Toetsdoelen/samenvatting Oriënteren en Observeren (jaar 1, periode 1)
Boek: Observeren en Rapporteren (3e editie)
Hoofdstuk 1
Observeren maakt deel uit van de ontwikkeling —> vanaf de eerste levensmomenten
- baby’s, peuters en kinderen leren door observeren
Alledaags observeren = omvat zo het voortdurend en ongemerkt waarnemen, verwerken en
interpreteren van zintuiglijke prikkels
- je beseft niet meer dat je observeert en hieruit gevolgen trekt voor je handelen
Onbekend persoon ontmoeten —> eerst alle uiterlijke eigenschappen van persoon observeren
(fysiek voorkomen, kleding, haardracht) —> deze waarneming bepaalt vanaf het begin je oordeel
over ‘wie’ de persoon is
- pas wanneer je direct met de ander communiceert, observeer je ook overige zaken die je eerste
waarneming ver jnen
Verbale gedrag = bevat alles wat de persoon in woorden uitdrukt
Non-verbale gedrag = omvat alle signalen die we niet in woorden uitdrukken, zoals
gelaatsuitdrukking, oogcontact, lichaamshouding, gebaren en bewegingen
—> je observeert vaak overeenkomsten dan wel verschillen tussen de verbale en non-verbale
signalen van de ander —> je probeert te toetsen of dat wat de persoon zegt, overeenkomt met
dat wat de persoon lijkt te denken of te voelen (waarnemen van gelaatsuitdrukking en
lichaamshouding)
Paraverbaal gedrag = bestaat uit stemhoogte, ritme, toon —> observeer je ook
In dagelijkse interacties focus je vaak ongemerkt op non-verbale signalen —> sommige van deze
hebben een universele betekenis (in elke cultuur dezelfde betekenis —> glimlach = toenadering)
Eerste indruk = uit je allereerste waarneming van de persoon bouw je direct gedachten en
gevoelens op —> observeren doe je op die manier om je snel sociaal te plaatsen tegenover de
ander
- eerste indruk blijft vaak bestaan in de mening die je over iemand vormt
Observeren heeft meerdere doelen —> je krijgt informatie over:
- anderen, met wie je al dan niet direct communiceert
- relaties en situaties, waarbij je al dan niet betrokken bent
- jezelf, vooral door zelfobservatie en zogeheten ‘afgeleide’ observatie
Zelfobservatie = jouw waarneming van je eigen gedrag en innerlijke prikkels (lichamelijke
gewaarwordingen, gevoelens en gedachten)
Afgeleide observatie = jouw waarneming van hoe anderen zich ten opzichte van jou verhouden,
waaruit jij ‘a eidt’ wat zij over jou denken en voelen
—> je observeert om je eigen gedrag en dat van anderen te begrijpen —> dit helpt je om je
interacties met je omgeving direct te kunnen sturen
Spiegelneuronen = zijn hersencellen die actief worden wanneer je observeert wat iemand doet
- zijn gelegen in delen van het brein die ook actief zijn wanneer je zelf handelt
- spiegelneuronen ‘spiegelen’ de handelingen van anderen alleen maar door observatie, ook al
handel je zelf niet —> zelfs bij observeren van gevoelens worden ze actief
Attributie = je geeft automatisch betekenis aan en zoekt naar verklaringen voor het gedrag van
anderen en jezelf —> gebeurt niet zomaar toevallig, maar volgens strategieën die vastleggen op
welke manier je gedragingen meestal interpreteert
fl fi
,—> in het leven van alledag observeer en interpreteer je continu en impliciet om je omgeving en
jezelf te begrijpen en meteen te kunnen handelen
Observeren = betekent letterlijk ‘gadeslaan’, ‘in acht nemen’ of ‘waarnemen’
Waarnemen = bestaat zuiver gesteld uit het opnemen van prikkels met de zintuigen
- afhankelijk van de prikkels gaat het om verschillende zintuigen (zicht, gehoor, reuk, tast- en
smaakzin)
- ook innerlijke gewaarwordingen horen tot de waarneming (pijn, jeuk, warmte)
Alledaags observeren gebeurt zonder dat je er bewust bij stilstaat —> heeft dus beperkingen
Selectiviteit van de alledaagse waarneming = ons brein kan altijd maar een deel van de
beschikbare zintuiglijke informatie verwerken
Subjectiviteit van de alledaagse waarneming = door de automatische werking van je brein geef je
spontaan richting en betekenis aan je waarnemingen —> op deze manier kleurt bijvoorbeeld je
eerste indruk ten onrechte al je verdere observaties van iemand
- bijvoorbeeld: wanneer je je niet lekker voelt, stoor je je aan alles
Professioneel observeren vereist dat je vakkundig handelt —> objectief waarnemen, er pas
achteraf betekenissen aan geeft en deze betekenissen ook kunt beargumenteren
—> observeren in het dagelijks leven is een subjectief, continu en impliciet persoons-, situatie- en
moment gebonden proces van waarneming en interpretatie
Professioneel observeren = observeren als beroepsvaardigheid om gedrag, personen of situaties
te begeleiden —> is bewust en met doelgerichte aandacht door de zintuigen waarnemings-
prikkels in je opnemen en verwerken
Vier kwaliteitseisen in het werkveld van professioneel observeren:
- bewust informatie opnemen —> tijdens professionele observatie besef je dat je observeert
- doelgerichte aandacht —> professioneel observeren doe je door je doelgericht in te spannen
om gedragsinformatie te verzamelen
- observeren met je zintuigen —> je neemt waar met je ogen, oren, de geur, tast- en smaak zin
(zijn natuurlijke ‘instrumenten’ die je nog vóór andere hulpmiddelen gebruikt, zoals pen en
papier)
- registreren en communiceren —> je moet er voor zorgen dat je je waarnemingen bewaart,
eenvoudig en snel kunt ophalen en overzichtelijk kunt rapporteren
—> de essentie van professioneel observeren is dat je bij iedere stap van de waarneming stilstaat
en deze doelmatig begeleidt
1. Wat is alledaags observeren?
Alledaags observeren —> omvat het voortdurend en ongemerkt waarnemen, verwerken en
interpreteren van zintuiglijke prikkels.
2. Wat is het verschil tussen verbaal, non-verbaal en paraverbaal gedrag?
- Verbaal gedrag —> bevat alles wat de persoon in woorden uitdrukt
- Non-verbaal gedrag —> omvat alle signalen die we niet in woorden uitdrukken, zoals
gelaatsuitdrukkingen, oogcontact, lichaamshouding, gebaren en bewegingen.
- Paraverbaal gedrag —> bestaat uit stemhoogte, ritme en toon
3. Wat is het nut van de ‘eerste indruk’?
Tijdens ontmoeting met onbekende heb je een eerste indruk —> uit je allereerste waarneming van
de persoon bouw je direct gedachten en gevoelens op —> observeren doe je op die manier om je
snel sociaal te plaatsen tegenover de ander
• eerste indruk blijft vaak bestaan in de mening die je over iemand vormde
4. Noem drie hoofddoelen van observeren.
,Observeren heeft meerdere doelen —> je krijgt informatie:
• over anderen, met wie je al dan niet direct communiceert;
• over relaties en situaties, waarbij je al dan niet betrokken bent;
• over jezelf, vooral door zelfobservatie en zogeheten ‘afgeleide’ observatie
Je observeert niet alleen om informatie over anderen te krijgen, maar ook over hoe anderen jou
waarnemen —> hoe jij denkt en voelt dat anderen jou waarnemen.
5. Geef de basisde nitie van waarnemen.
Waarnemen —> bestaat zuiver gesteld uit het opnemen van prikkels met de zintuigen (afhankelijk
van prikkels gaat het om verschillende zintuigen —> zicht, gehoor, reuk, tast- en smaakzin)
• ook innerlijke gewaarwordingen horen tot de waarneming (pijn, jeuk, warmte)
6. Op welke manier is de alledaagse waarneming selectief en subjectief?
- Selectiviteit van de alledaagse waarneming —> ons brein kan altijd maar een deel van de
beschikbare zintuiglijke informatie verwerken.
- Subjectiviteit van de alledaagse waarneming —> door de automatische werking van je brein
geef je spontaan direct richting en betekenis aan je waarnemingen
7. Welke twee eerste stappen op het leertraject naar professioneel observeren oefen je
concreet in dit hoofdstuk?
8. Welk gevaar houdt de eerste indruk in voor professioneel observeren?
Bij een eerste indruk bouw je direct gedachten en gevoelens op —> hierdoor vorm je een mening
over iemand —> dit kan ervoor zorgen dat de professionele observatie positief of negatief
gekleurd wordt —> hierdoor is de observatie subjectief in plaats van objectief.
9. Vat de vier kwaliteitseisen van professioneel observeren samen.
Professioneel observeren —> bewust en met doelgerichte aandacht door de zintuigen
waarnemingsprikkels in je opnemen en verwerken, 4 kwaliteitseisen:
- bewust informatie opnemen —> wat en wie wil ik observeren, waarom en hoe ga ik observeren
- doelgerichte aandacht —> aandachtig overdenken welk soort gedrag en situaties je moet
waarnemen om een antwoord te krijgen op je observatievraag
- observeren met zintuigen —> je neemt waar met je ogen, oren, de geur, tast- en smaakzin
(natuurlijke ‘instrumenten’, nog voor je andere hulpmiddelen gebuikt)
- registreren en communiceren —> tijdens professioneel observeren moet je er nog meer voor
zorgen dat je waarnemingen bewaard, eenvoudig en snel kunt ophalen en overzichtelijk
rapporteert wanneer dat nodig is
10. Bespreek de fundamentele verschillen tussen alledaags en professioneel observeren.
Figuur 1.1 Alledaags versus professioneel observeren: gelijkenissen en verschillen
Hoofdstuk 2
Observeren doe je om zicht te krijgen, letterlijk en guurlijk, op het gedrag van anderen en jezelf
- in het werkveld is observatie een wetenschappelijke methode om gedragsinformatie te
verzamelen —> einddoel is vaak het voorspellen van gedrag
Professioneel observeren = het verzamelen en het ordenen van waarneembaar gedrag, vooral
door de visuele en aanvullend auditieve waarneming (ogen en gehoor) —> de observatie gebeurt
in de natuurlijke omgeving van de persoon zonder of met minimale controle op het gedrag door
de observator
Eerste doel van observatie is vooral beschrijvend —> je wilt een beeld schetsen van
samenhangen tussen gedragingen, bij één of tussen meerdere personen
- aanvullend wil je ook ontdekken hoe gedrag samenhangt met de omgeving
Duidelijke vraag/ voldoende informatie —> toetsend observeren (hypothesen opstellen)
fi fi
, Hypothese = een toetsbare verwachting of voorspelling van hoe het gedrag zich zal voordoen in
een situatie
—> je observeert vooral om ‘waarschijnlijke samenhangen’ tussen gedragingen te ontdekken
Observatie is niet altijd mogelijk
- gedrag dat zich niet afspeelt op het moment zelf, is niet geschikt voor observatie (gedrag uit
verleden of toekomstig gedrag)
- sommige gedragingen zijn weinig frequent of onvoorspelbaar —> je kunt gedrag niet altijd
tevoorschijn roepen, je kunt er als observator ook niet altijd bij zijn als het gedrag er is
Observatie is soms minder geschikt of praktisch nauwelijks te doen —> wanneer je informatie wilt
over een groot aantal personen
Observatie is ook minder geschikt voor weinig toegankelijke onderwerpen —> bijvoorbeeld als het
gaat over intieme of taboeonderwerpen, zoals seksueel gedrag
—> je streeft ernaar zo veel mogelijk het gedrag direct te kunnen waarnemen, of zo weinig
mogelijk te moeten interpreteren tijdens de observatie
- cognities (of gedachten) en emoties (of gevoelens) lijken daarom minder geschikt om te
observeren
Observatie wordt moeilijker wanneer de afstand groter is tussen het waarneembare gedrag en het
innerlijke proces waarover je informatie zoekt
- er zijn heel wat tussenstappen tussen de innerlijke toestand (zoals zich gelukkig voelen) en het
observeerbare gedrag dat daarvan de werkelijke weerspiegeling is
Meest directe manier van informatieverzameling heeft de voorkeur —> je kiest dan om in een
gesprek of een vragenlijst te peilen naar de gevoelens of de overtuigingen van een persoon, in
plaats van deze door een omweg uit het gedrag af te leiden
Observeren is vooral nuttig wanneer je informatie wilt over gedrag waar mensen niet bij stilstaan
of maar deels zicht op hebben
- kan gaan om gedrag van één persoon of tussen een beperkt aantal personen
Observatie is zinvol bij personen die om diverse redenen verbaal beperkt zijn
- bijvoorbeeld baby’s, peuters of bejaarden, mensen met een spraakbeperking of handicap
- maar ook taalverschillen die het moeilijk maken om met anderen te communiceren
—> observeren doe je dus vooral wanneer je verwacht dat personen hun gedrag onnauwkeurig,
onvolledig of onjuist in een gesprek of vragenlijst zullen beschrijven, door cognitieve, emotionele
of situationele eigenschappen of beperkingen
Observatie van verbaal gedrag —> omvat bijvoorbeeld dat je de gevolgen waarneemt van wat
een persoon vertelt, of de betekenis ervan door een inhoudsanalyse nagaat
Observatie van non-verbaal gedrag —> omvat alle niet-taalgebonden kanalen —> bijvoorbeeld
handelen, gelaatsuitdrukkingen en visuele communicatie zoals oogrichting en -contact, alsook
paraverbaal gedrag, lichaamsbeweging, -houding of uiterlijke eigenschappen
- non-verbale observatie bevat ook lichamelijk contact of afstand tussen personen, hun
ruimtelijke plaatsing en oriëntatie (zoals de verhouding van personen tegenover elkaar en/of de
omgeving)
—> observatie is nuttig voor veel verschillende soorten gedrag en situaties
De relatie tussen geobserveerd gedrag en innerlijke processen is meervoudig
- één gevoel kan zich in verschillende gedragingen uiten, en omgekeerd kan eenzelfde
waarneembaar gedrag diverse gevoelens of gedachten weerspiegelen
Psychologisch construct = verzamelt innerlijke en uiterlijke eigenschappen onder één term