc. Je
vergelijkt verschillende perspectieven en visies. Ook Adams komt hierop terug: een break-up
tussen west en oost. Dus in deze cursus stellen we het definiëren van oost en west ter discussie:
hoe zie je in Hurricane Catrina’s gevolgen zaken terug die je ook ziet in het ‘oosten’? Bij Adams
gaan we niet per se rampen zelf bestuderen, maar de gevolgen van een ramp. De ramp zelf krijgt
weinig aandacht, maar meer wat voor effecten ze hebben. Hoe maken we het beter?
,The Historical Comparative Approach
We kijken niet alleen naar verschijnselen zelf, maar hoe er naartoe is gebouwd (verleden) en
hoe het zich vanaf dan gaat ontwikkelen (toekomst): historische antropologie. Long-term
transformations → things are dynamic; they are a temporary result of historical processes.
Hoe zie je de historisch comparatieve benadering terug in de auteurs die we gaan lezen?
- Theoretische analyse aan de hand van concrete veranderingen;
- Aandacht voor de relatie tussen veranderingen in kleine gemeenschappen (micro-level)
en op hoger niveau - bijv. regionaal, nationaal, mondiaal (macro-level);
- Vergelijkingen trekken met het oog op lange termijn veranderingen;
- Begrijpen van interdependence (afhankelijkheid) van fenomenen door te kijken naar
hun onderlinge relaties - bijv. tussen klasse en etniciteit, leeftijd en gender etc.
Hoe zie je (historische) comparatieve antropologie terug in Scott?
- Bepaald uitgangspunt, daarin kun je drie historische gronden lezen. In de inleiding legt
hij dit al uit.
- Hoe de staat zich legitimeert. Vergelijkt casussen. Hij kijkt naar overeenkomsten en
verschillen.
- Algemeen patroon over wat de staat doet met de mensen. En hoe ze uniek zijn in hun
historische context.
- Historische parallellen trekken, maar tegelijkertijd: geschiedenis is nooit hetzelfde. Wat
maakt de staten waaronder wij leven uniek en wat voor overeenkomsten hebben we in
onze geschiedenissen?
Aanleiding voor het boek: why is the State often the enemy of people that move around
(=nomaden)?
→ Ze zijn een problematische groep: lastig te controleren, niet te reguleren, moeilijk te
categoriseren.
(Dit was het begin van Scott’s boek. Het idee dat de staat altijd overal controle over probeert te
hebben. Hieruit kwam zijn boek voort.)
Rode lijn in Seeing Like a State
- Perspectief van onderaf: kijken naar staten vanuit de mens/het volk zelf.
- Kijken door de ogen van mensen → proberen te verplaatsen in de mens en de wereld
begrijpen via het gewone volk. Extra focus op het verzet van onderaf tegen elites en de
staat.
→ Het gaat niet per se om openbaar, grootschalig verzet, maar het komt er wel subtiel in voor.
- ‘Recht doen aan een klasse die niet voldoende voor zichzelf kan spreken.’
- Hij gaat voorbij aan de steden. Hij focust op kleine boeren (peasants). Herwaardering
van agrarische/rurale bestudering (i.p.v. stedelijk/urbaan onderzoek).
- Hij kijkt naar de (potentiële) negatieve gevolgen van staatsvorming.
- Scott heeft ook allerlei persoonlijke motieven. Hij is misschien wel allergisch voor
staatsmacht. Hier verzet hij zich tegen.
Achtergronden van Scott
- Scott leefde sterk tussen twee werelden in en viel altijd buiten de menigte.
, - Bijv. Quakers: hier is Scott door beïnvloed. Was een afsplitsing van het
dominante gedachtengoed van het protestantisme.
- Hij raakte betrokken bij armoede, maar was tegelijkertijd hoog opgeleid etc.
- Eerst een focus op politieke wetenschappen, later is hij verschoven naar de
antropologie. Zijn bevindingen in de oorlog in Vietnam waren bijvoorbeeld heel
politiek.
- Scott’s interesses lagen bij agrarische samenleving. Dat was een verschuiving t.o.v. de
dominante onderzoekslocaties binnen de antropologie (namelijk tribale/urbane
samenlevingen).
- Hij had een positief mensbeeld: ‘Quaker doctrine of the light of God in every man.’
- Politiek klimaat in Scott’s tijd: opkomst van het socialisme, Vietnamoorlog, oorlog en
conflict in Laos en Cambodja.
The Moral Economy of the Peasant (Scott) - eerste boek
Hoe kan het dat het zo lang duurt voordat een onderdrukte groep (peasants) in opstand komt?
Scott voelde zich vaak een eenling binnen de massa. Het is een harde werker.
Morele economie: subjectieve ervaring van economische verhoudingen. Vooral: wat
beschouwen mensen als rechtvaardig en onrechtvaardig? Het bepalen hiervan legitimeert
ongelijke machtsverhoudingen, maar geeft ook een duidelijke grens aan.
Weapons of the Weak: Everyday Forms of Peasant Resistance (Scott) - tweede boek
Gaat over alledaagse vormen van verzet. Zijn mensen aan de onderkant van de samenleving
willoos slachtoffer van macht en dominantie? Scott kijkt met name naar subtiele en covert
vormen van verzet: bijv. op de werkvloer, humor.
Domination and the Arts of Resistance: Hidden Transcripts (Scott) - derde boek
Gaat over impliciet/indirect verzet. Scott heeft kritiek op het concept van hegemonie van
Gramsci. Hegemonie verwijst naar een vorm van overheersing die niet is gebaseerd op fysieke
dwang, maar op instemming van de ondergeschikte klasse. Scott vindt dit hegemonie-concept
onjuist, omdat: het is in de onderklasse hun eigen belang om zich in het openbaar zo
inschikkelijk mogelijk te gedragen. Maar we moeten verder kijken dan dit ‘public transcript of
subordination’, want ondergeschikten hebben ook een verborgen vertoog (een ‘hidden
transcript’) waarmee ze hun kritiek op machthebbers verwoorden. Heel subtiel en covert dus.
Seeing Like a State (Scott) - vierde boek → hierover meer.
The Art of Not Being Governed: An Anarchist History of Upland Southeast Asia (Scott) -
vijfde boek
Gaat over de vraag waarom staten stoppen/ophouden aan de voet van bergen. Waarom kunnen
beschavingen bergen niet beklimmen?
Staten liggen historisch gezien altijd in het laagland; er is een sterke sociale stratificatie. Het
grootste deel van de menselijke geschiedenis waren er geen staten, en heuvels waren de plek
waar politieke vluchtelingen heengingen.
Inspiratiebronnen voor Seeing Like a State: